De oudst bekende benaming voor ’t feest van 25 december is kersts dach (ao 1236), letterlijk ‘Christus’dag’). Dat kerst is uit Christus ontstaan, zoals geïllustreerd wordt door dit citaat uit de Rijmbijbel (1285) van Jacob van Maerlant: “Jc weet wel dat kerst comen sal”. En vijf jaar later, 1290, uit een Oost-Vlaamse tekst: ”Dattu sijn gheselle best Des mannes die seght dat hi es kerst” (dat jij de metgezel bent van de man die zegt dat ie Christus is).
Kerst of Kerstmis
door Jan Stroop
Als mijn indruk juist is dan zeggen de meeste katholieken kerstmis, de overige Nederlanders kerst. Dat zou dan ook geografisch enigszins zichtbaar moeten zijn: meer kerstmis-zeggers in ’t zuiden van Nederland, meer kerst-zeggers in ’t noorden. Maar daarover bestaan geen gegevens. Waar wel gegevens over zijn is de verandering in de verhouding tussen die twee in de loop van de tijd.
Tussen Christus en kerst hebben een aantal mutaties plaatsgevonden. De laatste lettergreep is verdwenen, wat vaak gebeurde bij de onbeklemtoonde laatste lettergreep van Latijnse leenwoorden. Dat de r van plaats verwisselt met een klinker, krest wordt kerst, is in die fase van het Nederlands een meer voorkomend verschijnsel. We herkennen ’t ook in bijvoorbeeld borst, dat eerst brost was, net als nog in ’t Duits, vorstaan de grond (tegenover Duits Frost), Vlodrop, dat eerst Vlodorp heette. Klinkers, vooral korte klinkers, waaieren vaak alle kanten uit. Vandaar kerst-, kirst-, karst- en korst-.
’t Opmerkelijkste verschil tussen Christus en kerst betreft de eerste medeklinker. Christus is de vorm die ’t Griekse Christos in ’t Latijn aangenomen heeft. Die ch staat bij alle Griekse leenwoorden in ’t Latijn voor de Griekse chie [Χ], maar de uitspraak werd in veel gevallen een k. Zo ook bij Christus. Alle talen die dat Latijnse woord overgenomen hebben, hebben de k-uitspraak: Christ (Fr. Eng.). Christus (Dts), Cristo (It, Sp, Port.), Kristo (Esp.). Het verschil tussen Christ(us) en kerst blijkt dus, wat die medeklinker betreft, alleen een verschil in schrijfwijze te zijn.
Dat in bepaalde protestantse kringen in Nederland de Griekse uitspraak Christus (met de ch van chronologie) gangbaar geworden is, is waarschijnlijk te danken aan de geleerden die in opdracht van de Staten Generaal de Statenvertaling (1637) maakten die uitging van de originele Griekse teksten. Dat staat los van de kwestie waar ’t nu verder over gaat, ’t gebruik van kerstnaast kerstmis.
Van de twee heeft kerstmisals benaming voor ’t Kerstfeest de oudste papieren, te weten een tekst uit 1432: Kersmisse. Dat wil niet zeggen dat kerst niet voorkwam, maar dat was nooit als zelfstandig woord, maar altijd als onderdeel van een samenstelling: ’t al genoemde kersts dach. Later gevolgd door kerstfeest, kerstkindje, kerstboodschap, en pas veel later door kerstboom, kerstvakantie, kerststol, kerstmarkt, enzovoorts.
De eerste keer dat enkelvoudige kerstaangetroffen wordt als naam voor ’t Kerstfeest is in een geschrift uit 1719: “De welcke verclaerden … dat op den tweeden dagh van Kers in den jare 1717 … ons geheele dorp (Jisp, Noord-Holland) met water is overstroomt.” Dan is er een hele tijd niks, tot 1909, toen ’t Nieuwsblad van het Noorden schreef: “enkele dagen, na de Kerst”. Dat is opmerkelijk, want in de kranten van 1900 die ik doorzocht heb, komt dat simplex (’t enkelvoudige woord) kerst niet voor.
Ik heb voor mijn zoekerij gebruik gemaakt van de historische databank Delpher (van de KB). Dat is niet altijd een bevredigende aangelegenheid, vanwege de gebrekkige zoekmachine. Toen ik zocht naar “kerst” kreeg ik 456 hits, maar daarvan bleek bij nader onderzoek dat minstens 300 ervan ’t woord Eerst betrof. De kerst-hits van 1900 waren allemaal samenstellingen, als kerstkransen, kerstfeest, kerstdagen, kerstboom (!). Heel vaak werden, ook toen al!, de twee delen los geschreven: kerst kransen. Kerstmis zat er, een paar keer, alleen tussen als het deel -mis op een nieuwe regel stond.
Kerstmis kwam in de kranten van 1900 695 keer te voorschijn. Hierbij waren geen foutmeldingen vanwege de zoekmachine. Een aantal van de resultaten was het simplex Kerstmis, Maar er zaten ook veel samenstellingen tussen: Kerstmisgeschenken Kerstmisartikelen, Kerstmiskaarten, Kerstmiscadeaux, Kerstmisgelukwenschen, Kerstmisrecepties, Kerstmiscake, Kerstmismails, Kerstmisdoosjes, Kerstmisetalage en Kerstmisverrassing. Kerst-werd toen steeds met een hoofdletter geschreven, ook in samenstellingen.
Conclusie is dat in de kranten van ’t jaar 1900 de benaming voor ’t feest nog uitsluitend Kerstmiswas. Tegenwoordig is kerstmis ver in de minderheid, blijkt uit de kranten van 24 december jl.. Daar vond ik 1359 keer kerst en 417 keer kerstmis. Samenstellingen met kerstmis (type Kerstmiskaarten) komen in 2015 niet meer voor. ’t Enkelvoudige kerst is natuurlijk afkomst uit een samenstelling. Ik houd ’t op de kerstdagen, getuige uitingen als: “we komen met de kerst”.
Die uiting staat al in De Zaanse Volkstaal (1897) van G.J. Boekenoogen (blz. 188): “Ik wensch je ‘en plezierige Kers, We kraige ’en witte kers”. Boekenoogen vermeldt ook die al genoemde vroege Kers uit 1719 (Jisp).
’t Zal toch niet waar dat ’t Zaans, nadat ’t ons eerst ’t moderne groetwoord doeg/doei geleverd heeft, nu ook al verantwoordelijk is voor de hedendaagse benaming kerst?!
Laat een reactie achter