Door Marc van Oostendorp
De eerste Nederlandse vertaling van Louis-Ferdinand Céline in 1934 kon niet op iedereens goedkeuring rekenen. “Katholieken mogen deze smeerlapperij niet lezen,” schreef Gerard Knuvelder bijvoorbeeld in Roeping. “Men wordt van enkele pagina’s trouwens al onwel, en gebruikt daarom het papier van de Reis naar het einde van de nacht op de plaats waar dergelijk papier behoort.”
Knuvelder was een beroemde Nederlandse letterkundige, maar ik denk dat deze opmerking van hem nooit eerder gereveleerd was. Hij ging immers niet over een oorspronkelijk Nederlandstalig werk, maar over een vertaling. En vertalingen zijn lange tijd over het algemeen vrij secuur uit de studie van de Nederlandse literatuur gehouden. Dat is een beetje raar en kunstmatig: weinig lezers beperken zich tot oorspronkelijk werk, en het ‘literaire klimaat’ wordt mede daarom altijd ook bepaald door buitenlandse auteurs, al dan niet in vertaling.
Losjes
Mathijs Sanders probeert in zijn boek Europese papieren deze lacune te dekken voor ruwweg de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw. In dit boek beschrijft hij hoe enerzijds bekende schrijvers als Verwey, Nijhoff en Ter Braak via vertalingen van en verwijzingen naar het werk van buitenlandse schrijvers als Stefan George, André Gide en Henry Mencken hun eigen positie bepaalden en verstevigden en er anderzijds literaire instituties ontstonden als de Vereniging Nederland-Frankrijk die elders gegroeide literaire opvattingen hier wilden stekken.
In een appendix geeft Sanders daarbij een theoretische plaatsbepaling. Hij zet zich af tegen in zijn ogen teveel door theorie gedreven scholen als de literatuursociologie en bepleit een ‘inductieve’ methode. De feiten moeten spreken voor zichzelf, hoewel hij ze dan uiteindelijk wel weer probeert te vangen met theoretische concepten die aan de literatuursociologie ontleend zijn. Het komt er geloof ik vooral op neer dat hij wat losjes met de theorie omgaat.
Kwantitatief
In ieder geval blijkt juist het onderwerp buitenlandse invloeden heel vruchtbaar voor een sociologische analyse. Die buitenlandse schrijvers zetten als het ware zelf nooit een voet op Nederlandse bodem en precies daarom kunnen Nederlandse schrijvers met hen doen wat ze willen. Die buitenlanders worden daarmee pionnen in een Nederlandse strijd.
Het valt bijvoorbeeld op dat vrijwel alle ‘Europese’ papieren ofwel uit Frankrijk ofwel uit Duitsland komen. Dat is dan ook een belangrijke strijd: waar halen wij onze inspiratie vandaan, uit de ‘Romaanse’ of de ‘Germaanse’ geest? Hoewel Sanders duidelijk maakt dat ook in deze periode al kwantitatief de meeste vertalingen uit de Engelstalige wereld kwamen, speelden deze in het intellectuele leven hoegenaamd geen rol. Het werd gezien als ordinair vermaak, het échte denken gebeurde op het continent, en wel in de aangrenzende taalgebieden. (Als ik het goed heb worden Scandinavische en Zuid- of Oost-Europese literatuur niet echt besproken.)
Verbrokkeld
De wereld was dus een vrij overzichtelijke strijd Duitsland-Frankrijk tot in het laatste hoofdstuk ineens de invloed van de Amerikaanse criticus Henry Mencken op Menno ter Braak aan de orde komt. Als je streng in de leer bent zou je kunnen zeggen dat die Mencken in dit boek niet thuishoort omdat hij immers geen Europeaan was, en Ter Braak misschien nog niet eens zoveel van hem las. Maar in zekere zin is dat natuurlijk een voorbode voor de naoorlogse periode wanneer de culturele invloedssfeer kantelt en onze cultuur het continent vergeet en zich ook intellectueel vrijwel geheel op de Angelsaksische wereld richt.
De wat weifelachtige manier waarop met theorie wordt omgesprongen – de hoofdstukken beginnen vaak anekdotisch maar door het opduiken van allerlei theoretische termen maken ze uiteindelijk soms een wat verbrokkelde indruk – maakte het boek niet heel soepel om te lezen. Maar tegelijkertijd krijg je er wel een ‘kaleidoscopisch’ nieuw beeld door van een kant van het Nederlandse intellectuele leven in het interbellum dat we nog niet kenden: de Europese.
Mathijs Sanders. Europese papieren. Intellectueel grensverkeer tijdens het interbellum. Nijmegen: Vantilt, 2016. Meer informatie bij de uitgever.
Laat een reactie achter