Voornamendrift (15)
Door Gerrit Bloothooft
In aflevering 11 liet ik zien dat de snelheid van opvolgende naamgevingen na de introductie van een nieuwe naam afhangt van de latere populariteit. Maar alhoewel het daar een voorbode van is, merkte Daan Wesselink in een reactie terecht op dat de voorspellende waarde ook afhangt van het aantal namen dat uiteindelijk een bepaald aantal naamdragers krijgt. Als dat Zipfiaans verdeeld is, dan mogen snelle volgende naamgevingen weliswaar zeldzaam zijn voor laag frequente namen, maar omdat er van de laatsten zo veel zijn, zou het toch gemakkelijk een niet-populaire naam kunnen betreffen. Hij heeft gelijk en ik werk dat hier verder uit. Eerst moet onderzocht worden of voor de 29.756 nieuwe voornamen uit de periode 1920-1960 de Zipfiaanse relatie geldt. En ja, dat is zo (figuur 1).
Om een indruk te krijgen over welke namen we het eigenlijk hebben staan hieronder de top-10 voor jongens en voor meisjes, met het jaar van introductie, het topjaar of topjaren als er twee duidelijke pieken te onderscheiden zijn, en het totaal aantal naamgevingen tot en met 2014. De namen doen er 40 tot 80 jaar over om in de laatste decennia van de vorige eeuw de top te bereiken, en er zijn opvallend veel namen bij die twee toppen hebben, zoals eerder bij Femke besproken. Er zijn ook veel Engelse namen bij die erg populair waren in de jaren 90, maar hun start al voor 1950 hadden.
top-10 jongens
naam 1e jaar topjaar aantal
Tim 1924 2000 31.005
Kevin 1948 1992 23.926
Robin 1920 1976,1992 23.617
Roy 1925 1989 20.687
Rick 1949 1991,1999 19.236
Mike 1928 1974,1993 17.841
Danny 1945 1974,1984 17.481
Remco 1927 1975 17.167
Jeffrey 1949 1970,1991 15.975
Luuk 1925 2011 14.661
top 10 meisjes
naam 1e jaar topjaar aantal
Sandra 1924 1971 28.867
Kim 1936 1980,1997 26.269
Karin 1921 1969,1981 24.268
Chantal 1937 1974,1987 20.591
Wendy 1941 1974 20.200
Patricia 1921 1971,1978 19.997
Anouk 1945 1976,1998 19.633
Nicole 1925 1969,1987 19.025
Miranda 1935 1972 17.291
Joyce 1923 1986 16.300
Ik onderzoek nu of het aantal kinderen dat in het jaar van introductie een naam krijgt een voorbode is voor latere populariteit. De kans daarop is gelijk aan de kans op een aantal naamdragers in het eerste jaar (die afhankelijk is van de uiteindelijke frequentie) maal de kans op een naam met die frequentie (volgens Zipf, figuur 1).
Figuur 2 geeft het resultaat wanneer respectievelijk 2, 5, 10 of 20 kinderen in het introductiejaar de naam krijgen. Wanneer 2 kinderen de naam in het eerste jaar krijgen ligt, zoals Daan Wesselink veronderstelde, de top van de verdeling bij laagfrequente namen omdat er daar (zie de Zipf-verdeling in figuur 1) zoveel van zijn. Maar als het aantal kinderen in het eerste jaar toeneemt verschuift de top van de verdeling naar een steeds hoger aantal uiteindelijke naamdragers. Dat is niet verwonderlijk, maar een startende naam die meteen 20 naamdragers krijgt is ook wel weer heel uitzonderlijk (of er iets bijzonders aan de hand, zoals met Britney). Doorgaans zal een nieuwe naam in de beginjaren nog niet veel prijs geven van later succes.
- Figuur 1: Zipf verdeling voor 29.756 voornamen (jongens en meisjes) die in de periode 1920-1960 voor het eerst zijn gegeven: n(f) = 12.672 * f -1,57. De exponent -1,57 stemt overeen met in aflevering 5 gegeven waarden.
- Figuur 2: De kans op k naamdragers in j jaar vereenvoudigt voor het eerste jaar tot een evenredigheid met vk-1 (vergelijk bv p1,3(j)= v2 * (1-v) j-1 * j wat voor j=1 gelijk wordt aan p1,3(1) = v2). v kan uitgedrukt worden in het uiteindelijk aantal naamdragers f op basis van modellering van P1,2(j), P1,3(j), P1,4-10(j), P1,11-100(j), P1,101-500(j), en geschat worden als v = 0,02 *(ln(f) + 1). De kans op een totaal aantal naamdragers als k namen binnen een jaar gegeven worden is dan (volgens Bayes) evenredig met
p(P(1,k(1)|f) * n(f) ofwel vk-1 * n(f) = (0,02 *(ln(f) + 1))k-1* 12.672 * f -1,57.
Daan Wesselink zegt
Toch nog een fiks verschil! Bedankt voor het uitwerken 🙂