Door Marc van Oostendorp
Toen Willem Frederik Hermans in 1952 zijn rechtszaak won, verloor de literatuur. Dat heeft de Amsterdamse hoogleraar Thomas Vaessens de laatste jaren een aantal keer beweerd. Hermans stond voor de rechter omdat de hoofdpersoon in Ik heb altijd gelijk allerlei onaardige dingen zei over katholieken – dat ze zich maar bleven voortplanten en zo, het soort dingen dat tegenwoordig de paus zegt. Hermans zou hebben gewonnen omdat de uitspraken van een romanpersonage niet op het conto van een auteur konden worden geschreven; maar daarmee zette de rechter volgens Vaessens de literatuur voortaan buiten spel.
Naarmate de literatuur autonomer werd, boette ze in aan autoriteit in maatschappelijke discussies. In een boek kun je alles wel beweren, het maakt niets uit.
Het proefschrift van Laurens Ham Door Prometheus geboeid is deels een weerlegging van de bewering van Vaessens’ stelling en deels een aanvulling erop.
Tijdgeest
Hij onderzoekt hoe de relatie tussen autonomie en autoriteit zich in de negentiende en de twintigste eeuw ontwikkelde aan de hand van het werk van vijf schrijvers: Jean Baptiste Didier Wibmer, Multatuli, Lodewijk van Deyssel, Carry van Bruggen en Willem Frederik Hermans. Bij iedere schrijver analyseert hij hoe die zichzelf plaatste op de assen autonoom – gebonden en autoriteit – verschoppeling, maar ook hoe anderen hem zagen en bovendien bespreekt Ham steeds één schrijver die min of meer in het kielzog van de hoofdpersoon opereerde. Zo krijg je een interessant, veelzijdig beeld van een langzame en soms wat meanderende ontwikkeling waarbij schrijvers steeds weer autoriteit proberen te verwerven juist op basis van het feit dat ze buiten de gevestigde orde stonden.
Bij veel schrijvers is er ook een ontwikkeling zichtbaar. Van Deyssel presenteert zich in zijn jeugd als een krachtige, sterke figuur die wel eens even zal komen vertellen hoe het allemaal moet, terwijl hij tegen het eind van zijn leven zijn beoogd biograaf juist bergen dagboeken en ander materiaal toeschuift waaruit zijn zwakheid blijkt. Hermans verzet zich aan het begin van zijn carrière tegen autobiografisch geschrijf, maar legt naarmate de tijdgeest verandert juist steeds meer de nadruk op het autobiografisch gehalte van zijn eigen werk.
Getikt
Door heel precies vijf voorbeelden na te gaan die samen de hele periode van twee eeuwen bestrijken, geeft Ham een goed beeld van de permanente worsteling tussen vrij en onafhankelijk zijn en een gezaghebbende stem hebben waarnaar geluisterd wordt.
Af en toe zet hij daarbij een detail recht. Het verhaal over Hermans’ rechtszaak dat ik hierboven in de mond van Thomas Vaessens legde, is het verhaal zoals het meestal wordt verteld. Ham liet zien dat de vrijspraak op een specifiekere grond was: niet omdat de beledigende woorden door een personage werden geuit, maar door een personage (Lodewijk Stegman) dat ontoerekeningsvatbaar was (dronken, gek). Stegman zou vanwege die ontoerekeningsvatbaarheid zelf niet eens veroordeeld zijn.
Dat is een belangrijk detail, vooral voor Ham, die zich vooral richt op de complexe manier waarop een auteur via zijn werk, via zijn pseudoniemen en via personages die al dan niet op hem lijken een beeld schept van zichzelf (posturing, noemt Ham dat). De feitelijke vraag is dus hoeveel afstand er precies is tussen Stegman en Hermans: voerde de laatste de eerste inderdaad op als een onverantwoordelijke, niet serieus te nemen figuur? Belangrijk is in dat verband dan ook weer dat Hermans na de veroordeling juist benadrukte dat hij nooit had gezegd dat Stegman dronken of getikt was.
Militair
Gaandeweg drong zich bij mij wel een beetje de vraag op waarom je je in een onderzoek naar de relatie tussen autonomie en autoriteit eigenlijk zou beperken tot literaire schrijvers. Alle publieke figuren presenteren ze zichzelf op een bepaalde manier (al maken ze daarbij meestal niet zo evident dat ze daarbij fictie gebruiken), ook politici doen dat, of non-fictieschrijvers, of mediapersoonlijkheden, of de paus. Ham gebruikt bovendien voor zijn schrijvers allerlei niet-literaire bronnen: een radio-optreden van Carry van Bruggen, de minutieuze dagboeken van Lodewijk van Deyssel.
De afbakening tot schrijvers krijgt daarmee iets willekeurigs. Ham stelt zich op een gegeven moment de vraag of hij zijn begrip posturing ook op het personage Lodewijk Stegman (die militair is en geen schrijver) mag toepassen. Maar waarom zou je dat niet ook voor andere mensen kunnen afvragen? Ook politici zijn zich steeds meer gaan presenteren als machteloze figuren die hun autoriteit juist ontlenen aan het feit dat ze buiten de gevestigde orde staan. Ook journalisten verschuilen zich achter het feit dat het door hun opgevoerde personages zijn die iets zeggen en niet zijzelf. In de sociale media is inmiddels zelfs iedereen bezig om zijn eigen autonomie én zijn eigen autoriteit te bevechten. Is het dan niet een beetje willekeurig om mensen die toevallig een geslaagde roman geschreven hebben daarbij apart te volgen?
Laurens Ham. Door Prometheus geboeid. De autonomie en autoriteit van de moderne Nederlandse auteur. Hilversum: Literatoren, 2015. Bestelinformatie bij de uitgever.
Laat een reactie achter