Eindexamen gesprek (aflevering 4)
Door Marc van Oostendorp
Niet al je streven, schreef ik vorige keer, kan gericht zijn op het voorbereiden van jongeren op een ideale samenleving. Je wilt ze ook vertrouwd maken met de rijstebrijberg waar ze in de werkelijke wereld mee moeten omgaan, de kakofonie die helemaal niet voortkomt uit één geest, maar uit al die andere geesten die ons omringen, en die op elkaar reageren in voortdurende interactie.
Daarnaast is er een verschil tussen een roman lezen en een opiniestuk lezen. Een roman biedt een onvervangbare ervaring; een opiniestuk is een vorm die misschien simpelweg wel zijn langste tijd gehad heeft.
Er is met andere woorden in mijn ogen slechts één ware vorm van taalgebruik, de oudste, het gesprek. Nu begrijp ik ook wel dat er meteen een probleem ontstaat wanneer je iemands gespreksvaardigheid wil gaan toetsen: hoe moet je dat doen?
Plot
En vooral: hoe moet je dat doen op een manier die ‘objectief’ is? Een gesprek wordt om te beginnen gemaakt door beide gesprekspartners, en bovendien kun je niet zeggen, wil je niet kunnen zeggen, dat daarbij een van de twee ‘wint’. Het is bovendien moeilijk te bepalen wat de bijdrage van ieder van de deelnemers is geweest aan het succes van een gesprek, en zelfs is het voor een buitenstaander moeilijk te bepalen hoe goed een gesprek is.
Iets soortgelijks geldt overigens ook voor het lezen van bijvoorbeeld literatuur. Hoe kun je bepalen of iemand een roman ‘goed’ gelezen heeft? Als ze de plot kan navertellen en de titel weet te ‘verklaren’?
Taaluiting
Wat als ik beweer dat de enige juiste manier van lezen van willekeurig boek er een is die het leven van de lezer radicaal van richting doet veranderen? Bijvoorbeeld omdat ze kennis heeft gemaakt met een nieuwe manier van denken en daarin zo ondergedompeld is geraakt dat ze de wereld nooit meer hetzelfde heeft kunnen zien als eerder? Ook als ze het verhaaltje niet echt goed kan navertellen en haar is ontgaan wat de titel van het boek eigenlijk is?
Want dat is natuurlijk de bittere waarheid over taalvaardigheid: dat ze niet meetbaar is. Dat er geen enkele objectieve manier is om vast te stellen wat een bepaalde taaluiting beoogt, en dus ook niet of de ander hem juist begrepen heeft.
Verschillende lichamen
De bedoeling van het onderwijs moet zonder enige twijfel zijn om mensen taalvaardiger te maken, dat wil zeggen zo min mogelijk onzeker, zo gelukkig mogelijk met de eigen capaciteiten om uit te drukken wat ze uitgedrukt willen hebben. Maar dat betekent dat je mate van taalvaardigheid in de eerste plaats door jezelf beoordeeld wordt; zeker waar het gaat om de ‘passieve’ vaardigheden.
Dat is zo’n impopulaire conclusie dat ik heb geaarzeld om hem op te schrijven. Laat je daarmee niet zien dat je bezig bent met iets vreselijk zweverigs en iets weinig corrects?
Ik denk dat ook hier de vergelijking met lopen en met andere alledaagse bewegingen nuttig is. Het is heel nuttig om je goed te kunnen bewegen. Je kunt daarvoor op gymnastiek gaan en op lessen in zelfverdediging. In het eerste geval kun je scholieren nog meten aan hoe ver ze kunnen springen of hoe hoog ze in het touw kunnen klimmen. Je gaat dan voorbij aan het feit dat die kinderen verschillende lichamen hebben, maar je hebt een soort maat. De vraag is alleen of die maat voortaan heel belangrijk moet zijn voor nieuwe burgers.
Zelfverdediging
In veel opzichten hebben kinderen meer baat bij lessen in zelfverdediging dan in sport: bij elegant leren bewegen, bij leren communiceren met het lichaam, bij leren hun lichaam te manipuleren in een ruimte waar ook andere mensen zijn. Bij leren te lezen hoe een ander beweegt en daar zo snel en adequaat mogelijk op te reageren.
Alleen: zelfverdediging is lastig te beoordelen op precies de manier waarop een gesprek lastig te beoordelen is. Natuurlijk, er zijn wel kampioenschappen judo, maar daarin wordt natuurlijk een gestileerde vorm van zelfverdediging beoordeeld op een manier die vooral beoefend wordt door professionals.
Converseren
En toch is zelfverdediging geen onderdeel van het schoolprogramma en sporten wel. En toch is een gesprek voeren op niet veel scholen een onderwerp waaraan lessen worden besteed, of dat geëxamineerd wordt.
Terwijl je het natuurlijk wel weet. Je kunt best een gevoel ontwikkelen of je met iemand een gesprek kunt voeren. Het is mogelijk dat het met iemand niet lukt, omdat iemand je niet ligt. Maar dan zou de kandidaat ook met meer dan één persoon moeten converseren.
(Wordt vervolgd)
Michel zegt
Jammer dat je toetsing en dan zeker streven naar objectieve toetsing zo’n belangrijke rol laat spelen in je afweging.
Toetsbaarheid moet absoluut geen criterium zijn voor onderwijs. Tenzij je toetsing inzet om het leren te ondersteunen en dan is ook meteen je bezwaar weg.