Door Jan Uyttendaele
De redactie van De Standaard gaf de opdracht aan twee medewerkers van de Taalunie om een lijst samen te stellen van Vlaamse varianten van het Nederlands waarover op de redactie soms onenigheid bestaat. De lijst bevat duizend woorden, gekozen uit de ruim vierduizend die in Van Dale als ‘Belgisch’ worden gemarkeerd, wordt gepubliceerd in boekvorm onder de wat provocerende titel Hoe Vlaams mag uw Nederlands zijn? (die titel verwijst naar de gelijknamige ophefmakende enquête van november 2014) en wordt aangeboden als gratis bijlage bij de krant van het weekend van 7 en 8 februari 2015.
Dat de redactie van een krant aan haar medewerkers duidelijk wil maken, welke Belgisch-Nederlandse woorden, wendingen en uitdrukkingen ze als standaardtaal beschouwt, is natuurlijk een goede zaak. Op die manier wil ze uiteraard discussies op de redactie voorkomen en de neuzen van alle medewerkers in dezelfde richting zetten. Zo’n interne publicatie van de krant lijkt op zich erg zinvol, maar de vraag is natuurlijk wel welk nut het kan hebben om die lijst ook aan alle lezers te bezorgen. (Ik neem aan dat dit niet alleen gebeurd is om meer kranten te kunnen verkopen!) Het oordeel dat de samenstellers over al die Belgisch-Nederlandse woorden vellen, moet vanzelfsprekend gebaseerd zijn op informatie van officiële instanties: in dit geval taaladvies.net van de Nederlandse Taalunie en taaltelefoon.net van de Vlaamse overheid. De taaladviezen van deze beide instanties zijn voor iedereen gemakkelijk bereikbaar op het internet. Het heeft dan ook op het eerste gezicht weinig zin om ze nog eens in een boekje te zetten, tenzij dat boekje een meerwaarde heeft voor de gebruikers, door de beredeneerde keuze voor een aantal twijfelgevallen bijvoorbeeld of door de extra informatie die erin gegeven wordt voor een bepaald doelpubliek. In deze recensie houd ik me ver van de discussies over de status van het Belgisch-Nederlands en vraag ik me alleen af of het zin heeft om deze publicatie ook voor een ruimer publiek beschikbaar te stellen en wat de waarde ervan kan zijn voor de gewone taalgebruiker.
Over de gebruikte selectiecriteria komen we in de tweevoudige inleiding niet zo veel te weten. Volgens het woord vooraf van de hoofdredacteur van De Standaard was er sprake van drie criteria: ‘omdat ze vaak gebruikt worden, veel discussie uitlokken, of omdat ze kleurrijk zijn’. (p. 4) In het woord vooraf van de samenstellers vernemen we verder dat dit boekje ‘voornamelijk gaat over mediataal’ en dat ze dialectwoorden ‘in principe’ niet hebben opgenomen. Bovendien komen er ‘weinig platte woorden, vaktalige en overheidstermen’ in voor (p. 6). Het gaat, aldus nog de hoofdredacteur, vooral om de ‘formele standaardtaal’ (p. 4). Het lijkt dan ook wat vreemd dat de samenstellers het nodig hebben gevonden om bij een heleboel woorden één van de volgende twee icoontjes toe te voegen: een ‘stropdas’ voor formeel en een ‘teenslipper’ voor informeel. Maar met het oog op het doelpubliek van redacteurs en medewerkers is dat onderscheid wel zinvol. Formeel betekent hier namelijk: ‘bij voorkeur te vermijden als mensen aan het woord zijn, bijvoorbeeld in citaten, interviews, columns…’ en informeel: ‘bij voorkeur alleen te gebruiken als mensen aan het woord zijn, enz.’ (p. 8). Het spreekt vanzelf dat bij alle afgekeurde woorden de standaardtalige variant wordt gegeven. De opname van ‘een standaardtalig alternatief dat over het hele taalgebied geldt’ (p. 8) bij alle goedgekeurde Belgisch-Nederlandse woorden is eveneens nuttig, omdat op die manier een keuzemogelijkheid wordt aangeboden. Ik bedoel daarmee dat ik hoop dat de journalisten van De Standaard door dit boekje niet verplicht worden om altijd en overal het Belgisch-Nederlandse woord te gebruiken, maar ook af en toe eens mogen kiezen voor wat ‘Standaardnederlands in het hele taalgebied’ is.
Van de duizend trefwoorden blijkt ongeveer drie kwart ‘Standaardnederlands in België’ te zijn. Dat wijst erop dat veel Vlaamse woorden intussen die status hebben gekregen. Door middel van de opname van een citaat uit de krant van het afgelopen jaar toont het boekje aan, dat die woorden ook in De Standaard bestaansrecht hebben verworven. De informatieve waarde van die citaten is echter klein. Voor mijn part hadden de samenstellers het citaat beter kunnen weglaten bij alle goedgekeurde woorden. Alleen bij de afgekeurde woorden lijkt het me zinvol om een citaat op te nemen waarin de verbetering voorkomt. Ik heb bovendien de indruk dat al die overbodige citaten bij de goedgekeurde woorden verhinderen dat er bij bepaalde woorden meer uitleg wordt gegeven. Soms is die uitleg echter onmisbaar. Zo wordt bijvoorbeeld gekend vervangen door bekend, maar er wordt niet bij gezegd dat gekend wél het voltooid deelwoord is van het werkwoord ‘kennen’. Het is niet mijn bedoeling om veel detailkritiek te geven, maar bij veel trefwoorden ontbreekt echt de noodzakelijke toelichting. Daarvan geef ik nog enkele voorbeelden. Bij aanzien als staat te lezen: ‘De passieve vorm is in de Belgisch-Nederlandse versie ‘aangezien worden als’ en in het algemeen standaardtalige alternatief ‘aangezien worden voor’. ‘(p. 10) Tweemaal aangezien dus, maar in het citaat staat wel: ‘wordt aanzien als’. Baanvak wordt goedgekeurd, maar over baan in de betekenis van ‘weg’ wordt niets gezegd. Bemerking wordt goedgekeurd als Belgische variant van opmerking, maar aanmerking wordt niet genoemd. Bij fier wordt niet vermeld dat fier alleen standaardtaal is in Vlaanderen in de betekenis van ’trots op wat men bezit of heeft bereikt’ (‘fier op’) en standaardtaal is in het hele taalgebied in de betekenissen ‘zichtbaar een sterk zelfbewustzijn en eergevoel hebbend’ en ‘statig’, bv. ‘fiere houding’ (zie taaladvies.net). In iets lukken moet zijn: ergens in slagen. Maar dat het werkwoord lukken in de standaardtaal wél onpersoonlijk gebruikt kan worden (‘Het is me gelukt om…’), komen we niet te weten. Bij je moet niets doen wordt het betekenisverschil tussen je hoeft niet en je moet niet niet aangegeven. Nevel wordt gepresenteerd als een synoniem van mist, maar volgens Van Dale is er wel een duidelijk betekenisverschil. Verlof wordt zonder meer afgekeurd en vervangen door vakantie, maar over ziekteverlof, zwangerschapsverlof, ouderschapsverlof enz. (allemaal standaardtaal in het hele taalgebied!) wordt niet gesproken. Het werkwoord kwetsen wordt zonder verdere uitleg afgekeurd en vervangen door verwonden. Schoon wordt zonder meer vervangen door mooi. En zo zou ik nog een tijdje door kunnen gaan.
Soms menen de samenstellers ook etymologische informatie te moeten geven, bv. bij brossen (spijbelen): ‘komt van het Waalse ‘brousser’ wat betekent: buiten de paden door het bos lopen’ (p. 23). Dat gebeurt echter zo lukraak en op zo’n anekdotische manier, dat het net zo goed achterwege had kunnen blijven. Wie dit boekje raadpleegt, hoeft toch niet te weten dat de oorspronkelijke betekenis van fier ‘woest’ was, ‘eerst gezegd van dieren, later van mensen’ (p. 37). Nog een laatste voorbeeld: ‘Er zijn mensen die denken dat een ‘ver-stands-kies’ zo heet vanwege de stand van de kies ver achter in de mond.’ (p. 122) Dit doet echt helemaal niets ter zake!
Over de (naar mijn idee te beperkte keuze) van afgekeurde woorden, kan men natuurlijk altijd van mening verschillen. Soms gaat het hier duidelijk over dialectismen en die hadden zeker weggelaten kunnen worden, bv. effenaf, God en klein Pierke, Frans/Engels met haar op, ergens een lap op geven en zever in pakskes. Maar het is vooral jammer dat sommige gevallen waarover in Vlaanderen veel discussie bestaat of waartegen veel fouten worden gemaakt, opvallend afwezig zijn in dit boekje, bv. akkoord zijn, zich interesseren voor, een iemand, ziek vallen, de gij-vorm (In de Taaldatabank van de VRT lees ik: ‘In het hedendaagse algemeen Nederlands is gij alleen bruikbaar voor God’), hem in onderwerpsfunctie (‘Wat zegt ‘em?’), de hoofdtijden van slaan en slagen (en andere werkwoorden), de gebiedende wijs van zijn, dewelke en hetwelk, niet het minst en niet in het minst, zo groot als en groter dan, zich inbeelden en zich voorstellen enz. Maar ik ben er mij van bewust dat de samenstellers op dit punt geen volledigheid konden nastreven.
Het wordt tijd om te besluiten. De woordenlijst van De Standaard, die in de eerste plaats bedoeld is als werkinstrument voor de redactie, geeft een beperkt beeld van de Belgisch-Nederlandse standtaardtaal en is geen perfect naslagwerk. Hoewel een groot deel van de informatie die het boekje bevat al op internet beschikbaar is, kan het ook buiten de redactie diensten bewijzen. In dat verband pleit ik al langer voor een aparte publicatie voor het onderwijs, waarin duidelijkheid wordt gegeven over een aantal courante onderwijstermen. (Zie mijn bespreking van Nederlands voor Taalhelden) Wat is het nu eigenlijk: kopies of kopieën, nota’s of notities, bordveger of bordenwisser, quoteren of beoordelen, schoolagenda of klasagenda, uurrooster of lesrooster enz.? Wat is het verschil tussen: corrigeren en verbeteren, verlof en vakantie, alinea en paragraaf, synthese en samenvatting, examen en proefwerk, enz.? Dat zijn maar enkele van de vele vragen waarop het onderwijs in Vlaanderen van de Taalunie graag een antwoord zou willen krijgen. Een soortgelijk boekje met de nodige uitleg bij deze en soortgelijke schooltermen zou naar mijn idee heel nuttig kunnen zijn.
Hoe Vlaams mag uw Nederlands zijn? 1.000 Belgisch-Nederlandse woorden. Samenstelling en redactie: Ludo Permentier en Rik Schutz. De Standaard, januari 2015, 125 p. Het boekje kan hier gratis worden gedownload.
taaldenker zegt
Waarom stelt u zelf niet zo'n woordenlijst met onderwijstermen samen? U weet waar de knelpunten zitten en u kent de bronnen met de taaladviezen, dus wie is er meer geschikt om dat te doen dan u?
Jan Uyttendaele zegt
Bedankt voor de suggestie. Alleen begin ik daar niet aan, maar ik zou er graag aan willen meewerken. Je hebt er natuurlijk wel een uitgever voor nodig, hè!
Maartje Luif zegt
Ik denk dat het, net als het Standaard Stijlboek, heel handig is voor andere schrijvers en schrijfdocenten, zoals ik. Als promotiemiddel bij de hele oplage doen, is vooral slim (de krant was al vrij vroeg op vaal plekken uitverkocht), maar verder vast nergens voor nodig.
Maartje Luif zegt
veel