Dit manifest is opgesteld namens de twee meesterschapsteams Nederlands (letterkunde en taalkunde/taalbeheersing) die zijn ingesteld door acht Nederlandse universitaire faculteiten Letteren en Geesteswetenschappen.
Het schoolvak Nederlands is een belangrijk vak, dat gericht is op de ontwikkeling van taalvaardigheid en geletterdheid. Veel docenten Nederlands geven heel inspirerend en bevlogen les, maar toch is niemand echt helemaal tevreden over het vak. Veel leerlingen vinden Nederlands saai en docenten lijden vaak onder zware werkdruk. Meer algemeen is de kritiek: het programma heeft te weinig inhoud, is niet uitdagend genoeg, en het sluit onvoldoende aan bij de maatschappelijke eisen voor taalvaardigheid en geletterdheid. Dat moet en kan beter.
In 2015 heeft diverse malen intensief overleg plaatsgehad tussen docenten, wetenschappers, didactici, onderwijsonderzoekers en allerlei bij het schoolvak Nederlands betrokken instanties. Uit de discussies bleek een grote eenstemmigheid over de richting waarin het vak verder ontwikkeld en verrijkt dient te worden: het moet meer gaan om bewuste taalvaardigheid en bewuste literaire competentie, kortom bewuste geletterdheid.
Het doel van bewuste geletterdheid is vertaald in een aantal stellingen, die onder docenten op een breed draagvlak lijken te mogen rekenen. In november 2015 schaarde 75% van de neerlandici zich erachter bij een peiling op de conferentie Het Schoolvak Nederlands.
Dit vraagt om een fundamentele herziening van het curriculum Nederlands, een herziening die docenten ondersteunt in hun streven naar betere resultaten en aantrekkelijk en betekenisvol taal- en literatuuronderwijs.
Stellingen
- Bewust geletterd. Het schoolvak Nederlands moet gericht zijn op het ontwikkelen van een bewuste taalvaardigheid en literaire competentie. Dat betekent dat die vaardigheden steunen op inzicht in taal, literatuur en communicatie. Op die manier kunnen ze bijdragen aan de culturele, maatschappelijke en persoonlijke vorming van leerlingen.
- Doen maar ook denken. Het schoolvak Nederlands moet ook denkvaardigheidsonderwijs zijn en aansluiten bij recente didactische inzichten op het gebied van leerkrachtmodellering, en observerend en samenwerkend leren. Daarbij moeten een onderzoekende houding en creativiteit worden gestimuleerd en ontwikkeld.
- Vorm maar ook inhoud. Het schoolvak Nederlands moet meer gaan over het Nederlands: niet alleen de correcte vorm, maar ook het Nederlands als taalkundig fenomeen, als product en producent van cultuur in de context van andere culturen, als communicatiemiddel en als voertuig van het denken.
- Meer samenhang. Het schoolvak Nederlands moet meer gericht zijn op integratie van kennis en vaardigheden. Het vak is verkaveld in deelvaardigheden en domeinen waardoor de verbanden zoek zijn geraakt. Spelling, woordenschat, zinsbouw en het schrijven van een tekst staan vaak los van elkaar, net zoals literatuur en het lezen en schrijven van zakelijke teksten.
- Beloon inzicht. De eindtermen van het schoolvak Nederlands dienen aan te sluiten op het doel van bewuste taalvaardigheid en literaire competentie. Het bewustzijn van de eigen taalbeheersing en literaire competentie dient, net als de denkvaardigheid en de bereikte inzichten, expliciet te worden getoetst.
- Toets ook schrijven landelijk. Het maatschappelijke belang van een goede schrijfvaardigheid is zeer groot. Schrijven dient daarom in het schoolvak Nederlands centraal te worden getoetst.
- Minder werkdruk. De buitensporige werkdruk voor docenten in het schoolvak Nederlands moet omlaag, ook om ruimte te bieden aan vakdidactische ontwikkeling en scholing.
- Samenwerking en uitwisseling. De betrokkenen bij het schoolvak Nederlands moeten actiever samenwerken in de ontwikkeling van lesmateriaal en toetsing. De uitwisseling tussen wetenschap en schoolvak moet intensiever.
Toelichting
Naar bewuste geletterdheid. Taal vervult een sleutelrol in het ontwikkelen en uitwisselen van ideeën en culturele waarden en is van wezenlijk belang voor maatschappelijk succes. Daarom behoort het schoolvak Nederlands tot de kernvakken. Het belangrijkste doel in brede zin is geletterdheid. Dat betreft schriftelijke en mondelinge taalvaardigheid en het kunnen omgaan met (talige) informatie, maar het omvat tevens literaire competentie en cultuurhistorisch besef. Als die geletterdheid gepaard gaat met kennis en inzicht en leidt tot inzicht in het eigen niveau, gaat het om bewuste bekwaamheid. Het schoolvak Nederlands dient leerlingen bewust geletterd te maken.
Nieuwe media en communicatievormen stellen nieuwe, dringende eisen aan ons vak, net als de niet-eentalige Nederlandse achtergrond van steeds meer leerlingen. Het huidige programma van het schoolvak Nederlands, dat al meer dan 25 jaar nauwelijks veranderd is, is hierdoor niet langer adequaat. Het vak voldoet zelfs niet altijd aan maatschappelijke standaarden voor taalvaardigheid. Eén op de zeven vijftienjarigen is functioneel analfabeet. Hieronder bevinden zich zeer veel vmbo-leerlingen en ook veel autochtone leerlingen uit bijvoorbeeld Zeeland en Friesland. Gezien de sociale kwetsbaarheid van deze groep neemt de maatschappij hiermee een enorm risico. Docenten en studenten in het hoger onderwijs ervaren een kloof tussen de op het havo en vwo bereikte taalvaardigheden en de vereisten van het hoger beroepsonderwijs of de universiteit. Veel vervolgstudies zijn daarom genoodzaakt ingangstoetsen en reparatiecursussen in te zetten, wat ten koste gaat van de tijd voor de vakstudie.
Het programma van het schoolvak Nederlands bevat daarnaast onvoldoende stof om het inzicht in de Nederlandse taal en cultuur te vergroten, het is vaak niet uitdagend genoeg (leerlingen beoordelen Nederlands als een van de saaiste vakken) en het gangbare didactische materiaal gaat dikwijls onvoldoende de diepte in. Natuurlijk zijn er genoeg docenten die hun lessen zelf kunnen verrijken, maar ten eerste worden zij niet gesteund door het programma en ten tweede lijden zij onder een hoge werkdruk. Dit alles vraagt om een fundamentele herziening van het curriculum, een herziening die docenten ondersteunt in hun streven naar betere resultaten en betekenisvol onderwijs.
Het taalonderwijs is te weinig gericht op het bewust gebruiken van kennis over taal. Bewuste kennis over taal is niet alleen nuttig voor het vermijden van taal- en spelfouten, maar het biedt ook inzicht in een van de meest fundamentele culturele verworvenheden van de menselijke soort: de taal. Kennis over de wijze waarop betekenis voortvloeit uit het gebruik van taalvormen in verschillende maatschappelijke contexten en meertalige samenlevingen is een wezenlijk onderdeel van die verworvenheid. Naarmate die kennis toeneemt dient de balans steeds meer te verschuiven van feitenkennis naar inzicht, begrip en toepassing.
Ook het programma van het fictie- en literatuuronderwijs is onvoldoende gericht op een bewuste literaire ontwikkeling. Anno 2016 is het lezen van literatuur geen vanzelfsprekendheid. Van de leraar Nederlands die de leerlingen tot dit lezen wil verleiden, wordt dan ook de nodige overtuigingskracht vereist. Een goed doordachte visie op het fictie- en literatuuronderwijs is daarom een absolute voorwaarde. Het lezen van fictie en literatuur is niet alleen een plezierig tijdverdrijf, maar het bevordert ook een esthetische, emotieve, sociale, intellectuele en talige ontwikkeling. Recent empirisch onderzoek bevestigt deze claim. Meer dan andere teksten dwingen gedichten, verhalen en romans leerlingen tot ‘slow reading’, concentratie en reflectie. Literatuur confronteert de lezer bovendien met de grenzen van het historisch en cultureel denk- en zegbare en stimuleert zo tot creativiteit, reflectie, empathie en kritiek.
Didactisch is het curriculum in de schoolmethodes te zeer verkaveld: de samenhang tussen deelvaardigheden en domeinen is onduidelijk. De leerlijn voor het taalvaardigheidsonderwijs bestaat voor een deel uit het trainen van betekenisloze deelvaardigheden, vaak met vuistregels en ezelsbruggetjes. Willen leerlingen zich staande kunnen houden in een maatschappij met veranderlijke taalnormen en genres, dan zijn ze meer gebaat bij een aanpak die hun communicatieve vermogens vergroot, en dat op een creatieve manier. Dat kan bijvoorbeeld via het lezen van literatuur, creatief schrijven, en onderzoekend leren.
Er kan geen twijfel over bestaan dat de kennisinhoud van het schoolvak Nederlands de Nederlandse taal en cultuur is, in alle verschijningsvormen. Over literaire, digitale, informele en zakelijke taal zijn wetenschappelijk inzichten verworven, maar het onderwijs plukt daar nauwelijks de vruchten van. Het gaat er daarbij niet om dat het schoolvak vooral een wetenschappelijke inhoud zou moeten hebben. Er is echter wel behoefte aan een effectieve, naar schooltype en niveau gedifferentieerde vertaling van wat we weten over taal, communicatie en literatuur.
Ook de toetsing en examens zijn, afgezien van de schoolexamens, voorwerp van veel kritiek. De toetsing richt zich naar het oordeel van velen onvoldoende op het zichtbaar maken van de wijze waarop leerlingen redeneren en denken, en hoe ver zij zijn in de ontwikkeling van hun taalvaardigheid.
Specialisten en docenten hebben ernstige kritiek op het huidige centraal examen leesvaardigheid voor havo en vwo, terwijl de toetsing van schrijfvaardigheid volgens docenten en het hoger onderwijs een plaats in het centraal examen dient te krijgen. Voorbeelden uit het buitenland en ons eigen Staatsexamen en NT2-examen tonen aan dat centrale toetsing van schrijfvaardigheid met gecertificeerde beoordelaars op hoog niveau haalbaar is.
Samenwerking tussen alle betrokkenen is essentieel voor de nieuwe impuls op het gebied van leerdoelen, didactiek, inhoud en toetsing. Dat de wil en het enthousiasme om dit waar te maken er zijn, hebben de veldraadplegingen wel uitgewezen. De tijd is rijp om samen ernst te maken met meer bewuste kennis, meer inhoud, meer plezier en minder werkdruk in het schoolvak Nederlands.
Voor verdere informatie zie de website van Vakdidactiek Geesteswetenschappen.
Wouter van der Land zegt
Mooi gloedvol betoog, maar de waarde van literatuur wordt hier sterk overdreven. De bewering 'Meer dan andere teksten dwingen gedichten, verhalen en romans leerlingen tot ‘slow reading’, concentratie en reflectie' is niet te onderbouwen. Literatuur vraagt gemiddeld genomen niet om meer close-reading dan een filosofisch betoog, een recept, een politiek debat, een wiskunde-opgave, een pleidooi voor de rechtbank, een personeelsadvertentie, etc.
Laat leerlingen ALLE soorten teksten vaardig analyseren en produceren.