Door Marc van Oostendorp
Het is altijd leuk om mensen terecht te wijzen die denken dat vroeger alles beter was: dat het bruinbrood een vollere smaak had, dat iedere gymnasiast nog moeiteloos de eerste honderd regels van de Ilias kon citeren, dat de ramen in een Nederlandse straat nog iedere week blinkten van het zeepsop.
Er ging dan ook een kreet van vreugde door de lokalen van Neerlandistiek toen het nieuwste nummer van ons veel oudere zusje, TNTL, op de mat lag, want daarin stond een artikel met de titel Zijn romans en kranten sinds 1950 eenvoudiger geworden? En iedereen weet wat zo’n vraag betekent: nee, natuurlijk zijn ze niet eenvoudiger geworden. “Hun conclusie”, vatte Ewoud Sanders onlangs samen in zijn taalrubriek in NRC: “het taalgebruik is niet versimpeld”. Ook het Engelstalige abstract van het artikel doet die bewering: “the language of the novels did not change substantially”.
Maar er lijken mij redenen om wat voorzichtiger te zijn.
Versimpeling
Het artikel begint met een aantal citaten van min of meer vooraanstaande critici en schrijvers die opmerken dat de taal van de literatuur juist wel versimpeld is. Vervolgens introduceren de auteurs een meetinstrument, een computerprogramma dat bepaalde eigenschappen van de tekst kan meten, zoals welke woorden er hoe vaak in voorkomen, hoe lang de zinnen zijn, enzovoort.
Dat meetinstrument vindt weinig verschillen tussen recente en iets oudere literatuur (uit de jaren vijftig). In kranten vind je in dezelfde periode wel een vereenvoudiging, en bovendien zijn kranten consistent complexer dan romans. Volgens dit meetinstrument.
De conclusie van de auteurs: ons meetinstrument heeft gelijk en de klachten van die schrijvers en critici hebben “misschien meer te maken met ergernis over een vernauwende thematische horizon in de Nederlandse literatuur dan met een versimpeling van het taalgebruik.”
Franse wijn
Ja, misschien. Maar er is geen logische reden om die conclusie te trekken. Je kunt in zo’n geval als dit namelijk altijd zeggen: misschien hebben die schrijvers wel gelijk en deugt het meetinstrument niet. Dat kranten hoger scoren dan literatuur is daar ook al een aanwijzing voor: dat gaat in tegen het gevoel van heel veel mensen.
Dan is de vraag of dat instrument dus inderdaad complexiteit meet zoals mensen die ervaren, of dat het iets anders meet dat er eigenlijk niet zo toe doet.
Het bezwaar is niet de statistiek niet klopt, of zelfs dat de methode onzinnig is, maar de kans is nu eenmaal altijd aanwezig dat je tijdens het meten naar andere dingen kijkt dan de mensen die een oordeel velden. Stel een aantal wijnkenners zegt dat de kwaliteit van Franse wijnen de afgelopen vijftig jaar achteruit is gegaan. Je gaat aan het meten, en meet zuurgraad van een aantal wijnen en vindt weinig verschil. Is de conclusie dat die wijnkenners het hebben over ‘een vernauwende thematische horizon in de Franse wijn’?
Beeldspraak
Zo valt me op dat mensen het, zelfs in de citaten die de auteurs van het artikel in TNTL aanhalen, hebben over archaïsche woorden. Het computerprogramma kijkt echter niet naar archaïsch, maar naar frequent. Het is niet zo gek dat dit criterium in de krant hoog scoort, en hoger dan in romans, want daar staan een heleboel eendagsvliegen in, die ook helemaal niet lastig zijn (gelegenheidssamenstellingen zoals PVV-moslim) al zijn ze laag frequent. Dat is iets anders dan dat de woorden archaïsch of literair zijn.
Zoiets geldt ook op een macroniveau. Je kunt je voorstellen dat literatuur lastiger te lezen is omdat het gaat over allerlei ingewikkelde en niet-alledaagse dingen, maar de stand-in daarvoor is in dit onderzoek als ik het goed zie de mate van ‘abstractheid’ van de gebruikte woorden. Dat lijkt me niet juist, vooral niet als je die abstractheid op woordniveau gaat meten. Een kenmerk van literatuur is bijvoorbeeld ook dat allerlei concrete dingen worden genoemd die op een bepaalde manier verwijzen naar algemenere waarheden: beeldspraak, die niet te meten valt.
Opschorten
Je kunt je met andere woorden afvragen of literatuur niet té ingewikkeld is voor dit meetinstrument. Op zijn minst hadden de onderzoekers in hun artikel plausibel moeten maken waarom al die mensen het idee hebben dat het ingewikkelder wordt wanneer dit volgens hen kennelijk niet klopt. Je kunt dat oordeel niet zomaar wegzetten als het feitelijk het enige is waarop je je meetinstrument kunt ijken. De aangehaalde schrijvers lijken me niet allemaal zo onnozel dat ze stijl zouden verwarren met thematiek.
Een veel betere manier om de onderzoeksvraag te beoordelen had mij geleken: mensen anoniem stukjes voorleggen uit verschillende tijden met naar de eenentwintigste eeuw genormaliseerde spelling en dan aan die proefpersonen vragen: hoe ingewikkeld vindt u dit? Op basis daarvan had dan het meetinstrument geijkt kunnen worden voor literaire smaak, ongeveer zoals gebeurd is in het project ‘The Riddle of Literary Quality‘, waarnaar eigenaardig genoeg in dit artikel helemaal niet wordt verwezen.
Hoe leuk het is om te denken dat de wereld nooit slechter wordt en onze boeken niet minder literair, voorlopig moeten we die conclusie nog maar even opschorten.
gnjager zegt
Tja, ‘blinkten’ is hoogstens (net als ‘hoogstens’) een germanisme.
Weia Reinboud zegt
‘Blinkten’ is met zekerheid eenvoudiger.
gnjager zegt
Geen argument.
Marc van Oostendorp zegt
‘Blinkten’ is een vorm die al zeker sinds de zeventiende eeuw in het Nederlands voorkomt, ook bij vooraanstaande schrijvers schrijvers. De stijlgids van Neerlandistiek vermeldt heel duidelijk: wat goed genoeg is voor de Nederlandse taalgebruiker, is goed genoeg voor Neerlandistiek.
Weia Reinboud zegt
Ik persoonlijk ken ‘blinkte’ niet. Ik lees ook geen 16e-eeuws, over het algemeen.
gnjager zegt
Ziedaar.
Marc van Oostendorp zegt
De bewijslast ligt geheel aan uw kant, dat beseft u hopelijk. Mij lijkt het feit dat ik een woord gebruik, genoeg bewijs dat het dus goed Nederlands is, want ik ben een spreker van het Nederlands, mijn hele leven lang al.
Weia Reinboud zegt
Laat ik de zaak omkeren: in mijn spraak is het ‘blonk’, in het Oostendorps ‘blinkte’ of zowel ‘blonk’ als ‘blinkte’?
gnjager zegt
Ik ben 32 jaar langer een gebruiker van correct Nederlandse taal en denk dat ik bluf kan onderkennen waar die zich voordoet.