Door Henk Wolf
Wat zijn de gevoelswaarde en de gebruikscontext van het woord mankement?
Siemon Reker schreef een paar dagen geleden in een stukje over de frase ‘oneerbiedig gezegd’ het volgende:
“In de Tweede Kamer valt het woord oneerbiedig vaker dan gedacht. In de huidige zittingsperiode is Helma Lodders (VVD) de eerste in de rij en wel met een kleine aanvulling, voorzitter, op het vorige interruptiedebatje: “zieke koeien mogen niet naar de slacht. Koeien die een mankement hebben — even oneerbiedig uitgedrukt — mogen niet eens vervoerd worden, dus die kunnen niet naar de slacht.” Wat is er oneerbiedig aan koeien met een mankement?”
Dat voelde ik wel mee. Een paar dagen later schreef Peter Nieuwenhuijsen in een reactie:
“Wat er oneerbiedig is aan ‘koeien met een mankement’ voel je beter aan door te kijken naar ‘mensen met een mankement’. Het is geen toeval dat het woord ‘beperking’ daarin de voorkeur krijgt. Het gaat m.i. dus toch wel degelijk om respect tegenover het koebeest.”
De reactie van Peter Nieuwenhuijsen is logisch als je mankement doorgaans betrekt op voorwerpen. Dieren zitten op de bezieldheidsschaal ergens tussen mensen en voorwerpen in en het kan de dierenliefhebber zeer doen als een koe talig als een voorwerp wordt behandeld.
Het is niet ongewoon om mankement primair op voorwerpen te betrekken. Als ik bijvoorbeeld kijk wat Van Dale bij het lemma mankement schrijft, dan lees ik:
Mijn taalgevoel werkt een beetje anders. Voor mij is mankement toegepast op een machine een vorm van (mogelijk grappig bedoelde) personificatie, zoals je ook van een auto die veel benzine verbruikt zegt dat ie ‘dorstig is’. Mankement is voor mij primair een woord dat je op mensen betrekt.
Het Woordenboek der Friesche Taal schrijft bij mankemint:
Het primaire gebruiksveld van mankemint is hier dus, in overeenstemming met mijn taalgevoel, de mens. Het woordenboek betrekt mankemint pas in de derde deelbetekenis op voorwerpen en de bijbehorende voorbeeldzinnen zijn allemaal van recenter datum dan die bij de eerste deelbetekenis.
Het Woordenboek der Nederlandsche Taal heeft geen apart lemma mankement, maar noemt het woord wel onder het lemma mankeren. Daar is de derde deelbetekenis ‘iets dat niet in orde is aan een toestel enz.’ en de vierde ‘een lichaamsgebrek, b.v. eene breuk’.
Etymologiebank.nl, ten slotte, neemt bij mankement uit het Brabants etymologisch woordenboek de betekenisomschrijving ‘(lichamelijk) gebrek, tekort, euvel, tegenslag’ over en citeert uit 1712 de woordgroep ‘manquement in ’t gehoor’ en uit 1766 ‘manquement van grendels en sloten’.
Blijkbaar wordt mankement in het Nederlands al aardig lang op zowel mensen als voorwerpen betrokken en blijkbaar zijn er persoonlijke of regionale voorkeuren gegroeid om het woord op een van die twee te betrekken. Wie een mankement primair iets van mensen vindt, vindt ‘een koe met een mankement’ mogelijk wat overdreven eerbiedig, wie het als een woord beschouwt dat primair voorwerpen beschrijft, kan de toepassing ervan op dieren juist wat oneerbiedig vinden.
Foto: Vivienne Nieuwenhuizen (Unsplash)
Julius zegt
De aanhaling uit ‘Van Dale’ komt niet uit de Dikke, maar uit het woordenboekje dat gratis op de site van de uitgever wordt aangeboden. In de Dikke staat:
1 iets dat niet in orde is aan een toestel
= gebrek (6), fout1 (2), euvel1 (1)
2 letsel (2), lichaamsgebrek
3 niet algemeen tegenslag, ongeluk
Het gratis woordenboek is (of was althans een poosje geleden) een geanonimiseerde en bewerkte editie van het voormalige pocketwoordenboek van Wolters. Uitstekend woordenboek, maar beperkt van omvang. Voor toegang tot de Dikke van Dale en het (soms wat trefzekerder) woordenboek ‘Nederlands’ (voorheen de Hedendaagse) moet toegang betaald worden.