• Door naar de hoofd inhoud
  • Skip to secondary menu
  • Spring naar de eerste sidebar
  • Spring naar de voettekst
Neerlandistiek. Online tijdschrift voor taal- en letterkunde

Neerlandistiek

Online tijdschrift voor taal- en letterkundig onderzoek

  • Over Neerlandistiek
  • Contact
  • Homepage
  • Categorie
    • Neerlandistiek voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal

Tbutte Holland

14 maart 2015 door Marc van Oostendorp Reageer

Een geschiedenis van het Nederlands in 196 sonnetten (11)

Het Nederlandse sonnet bestaat 450 jaar. Hoe is het de taal in die tijd vergaan?

Door Marc van Oostendorp
Abraham Ortelius


Sommige sonnetten uit de late zestiende eeuw doen je de opwinding voelen. Hier was een nieuw genre, een vorm waaraan je kon laten horen dat je wist hoe het hoorde, wat er nieuw en modern was in de wereld. Nee, jij was niet zo’n muffe rederijker! Jij schreef sonnetten!

Een bekend voorbeeld daarvan was het sonnet dat de Leidenaar Jan van Hout in 1579 (veertien jaar na het in druk verschijnen van het eerste Nederlandse sonnet) schreef toen Abraham Ortels op bezoek kwam. Antwerpen, dat was het New York van de zestiende eeuw, en Van Hout wilde onder het mom van bescheidenheid even laten horen dat hij precies wist hoe het hoorde. Hij schreef een behoorlijk ingewikkeld gedicht:


Tot Abraham Ortelium C.M. Aerd-scriver sinen vrund – Sonet

Een slecht dOR TELischsken, van geest en sap vercout
 Hebt gi begeert, um hier in diner vrunden gaerde
 T’ingriffelen, de stam, beneffens wel vermaerde,
 Wiens bladerich geruisch slaet aen de blaeuwe vout.
Wat zalmen zeggen, als-men tgensken hier anschout,
 Mit tgraeu-geveerde vel, (dat noit geen cunst en baerde)
 Bi zwanen wit besneeut? gus gens, wech, diner vaerde!
 T’geliefde’u doch; tzi zo; te pande dan behout
Van uwen vrund van Hout, dees verskens but van geest.
 Mit recht, want tbutte’ Holland zijn zoochamme’ es geweest
 Daer Geest dORTE Land is vruchtloos dan deur verjaerden mis
De mis nu missende, mist ooc de geesten vrucht
 Dus bliven wi vast but gelooft nu tou gerucht
 Dat unze’ Hollandsche geest van geender gueder aerd en is.

(Pembroke College, Cambridge, MS. 2. 113, f. 231; overgenomen uit de DBNL)

(U wilde een armzalig dor takje, verkild in geest en levenssappen, in de boomstam te enten in uw vriendelijke boomgaard, van de ook nog zeer beroemde boom, waarvan het ruisen der bladeren tegen het blauwe gewelf aanslaat. Wat zal men zeggen als men hier het gansje aanschouwt met zijn grijsgeveerde vel (dat nooit kunstzinnigheid losmaakte) bij wit besneeuwde zwanen? Hup, gans, scheer je weg! U wilde het zelf zo; het zij zo; neem dan als kostbaarheid van uw vriend Van Hout deze versjes, bot van geest. Met recht, want het botte Holland is zijn zoogster geweest. Waar geest verdorde draagt land geen vrucht behalve door verjaarde mest; als de mest ontbreekt, mist de geest ook vrucht. Dus blijven wij aldoor bot, gelooft nu het oud verhaal dat onze Hollandse geest niet van goede aard is.)

Hopeloos ouderwets

Het is een van de eerste vrijwel volmaakte sonnetten van de noordelijke Nederlanden, met een moderne metriek, met een elegant rijmschema, met een ingewikkelde zinsbouw waardoor je alles een paar keer moet doorlezen voor je er een touw aan kunt vastknopen (over regel 11 ben ik nog steeds niet zeker). Tegelijk bevat het allerlei woordspelletjes, zoals over mest en missen, of het feit dat de dorre takken komen van iemand die Van Hout heet, terwijl de naam van de aangesprokene op een andere manier tweemaal in het gedicht gevlochten is, in regel 1 en 13.

Tegelijkertijd is de laatste regel, over de onuitroeibare botheid van de Hollander een soort parodie op de stijl van de Hollandse rederijker, met zijn hopeloos ouderwetse alliteratie (geest van geender gueder aard) en zijn niet helemaal lopende maat.

But

Dat gold denk ik ook voor but in plaats van bot. Zo zei men dat woord in Leiden – en een lange strook langs de kust, tot in West-Vlaanderen — wel, maar in Antwerpen beslist niet. Die verandering van o naar u is een van de raadselachtigste veranderingen in het Nederlandse dialectlandschap geweest. Hij wordt wel ‘spontane palatalisatie’ genoemd en in dat ‘spontane’ zit natuurlijk het venijn. Het betekent dat er geen duidelijke aanleiding voor was; de wetenschap houdt doorgaans niet van dingen die ‘spontaan’ gebeuren.

Ook unze in plaats van onze is zo’n spontane palatalisatie. Sommige hebben overigens uiteindelijk de standaardtaal gehaald. Dat geldt bijvoorbeeld voor het woord cunst dat Van Hout hier gebruikt: dat was elders const.

Hoe dan ook gold die spontane palatalisatie als een duidelijke aanwijzing waar iemand vandaankwam: uit de kuststreek en niet uit de grote stad. But en uns zeggen was zelf een beetje, nu ja, bot.

Met dank aan Frank Willaert voor hulp bij de hertaling.

Delen:

  • Klik om af te drukken (Wordt in een nieuw venster geopend) Print
  • Klik om dit te e-mailen naar een vriend (Wordt in een nieuw venster geopend) E-mail
  • Klik om te delen op Facebook (Wordt in een nieuw venster geopend) Facebook
  • Klik om te delen op WhatsApp (Wordt in een nieuw venster geopend) WhatsApp
  • Klik om te delen op Telegram (Wordt in een nieuw venster geopend) Telegram
  • Klik om op LinkedIn te delen (Wordt in een nieuw venster geopend) LinkedIn

Vind ik leuk:

Vind-ik-leuk Aan het laden...

Gerelateerd

Categorie: Artikel Tags: 16e eeuw, 196 sonnetten, letterkunde, poëzie, sonnet

Lees Interacties

Laat een reactie achterReactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

Primaire Sidebar

Gedicht van de dag

Daniël Vis • Dit blijft geheim, Luísa

Hoe doe je dat? Is het voldoende
om erover te blijven praten,
de woorden te herhalen?

➔ Lees meer

Bekijk alle gedichten

  • Facebook
  • YouTube

Chris van Geel

BEDELDEUN

“’k Heb kalk in m’n hoofd,
hoor je ’t rammelen,
hoor je ’t rammelen,
maak je ’t goed?

Heb je niet een paar kousen,
niet een lapje of een hoed,
hoor je ’t rammelen,
hoor je ’t goed?”

(Bedeldeun)

Bron: Barbarber, januari 1961

➔ Bekijk hier alle citaten

Agenda

12 september 2025: Dag van de Nederlandse partikels

12 september 2025: Dag van de Nederlandse partikels

7 juli 2025

➔ Lees meer
10 juli 2025: Hofwijck en het lezen van maakbaar landschap

10 juli 2025: Hofwijck en het lezen van maakbaar landschap

4 juli 2025

➔ Lees meer
29-30 september 2025: Struggling Sovereignty

29-30 september 2025: Struggling Sovereignty

3 juli 2025

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle agendapunten

Neerlandici vandaag

geboortedag
1871 Kornelis ter Laan
1912 Félicien de Tollenaere
➔ Neerlandicikalender

Media

‘Pipi, paradoxen en leermomenten’

‘Pipi, paradoxen en leermomenten’

5 juli 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
Plein Publiek: Nadia de Vries

Plein Publiek: Nadia de Vries

5 juli 2025 Door Redactie Neerlandistiek 1 Reactie

➔ Lees meer
Van Tamazight tot straattaal – met Khalid Mourigh

Van Tamazight tot straattaal – met Khalid Mourigh

2 juli 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle video’s en podcasts

Footer

Elektronisch tijdschrift voor de Nederlandse taal en cultuur sinds 1992.

ISSN 0929-6514
Bijdragen zijn welkom op
redactie@neerlandistiek.nl
  • Homepage
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Over Neerlandistiek
  • De archieven
  • Contact
  • Facebook
  • YouTube

Inschrijven voor de Dagpost

Controleer je inbox of spammap om je abonnement te bevestigen.

Copyright © 2025 · Magazine Pro on Genesis Framework · WordPress · Log in

  • Homepage
  • Categorie
    • Voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal Neerlandistiek
  • Over Neerlandistiek
  • Contact
%d