Door Leonie Cornips
Buiten stormt het, de bomen waar ik op uitkijk schudden heen en weer en de steeds terugkerende regenvlagen zijn zo intens dat op mijn toch wel drukke plein geen mens, noch hond of verkeer te bekennen valt.
Voor mij op tafel ligt de ‘Codex Nederlandse-Limburgse toponiemen’ van Arthur Schrijnemakers: een 951 pagina’s tellend boek dat de motieven van naamgeving van 1160 plaatsnamen in Limburg probeert te achterhalen. Deze codex, gestoken in een donkerbruine kaft met gouden letters, is in oktober 2014 uitgekomen in een oplage van 200 exemplaren uitgegeven door de Stichting CultuurHistorische Uitgaven Geleen (SCHUG) en de tweede druk komt eraan. Het woord codex – van het Latijnse caudex ‘houtblok’ – betekent niet meer dan dat het boek gebonden is en de informatie erin gebaseerd op historische bronnen, 1425 in totaal.
Schrijnemakers, psycholoog, filosoof en historicus, is nu 97 jaar, woont sinds 1952 in New York en heeft zijn hele leven historische gegevens over plaatsnamen in Limburg verzameld en vastgelegd.
Een stormachtige zaterdagmorgen leent zich uitstekend om aandachtig dit indrukwekkende levenswerk te bekijken. Wat opvalt is dat het achterhalen van een oorspronkelijk motief voor een plaatsnaam nooit eenvoudig is. Een voorbeeld als Erdbrug (Sevenum) is een uitzondering. Erdbrug is de naam van een hoeve en voor deze hoeve lag een groot ven en daardoorheen was een moerasbrug van hout en zoden aangelegd die in de volksmond ‘erdbrug’ genoemd werd.
Hasselt bij Velden is ook duidelijk. Deze plaatsnaam uit het jaar 1326 komt van hassel (hazelnoot) gecombineerd met het achtervoegsel–t dat een verzameling aanduidt. Hasselt betekent dus een ‘groep hazelaars’.
Maar nu lastige plaatsnamen zoals Venlo, in de veertiende eeuw Venle, in de vijftiende eeuw Venlo en Venloe; daarna Venlo en ook wel Venloo. En ook wel Venlen, Vendle, Vendelo, Veenloe, Vennelon (jaar 1000), Venla (jaar 1170). In 1653 dacht men dat Venlo genoemd was ‘na sijn turfachtigen en veenighen grond’ want venbetekende toen ‘veen of moeras’. Maar venkan ook een ‘klein meertje in de heide’ betekenen en niet alleen veen. ‘Lo’, het tweede deel van Venlo kan verwijzen naar ‘bos’ maar ook preciezer naar ‘open plek in het bos’ of ‘poel, plas, moeras, zompig gebied en natte weide’ dus de naamkundigen verschillen door de eeuwen heen van mening wat ‘lo’ nu precies betekent.
Venray heette vroeger Rothe (jaar 1206), Rode en Rodhe (dertiende eeuw), Venrode (vijftiende eeuw), Raede, Venraed (1484) en Venray in 1490. Het centrum van Venray is al vanaf 700 bewoond. Het woord rode duidt op een plaats waar bomen of struiken met wortels en al zijn uitgeroeid. Ven in Venray (hetzelfde ven als in Venlo) werd niet door de (streek)bewoners zelf aan Rode toegevoegd. Zelfs bewoners nu zeggen nog rooj tegen Venray; ven komt in het lokale dialect niet voor. Venray heette eeuwenlang Rode maar buitenstaanders vonden het nodig om Rode te onderscheiden van (Sint-Oedens)Rode en (des Hertzogen)Rode (=Herzogenrath). De juiste betekenis van Venray is ‘de nederzetting Ray bij het veenmoeras’.
Maar nu Sittard of Sitter, Sithert, Siter, Zitterne, Ziterne (twaalfde eeuw), Sitere (dertiende eeuw), Zittart en Sittert (veertiende eeuw). Mogelijke verklaringen voor de naam Sittard beslaan 16 pagina’s in de codex. Maar volgens Schrijnemakers komt Sittard het meest waarschijnlijk voort uit ‘Sît(er)’ dat het aan de ‘zijde van de berg’ gelegen terrein betekent ofwel ‘bergflank’. De kern van de (latere) stad Sittard ontwikkelde zich bij een oversteekplaats aan de Geleenbeek. Aangezien ook de oevers van die beek moerassig waren, werd juist die oversteekplaats gekozen waar de heuvel Kollenberg de Geleenbeek het dichtst benaderde, dus waar de moerassen het smalst waren.
De meest tot de verbeelding sprekende verklaring van de plaatsnaam Sittard vind ik die van schrijver Felix Rutten. Karel de Grote zou eens aan het eind van de jacht op de deur van een boshut geklopt hebben in wat later Sittard zou heten om de terugweg naar Aken te vragen en ook hoe laat het was. Toen het antwoord luidde: ‘Een uur na zonsondergang’ zou de keizer in hoftaal gezegd hebben: ‘Si tard’ oftewel ‘Zo laat’?
wolf Hopma zegt
In een streek, waar het wemelt van plaatsnamen uitgaand op “rade”: kerk, lands, ekels, doen, amsten, wijnands, bingel, herken, etc. lijkt het aanrekkelijk aan te namen dat er bij ‘Sittard’ of ‘Zitterd’ sprake is van een verspirnginh van de letter R. Dat zou dan leiden tot Sitrade. Een dergelijke verspinging is oa terug te vinden in ‘Voerendaal’, dat in het dialect als ‘Voelender’ wordt uitgesproken.
Het rooien van bossen, waardoor in de tijd van bovengenoemde Karel de Grote (sprak die Frans? bestond Frans toen al? maar daarover elders) uitsparingen ontstonden, zoals je die nu nog in ‘diep Wallonie’ kunt herkennen, leidde tot suffixen als “rode”, ‘rooi”(kin, ammel), ‘rade’, ‘raay’. Wat er voor dat ‘rooi’ stond was iets locaals, een eigennaam, etc. Dus naar de betekenis van ‘Sit’ is het maar ‘raden’.
wolf Hopma zegt
Bij pogingen de betekenis te achterhalen van plaatsnamen kan het geen kwaad na te gaan of er soortgenoten bestaan.
In het geval van Sittard levert dit op; Zijtaart in N-Brabant, Hof ter Zitterd, een kasteel in Oost Vlaanderen