De koffergrammofoon uit de hongerwinter
was het enige wapen dat ik had
tegen het calvinisme van mijn inwonende tante
die ouderwets zat te treuren
of bladerde in haar krakende bijbel
om ons jongens te troosten met een
stichtelijk woord. Zij las: ‘Niets hebbende,
alles bezittende’ (2 Cor. 6:10)
en gluurde ondertussen naar de stamppot
die mijn moeder van bieten had gemaakt.
‘Slaat den gehaten mof op zijn kop!’
riep Wilhelmina via de illegale zender,
maar wij dronken gewoon surrogaat-koffie
en onze dienstmaagd naaide met den mof.
Ik had op zolder mijn mythische wereld
zonder Wagner of Lohengrin met zijn zwaan.
Ik draaide platen van Zarah Leander,
door mijn tante die het geluid soms opving
tot bas met buste gebombardeerd.
Ik reed op een fiets met houten banden
en neuriede de verboden muziek
van de vijand die kapotging in Rusland.
Ik dacht aan geen dood; ik was 14 en geil.
Jaap Harten (1930-2017)
- Jaap Harten: dbnl • wikipedia • voorgelezen • overleden • nog een gedicht
- Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter