Eindexamen gesprek (aflevering 1)
Door Marc van Oostendorp
Ik ben de laatste tijd aan het nadenken over de ‘taalvaardigheden’. Wat zouden leerlingen moeten leren bij Nederlands? Ik zal daarover de komende dagen bloggen, want het onderwerp is interessant genoeg, en de eindexamens komen er weer aan.
De meeste deskundigen lijken het erover eens dat het schoolvak Nederlands vooral moet gaan om ‘taalvaardigheid’. Dat maakt het vak anders dan sommige andere vakken: bij aardrijkskunde zullen weinig mensen beweren dat het primair erom moet gaan dat mensen zich over de aarde moeten kunnen bewegen en bij geschiedenis is al helemaal onduidelijk welke ‘vaardigheid’ daar centraal zou moeten staan. Bij sommige andere vakken – denk aan wiskunde – zijn kennis en vaardigheid juist bijna synoniem met elkaar.
Goed, taalvaardigheid dus. Wie zal willen beweren dat het niet belangrijk is dat leerlingen leren om op hoog niveau met taal om te gaan? Om de een of andere reden hanteert voor zover ik kan zien iedereen daarbij dezelfde vierdeling: luisteren, spreken, lezen en schrijven.
Er zit een logica in die vierdeling, de logica van het tweedimensionale raster. De eerste twee zijn mondeling, de laatste twee schriftelijk; luisteren en lezen kun je ontvangend noemen en spreken en schrijven productief.
Vaderlandse politiek
Het is anderzijds moeilijk om op objectieve gronden een rangordening tussen de vier aan te brengen. In het huidige eindexamensysteem gebeurt dat impliciet wel; omdat leesvaardigheid bij het centraal examen wordt getoetst, kunnen we concluderen dat het kennelijk de belangrijkste van de vier is. Het gaat daarbij bovendien slechts over een bepaalde vorm van leesvaardigheid, namelijk van betogen waarin argumenten worden gegeven. De leerling moet de structuur van zo’n tekst bezien en de argumenten beoordelen.
Of je ook teksten kunt lezen die een heel andere functie hebben – een bijsluiter bij een medicijn, een gevoelsuitbarsting van je beste vriend, de notulen van een vergadering van je werk, een blog waarin iemand de vaderlandse politiek belachelijk maakt – wordt niet getoetst.
Nog niet uitgevonden
Wat kan het argument zijn om dat specifieke onderdeel voorrang te geven? Ik geloof dat de gedachte achter deze beslissing nobel is, maar ook ouderwets. Dat het idee is dat mensen nu eenmaal meer in de krant lezen, en dat ze dit doen om hun mening te vormen door rationeel de argumenten van de auteurs van gedegen opinie-artikelen te lezen. Ze komen dan beter beslagen ten ijs, zo is de redenering, wanneer ze zo’n tekst goed kunnen overzien en de argumenten kunnen toetsen.
Om een goede burger te zijn moet je de opiniepagina van Trouw en de Volkskrant nauwgezet en kritisch lezen, voordat je je keuze maakt. Slechts een enkeling zal ertoe komen om zelf ooit zo’n artikel te schrijven, dus dat hoeven we ook niet van alle tienduizenden scholieren te verlangen die ieder jaar eindexamen doen.
Het lijkt me een visie op het burgerschap die geldig was in pakweg de jaren tachtig, maar die allang niet meer voldoet. Een visie die voorbijgaat aan het feit dat opiniepagina’s van kranten allang niet meer de enige bron zijn van informatie voor de gemiddelde burger. Een visie die voorbijgaat aan het feit dat allerlei burgers veel gemakkelijker hun mening laten horen dan twintig jaar geleden. Een visie die net doet alsof het internet nog niet is uitgevonden.
Terwijl juist de komst van dat internet alles op zijn kop heeft gezet.
Aandachtig
Neem de structuur van de alinea, een van de hoekstenen van het eindexamen – waarin je vragen kunt verwachten over het logische verband tussen alinea’s of de vraag welke zin in een alinea de ‘kerngedachte’ uitdrukt.
Om ons een beeld te vormen van de gedachtewereld van de Amerikaanse president of van sommige van zijn invloedrijke Nederlandse geestverwanten hoeft men echter geen alinea’s te kunnen analyseren, omdat men deze nooit tegenkomt in hun oeuvre, dat bestaat uit werken van hooguit 140 lettertekens. Dat vereist óók analytische kracht, maar niet die van de alinea.
Dat microniveau van analyse combineert de moderne lezer bovendien met een soort macroniveau, waarin je niet een individueel opinie-artikel aandachtig bestudeert en de onderlinge samenhang van de argumenten in beschouwing neemt, maar een grote hoeveelheid artikelen, allemaal tegelijkertijd.
Chocola
Wacht maar af tot de volgende grote gebeurtenis in de wereldpolitiek zich voordoet die duiding behoeft: binnen de kortste keren stroomt je timeline op Facebook vol links naar allerlei opinie-artikelen. Wie denkt dat mensen die artikelen allemaal lezen – of zelfs zouden moeten lezen –, vergist zich. Er wordt een heleboel gescand, een stukje hier, een stukje daar. Wat het verband is tussen verschillende alinea’s is met een beetje overdrijving wel de laatste zorg die de lezer van nu heeft.
Met andere woorden, je moet als moderne consument van opinies veel beter kunnen omgaan met zaken die veel kleiner – tweets – of juist veel groter – bergen opinies – zijn dan individuele teksten. Je kunt wel zeggen dat een goede lezer nu juist precies nog steeds rustig een artikel in De Groene moet lezen, maar dat gaat voorbij aan de praktijk en rust die lezer daarmee ook eigenlijk niet uit voor de huidige tijd.
Zinnig beeld
Hedendaags lezen is chaotisch lezen: je hebt te maken met een enorme berg van allerlei fragmenten van feiten en van meningen, en je moet daar zelf op de een of andere manier chocola van maken want er is niemand anders die dat voor je doet. Iedereen die een poging zou wagen tot duiding wordt zelf alleen maar onderdeel van die enorme berg aan data.
Een moderne lezer schakelt dus heen en weer tussen het fragment en de losse zin en slaat de alinea en het artikel als eenheden eigenlijk over. Hoe doe je dat en vorm je jezelf toch nog een zinnig beeld van wat er eigenlijk gaande is?
Aanpakken
Het is duidelijk dat er twee problemen zijn met dergelijke lesstof. In de eerste plaats is veel minder duidelijk hoe je het zou moeten examineren: de leerling internettoegang geven en in een meerkeuzevraag vragen of er nu wel of geen klimaatverandering plaatsvindt? En in de tweede plaats weten wij volwassenen zelf ook niet hoe je moet navigeren in deze zee aan informatie – een van de grote problemen van de huidige tijd lijkt me nu precies dat niemand precies meer weet hoe met feiten en meningen om te gaan.
De twee zaken hangen natuurlijk met elkaar samen. We zijn door de internetrevolutie van de afgelopen 20 jaar in een tijd terechtgekomen waarin het lezen helemaal veranderd is – vooral eigenlijk het lezen van opiniërend werk waar het eindexamen over gaat. Niemand weet hoe je het eigenlijk moet aanpakken, en dus kun je er scholieren ook eigenlijk niet over ondervragen.
De meeste leerlingen zullen in hun beroepsleven nog met veel langere teksten te maken krijgen. Die zullen ze moeten kunnen begrijpen en ze zullen zelf een ordelijke tekst moeten kunnen opstellen. Het ‘ouderwets’ kunnen herkennen van drogredenen en het snel herkennen van de opbouw van een tekst blijven goede hulpmiddelen. Ook voor moeilijke opiniekwesties als klimaatverandering is het bijvoorbeeld handig wanneer je weet wat een autoriteitsargument is. En dat is zeer toetsbaar.
Dag Marc,
Een kleine correctie op je tekst. Je schrijft dat leesvaardigheid getoetst wordt in het schoolexamen, maar ik vermoed dat je het centraal eindexamen bedoelt. In het schoolexamen wordt bij voorkeur geen leesvaardigheid getoetst (alhoewel ik weet dat er scholen zijn waar dit wel gebeurt, waardoor leesvaardigheid een onevenredig groot deel van het eindcijfer bepaalt).
Ter aanvulling, in het centraal examen wordt naast leesvaardigheid ook argumentatieleer getoetst (domein D). Over de vraag of dit op een goede manier gebeurt, kun je uiteraard van mening verschillen.
Hoewel ik nog steeds bezwaren heb tegen het huidige eindexamen, biedt de vernieuwde vorm wel mogelijkheden om meerdere kortere teksten aan leerlingen voor te leggen. Je zou dan eventueel kunnen kiezen voor een mix: een groot opinieartikel en een variatie aan blogteksten/tweets e.d.
Robert
Ja, inderdaad, dat had ik onnauwkeurig opgeschreven. Maar nu heb ik het aangepast.
Het lijkt me dat het middelbaar onderwijs de leerling niet zozeer voorbereidt op hun dagelijks leven, als op hun universitaire studies waar structuur en kerngedachtes belangrijk zijn.
Denk hierbij bijvoorbeeld aan de evolutie van de TOEFL van algemeen taalgebruik in de jaren 80 naar de taal die nodig is om in het voortgezet onderwijs te overleven.
Het lijkt mij overigens dat lees en schrijfvaardigheid in een Twitter wereld nog veel belangrijker zijn dan wanneer je je gedachten kunt ontwikkelen in een langer stuk. In de tweets herken je dan ook snel mensen die een kerngedachte kort en bondig weten uit te drukken en mensen die er gewoon iets uitflappen. De héél getalenteerden (of goed opgeleiden) laten dan een kort en bondig uitgedrukte kerngedachte over komen of die er zo is uitgeflapt.
Daar is lees en schrijfvaardigheid voor nodig, waarin een argument langzaam (door training heel snel) wordt gecondenseerd.
Het probleem is dat de examenmakers Nederlands menen dat er zoiets bestaat als onderwijsbare ‘leesvaardigheid’, terwijl veel onderzoek het tegendeel suggereert. Afgelopen jaar verscheen een interessant boek van E.D. Hirsch, Why Knowledge Matters, waarin dit punt uitgebreid naar voren komt. Zoals in de gelinkte recensie staat: “Proberen die vaardigheid te onderwijzen, respectievelijk te oefenen, levert vooral verspilling van tijd, energie en levensvreugde op.” Een uitstekende karakterisering van het huidige eindexamen(programma) Nederlands.
Om goed te kunnen lezen moet je natuurlijk over voldoende technische vaardigheid beschikken, laten we zeggen niveau groep 6 basisschool, maar vervolgens komt het vooral op kennis aan. Domeinonafhankelijke leesvaardigheid bestaat niet. Hirsch toont dit op overtuigende wijze aan met behulp van een wetenschappelijk onderzoek dat hij aanhaalt in zijn eerdere boek The Knowledge Deficit:
Hier de bijbehorende voetnoot met het onderzoek:
Misschien zou het schoolvak Nederlands helemaal moeten ophouden met ‘leesvaardigheid’ onderwijzen en in plaats daarvan scholieren taalkunde, literatuur, schrijf- en spreekvaardigheid bijbrengen. Als het vak Nederlands samen met de overige schoolvakken zorgt voor een stevig kennisfundament, komt het met die leesvaardigheid vanzelf wel goed.
Daar ben ik het mee eens. Wie een gedicht van Willem Kloos kan lezen, begrijpt ook wel zo’n flauw Volkskrant-artikel. Bij schrijf- en spreekvaardigheid kunnen dan mooi de argumentatieve vaardigheden ondergebracht worden. Leesvaardigheid als apart onderdeel (en blijkbaar het belangrijkste, want centraal examen) is helemaal niet nodig.
Met interesse gelezen. Ik kan me niet voorstellen dat ik de argumentatie in het artikel tot me had kunnen nemen in een stroom van individuele tweets. Is het niet grappig dat deze blogpost, die een vraagteken stelt achter het nut van het leren omgaan met het verschijnsel “lang artikel”, juist gebruik maakt van precies dat medium. Het nut ervan lijkt me hier overtuigend aangetoond.