Je stoel draaien is belangrijk in het tv-programma The Voice of Holland. Als de kandidaten auditie doen voor deze zangwedstrijd, zitten de coaches met hun gezicht van ze af. Pas als een coach vindt dat iemand voldoende kwaliteit heeft, drukt hij op zijn knop en draait zijn stoel.
Wat heeft hij dan gedaan? Volgens veel internetgebruikers, heeft zo’n coach dan gedraaid:
– Haha, die zus had het niet eens door dat Roel had gedraaid!
– Wauw, wat een uithaal! Alle coaches hebben gedraaid.
– Jammer dat er niemand heeft gedraaid.
Volgens veel beschrijvingen van de grammatica van het Nederlands klopt dat niet.
Het zou is gedraaid moeten zijn. Nu komt die constructie ook wel voor, maar veel minder. Bovendien klinken die ‘correcte’ voorbeelden eigenlijk een beetje raarder dan de ‘incorrecte’:
– Stel: jij deed een spetterende auditie en iedere coach is gedraaid (…)
– tenzij er maar één coach is gedraaid.
De reden is volgens Maaike Beliën in een zojuist verschenen artikel dat zijn en hebben twee verschillende betekenisdimensies naar boven halen van werkwoorden als draaien. Dat soort (bewegings)werkwoorden beschrijven een verandering, en zijn benadrukt het resultaat van zo’n verandering. Ik draai en draai maar door, en aan het eind van al dat gedraai ben ik honderdtachtig graden gedraaid.
Hebben benadrukt aan de andere kant de actie, de handeling. Vandaar dat het werkwoord bij The Voice of Holland zo natuurlijk klinkt, want het draaien van de coaches is daar echt een daad.
Beliën laat zien dat het verhaal ook voor andere werkwoorden opgaat die een beweging uitdrukken; voor keren bijvoorbeeld. Net als de bovenstaande voorbeelden haalde Beliën ook de onderstaande van het internet (waar ik ze nu niet meer terug kan vinden, maar dat terzijde):
– Omdat we deze afrit misten, zijn we gekeerd bij de volgende afrit.
– Daardoor reden we een afslag voorbij, dus toen het even rustig was hebben we gekeerd, nog een gevaarlijk kunstje, omdat de weg niet zo breed was en de greppel behoorlijk diep, maar het lukte.
In de eerste zin wordt het gewone zijn gebruikt, dat dus het resultaat van het keren benadrukt. In de tweede zin ligt de nadruk veel duidelijker op de actie zelf, die met alle moeilijke details wordt benadrukt. En in dat geval gebruikt de schrijver dus liever hebben.
Ook voor stijgen geldt zoiets, blijkens de volgende voorbeelden:
– De werkloosheid is vervolgens nog een tijdje gestegen.
– Daarna hadden we nog een tijdje gestegen.
De tweede zin, met hebben, klinkt buiten de context een beetje raar, maar niet wanneer je de context erbij bedenkt: hij gaat over een groep verkenners die op zaterdag zijn gaan mountainbiken, iets waarvan voor deze zin aan de orde komt de moeilijkheden worden benadrukt:
–Voor sommigen was dit erg vermoeiend, maar uiteindeijk zijn we allemaal naar boven gekomen. Vanzelfsprekend moesten wij ook weer dalen. Dit was ook niet altijd even makkelijk, maar duidelijk veel leuker dan het stijgen.
Wanneer hierna dan gezegd wordt dat we ‘nog een tijdje gestegen’ hadden, is dat niet meer zo gek. Zodra het even moeilijk wordt, benadruk je de actie – en gebruik je hebben.
Mient Adema zegt
Hèhè, eindelijk eens een stukje dat ook eenvoudige luitjes kunnen begrijpen. 🙂
Soms bekroop me namelijk het gevoel dat ik mogelijkerwijs grotelijks in de maling werd genomen, zoals bij die laatste P.C. Hooft-prijs. Maar dat ligt aan mij, ik weet 't.
JannieTR zegt
Ikzelf moet nog steeds erg nadenken bij: vergeten zijn en vergeten hebben. Ik heb mijn boek vergeten (mee te nemen)? En ik ben je naam vergeten? Zo is het toch?
Mark zegt
Volgens Marc's samenvatting van Beliën's analyse is er geen noodzakelijk verband tussen het hulpwerkwoord en bepaalde werkwoorden of werkwoord-naamwoord-combinatie, maar ligt het eraan wat je wilt benadrukken. Als het einddoel het belangrijkst is —bijvoorbeeld wanneer je iemand een reden wilt geven om z'n naam weer te vertellen, of om je een schoolboek te lenen— dan kun je "zijn" gebruiken: Ik ben je naam vergeten, wat was het ook alweer? Ik ben mijn boek vergeten, mag ik het jouwe even lenen?
'Vergeten' is interessant omdat het daarbij vanwege de betekenis van het werkwoord (tegen wil en dank iets niet meer weten) nogal moeilijk is om de handeling van het vergeten te benadrukken. Inderdaad komt "zijn" vaker voor met werkwoorden als vergeten, waarbij het moeilijk is om de handeling te benadrukken. En "hebben" komt vaker voor met werkwoorden waarbij de handeling op de voorgrond staat maar het einddoel moeilijk te benadrukken is — denk aan bewegingswerkwoorden die meer gaan over de manier van bewegen, zoals keuvelen, hinkelen, touwtjespringen en natuurlijk draaien!
Het interessante van Beliën's analyse is dat het haar niet gaat om het formuleren van de perfecte generalisatie die verklaart waarom sommige werkwoorden gaan met "zijn" en andere met "hebben", maar juist dat ze variatie in de hulpwerkwoordskeuze gebruikt om te laten zien dat de keuze zelf invloed heeft op welke betekenisschakering van het werkwoord er naar boven gehaald wordt.
Gaston Dorren zegt
Niet over nadenken. We mogen het lekker zelf weten.
Ik ben niet van de school die alles goed en mooi vindt, maar als moedertaalsprekers massaal onzeker zijn over een spreektaalkwestie, dan is er kennelijk geen geldige regel.