Door Sylvia Wijsman
Het meest irritante woord van het jaar 2015 is het woord me, volgens een onderzoek van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie (INL). Het woord me kreeg 30% van de 25.000 stemmen. Het is niet het woord zelf dat mensen de kriebels bezorgt, maar het verkeerde gebruik ervan. Me is namelijk een persoonlijk voornaamwoord, maar het wordt soms als bezittelijk voornaamwoord gebruikt.
Me pa is niet thuis en memoeder is er nooit.
Aan dit ‘verkeerde’ gebruik van me in de spreektaal raken we langzamerhand gewend, maar de stemmers in het onderzoek van INL vinden het vooral ergerlijk dat ze het steeds meer in geschreven taal tegenkomen.
Wat opvalt als we kijken naar de schrijftaal waarin me als bezittelijk voornaamwoord voorkomt, is dat taalgebruikers me niet gebruikt in alle soorten geschreven teksten.
In een formele brief aan de overheid, de werkgever of in een officieel rapport zal je het niet zo snel tegenkomen. Taalgebruikers voelen aan dat me als bezittelijk voornaamwoord alleen kan worden gebruikt in bepaalde contexten, afhankelijk van het medium en het publiek van de tekst. In WhatsApp-berichten bestemd voor vrienden en familie is het bijvoorbeeld veel gebruikelijker om meop deze manier te gebruiken. In dit soort contexten lijkt het gebruik van me zelfs bij te dragen aan de creatie van een intieme sociale kring.
In een formele brief aan de overheid, de werkgever of in een officieel rapport zal je het niet zo snel tegenkomen. Taalgebruikers voelen aan dat me als bezittelijk voornaamwoord alleen kan worden gebruikt in bepaalde contexten, afhankelijk van het medium en het publiek van de tekst. In WhatsApp-berichten bestemd voor vrienden en familie is het bijvoorbeeld veel gebruikelijker om meop deze manier te gebruiken. In dit soort contexten lijkt het gebruik van me zelfs bij te dragen aan de creatie van een intieme sociale kring.
Interessant genoeg is het gebruik van me als bezittelijk voornaamwoord geen nieuw fenomeen. In de 17e eeuw gebruiken sommige schrijvers het al, bijvoorbeeld Hooft en Huygens. Maar ook toen kon me zeker niet in alle contexten worden gebruikt. In formele brieven vinden we meniet in dit gebruik: dan kiezen de auteurs het nettere mijn/myn. Waar we het wel tegenkomen is in blijspelen en in kluchten. Dit zijn teksten waarin volksfiguren worden neergezet in alledaagse situaties en hier hoort een informeel, volks taalgebruik bij. Voorbeelden zijn het blijspel Warenar en de klucht Trijntje Cornelis.
Soo laetme vrienden t’avont by de jouwe vergaren (Warenar, 358-359)
Om het hylick te beschryven met ghemeen accoort
‘Dus laat mijn bloedverwanten vanavond met de jouwe samenkomen
Om eensgezind de huwelijkse voorwaarden op te stellen ’
Maer, Nichje, dat je ’t weet, men slaepste die ick zaijde (Trijntje Cornelis, 201-202)
Is ’tbedde van me man, daer ick te nacht in laijde.
‘Maar nichtje, dat je het weet, die slaapplaats waarover ik vertelde
Dat is het bed van mijn man, waar ik ’s nachts in lig.’
Het verschijnsel me laat dus – zowel voor de 17eeeuw als onze huidige wereld – zien dat schrijvers kunnen variëren in hun taalgebruik, en dat die variatie samenhangt met het genre van de tekst, het publiek dat de schrijvers voor ogen hebben en de effecten die ze bij dat publiek beogen. Taalvariatie binnen auteurs is het gevolg van onzichtbare patronen en strategieën – en die zijn fascinerend onderzoeksmateriaal: wat maakt precies dat een auteur aanvoelt in een specifieke situatie wel of niet bepaalde varianten van zijn taalvermogen te kunnen benutten?
Aan de Universiteit Utrecht wordt momenteel een project opgestart om de taalvariatie binnen auteurs van het 17e-eeuws Nederlands beter te begrijpen: Language Dynamics in the Dutch Golden Age (onder leiding van Marjo van Koppen en Feike Dietz). In dit project worden zowel taalkundige als letterkundige analysemethoden gebruikt om een antwoord te vinden op de vraag waarom een specifieke variatiemogelijkheid in bepaalde situaties wordt gebruikt. Komt dit bijvoorbeeld door het genre of door de sociale achtergrond van het beoogde publiek?
Op het moment ben ik stagiaire in dit project en doe ik onderzoek naar variatie bij het gebruik van bijvoeglijk naamwoorden. Op de site van het project kun je meer informatie vinden over het project, mijn deelproject en over de vorderingen van het onderzoek: http://languagedynamics.wp.hum.uu.nl/.
Jan Stroop zegt
Ik kan 't niet eens zijn met de bewering dat 'me' in 'me pa en me moeder' een persoonlijk voornaamwoord is.
Zoals ik bij 't blog van 7 december heb opgemerkt, is 'me' de vorm van 't bezittelijk voornaamwoord die ontstaat als 'm'n' voor een beklemtoonde lettergreep staat.
Dat is een algemener verschijnsel.
Randstedelingen laten (bij 't spreken) de n voor een beklemtoonde lettergreep altijd weg. Nieuwslezers zeggen bijvoorbeeld: Balke-ende. Presentatoren spreken van Kope-hage. Koning Willem-Alexander noemt zijn oom Meester Pieter van Volle-hove.
Je hoort en leest dat 'me' trouwens tegenwoordig ook voor een niet-beklemtoonde lettergreep: 'me verlies'. Dat is, vermoed ik, een uitbreiding van 't domein van 'me'.
Dat je o.a. bij Google ook vormen vindt als: "Hij lijkt niet op ze vader", met 'ze' dat op dezelfde manier uit 'z'n' ontstaan is, bewijst op een andere manier dat we hier te maken hebben met bezittelijke voornaamwoorden.
Ben erg benieuwd hoe dat in de 17e eeuw was.
Gosse Bouma zegt
Veel voorkomende vormen met een niet-beklemtoonde eerste lettergreep zijn
telefoon (me 470.000, mijn 360.000)
mobiel (me 595.000 mijn 434.000)
verjaardag (me 220.000 mijn 295.000)
Data op basis van ong. 2,6 miljard tweets, 2011-2014, zie http://www.let.rug.nl/gosse/Ngrams
De query [me,mijn] * met als optie toon de eerste 500 voorbeelden, levert nog meer interessant vergelijkingsmateriaal van de frequentie van me vs mijn voor een aantal typische twitter zelfst naamwoorden.
Mient Adema zegt
Iedereen, ook schrijfster, is het erover eens dat me vader en ze moeder bezittelijke en geen persoonlijke voornaamwoorden bevatten. En die beklemtoonde volgende lettergreep is ook niet zo dwingend. Er is sedert 1600 niet echt veel veranderd. Jolig waren we altijd al. Het wetenschappelijk substraat is alleen nog wat zwak. Ik zit er niet mee.
Jan Stroop zegt
Ik ben alweer een stapje verder, voortschrijdend inzicht!, vanwege de feiten uit de 17e-eeuw. De verandering van m'n in me en z'n in ze zou wel eens te maken kunnen hebben met het verdwijnen, in Holland, van de slot-n op 't eind van een onbeklemtoonde lettergreep.
Dat verschijnsel werd in 1625 al gesignaleerd door Christiaan van Heule, die uit Vlaanderen afkomstig was, waar deze vorm van reductie juist niet voorkomt:
“In Hollant [ ……….] neemtmen veeltijts de laetste N in het Veelvoudig af zeggende Scheepe, Huyze, Stede, Lande, in de plaetse van Scheepen, Huyzen, etc, ende Loope, Blijve, Valle, voor Loopen, Blijven, Vallen.”
Herma van den Brand zegt
De slot-n werd in spreektaal altijd al ingeslikt, denk ik. Dat in zeventiende-eeuwse toneelteksten het bezittelijk voornaamwoord "me" geschreven werd, lijkt me logisch omdat dit soort teksten de spreektaal van de personages weergeven. Hooft en Bredero wisten wel beter en varieerden hun (schriftelijke) taalgebruik. Nu is schrijven geen intellectuele vaardigheid meer.
Het is pas sinds een jaar of tien dat ook in formele situaties(!) "m'n" en "z'n" geschreven worden als "me" en "ze". Er wordt momenteel meer geschreven dan ooit, door jan-en-alleman: chat-, sms-, twitter- en whatsappberichtjes, oftewel: getikte spreektaalgesprekjes, waarin "m'n" natuurlijk "me" wordt. Tja, en dan gebeurt het dat men na verloop van tijd niet meer beter weet dan dat "me" bezittelijk voornaamwoord is. Zo past ons schriftelijk taalgebruik zich steeds meer aan de spreektaal aan!
Peter Nieuwenhuijsen zegt
In uitingen over ergerlijke taalverschijnselen zul je heel dikwijls de woorden 'steeds vaker' of 'steeds meer' (zie boven) tegenkomen. Het is mooi dat uit dit stuk blijkt dat er juist niets veranderd is sinds de 17e eeuw.
Overigens werd volgens mij pas toen de uitslag bekend werd, door het INL toegevoegd dat de ergernis op het schriftelijk gebruik van 'me' als bez.vnw sloeg. De stemmers wisten dat volgens mij dus niet.
En ten slotte wilde ik nog even wijzen op het enorme contrast tussen de eerste en de tweede persoon in deze zaak. Het gebruik van 'je' als bez.vnw. is, ook in geschrifte, volkomen aanvaard.
En als nabrander nog een leuk voorbeeld: Het is niet me broer en toch is het een zoon van me vader.
Herma van den Brand zegt
Beste Peter,
Ik ga ervan uit dat je in je eerste alinea reageert op mijn stukje. Uit het artikel blijkt niet dat er niets veranderd is sinds de 17e eeuw. Er wordt geconstateerd dat toen in officiele teksten wel 'mijn/myn' geschreven werd en er wordt verondersteld dat dat nu nog steeds het geval is. Dat laatste bestrijd ik. Ik zie steeds meer(!) 'me' i.p.v. 'mijn' opduiken in formele teksten en probeer daarvoor een verklaring te geven.