Door Jos Houtsma
Sinds het begin van de jaren negentig heeft onze letterkunde een surge meegemaakt van vertalingen van epische poëzie uit de Oudheid. Aanleiding onder beoefenaars van de literatuurwetenschap voor nogal wat discussie over de voorwaarden waaraan de Germaanse hexameter moet voldoen om voldoening te schenken. Ik heb die literatuur de laatste dagen doorgewerkt (via de verwijzingen van Marc van Oostendorp) en er het nodige van opgestoken. Maar echt bevredigd werd ik niet door alle acrobatiek met dactylussen, jambes, trocheeën en spondeeën. De reden is dat het Nederlandse vers, naar mijn vaste overtuiging, geen versvoeten kent zoals het klassieke. Nederlandse dichters kunnen hun versregels laten dansen door over het patroon van hoofd- en bijklemtonen en zwaardere en minder zware zinsaccenten van hun tekst een eigen patroon van versaccenten te leggen.
Van de vertalers die ik besproken vond was zonder twijfel Imme Dros degene die het dichtst bij een dergelijke zienswijze uitkomt. Zij bouwt versregels die beginnen met een versaccent en eindigen met een versaccent gevolgd door een onbeklemtoonde lettergreep, met daartussen vier versaccenten omgeven door onbeklemtoonde lettergrepen. Bij het toekennen van versaccenten danst Imme Dros vaak mee met de klemtonen en zinsaccenten van haar tekst, maar ze schrikt er niet voor terug om, als haar dat zo uitkomt, haar versaccenten tegen klemtoon en zinsaccent in te leggen en zelfs volledig onbeklemtoonde lettergrepen een versaccent te verlenen.
Het resultaat deed veel klassieke gevormde wenkbrauwen fronsen, maar ondertussen: als je niet op het versaccent let, leest Dros’ vertaling als een trein, en als bonus kan de tekst bij lezing soms spontaan een eindweegs heel aanvallig gaan dansen.
Als je Dros’ metrum nauwkeurig bekijkt, zie je dat je tussen versaccenten doorgaans één of twee onbeklemtoonde lettergrepen kunt leggen, eigenlijk nooit drie, maar – wat Dros’ critici lijkt te ontgaan omdat het vanuit het gezichtspunt van de klassieke metriek anathema is – ook wel eens géén lettergrepen. Zoals bijvoorbeeld in de vijfde regel van het eerste boek,
vocht voor zijn leven en voor de thuiskomst van zijn vrienden.
In het artikel dat Jos Beltman e.a. (De Nederlandse Odysseia als dactylisch gedicht.’ In: Ts 109 (1993), blz. 189 e.v.) aan Dros’ vertaling wijden scanderen ze:
vocht voor zijn leven en voor de thuiskomst van zijn vrienden
Waar ik zou willen lezen:
vocht voor zijn leven en voor de thuiskomst van zijn vrienden
Een ander voorbeeld is de derde regel van boek 6:
ging naar het volk en de stad van de Faiaken. Zij woonden
Er worden twee mogelijke scansies besproken:
ging naar het volk en de stad van de Faiaken. Zij woonden
en:
ging naar het volk en de stad van de Faiaken. Zij woonden
Ik zou de voorkeur geven aan:
ging naar het volk en de stad van de Faiaken. Zij woonden
Er valt, zoals vaak bij heffingsverzen, over de scandering te discussiëren. Maar ik zou graag willen dat het botsen van de versaccenten in deze beide voorbeelden de bedoeling is. De hapering in het vers die door de botsing ontstaat vind ik onweerstaanbaar. In mijn eigen gedichten oefen ik er ijverig op.
Zie ook dit stuk op Neerlandistiek over de hexameter van Dros.
Anneke Neijt zegt
Mee eens, Jos, de scandering die jouw voorkeur heeft is in deze voorbeelden ook de mijne. Ik ben overigens beïnvloed door de vaste dactylus van De Roy van Zuydewijn, en bij eerste lezing legde ik een heffing op het voegwoord “en” in het stukje “en voor de thuiskomst”. Maar met de dactylus van De Roy moet je de versie van Imme Dros niet willen lezen!
J. Houtsma zegt
Mijn tweede voorbeeld, zie ik nu, kun je ook lezen met een versaccent op ‘van’: dan botsen ‘stad’ en ‘van’ en de verdeling van versaccenten is dezelfde als die in de dactylische pentameter. Maar gebotst wordt er!
C.W. Schoneveld zegt
vocht voor zijn leven EN voor de THUISkomst van zijn vrienden.
Geheel mee eens!
C.W. Schoneveld zegt
Het botsen in dactylische of anapestische verzen verdwijnt wanneer men de dichter de vrijheid gunt om heffingsvers te gebruiken, waarbij als regel wordt toegepast het hanteren van een vast aantal klemtonen per regel, maar elk daarvan willekeurig omringd door 1 of 2 onbeklemtoonde lettergrepen (maar nooit drie of of meer). Bij het vertalen van de latere gedichten van Philip Larkin, die dit patroon bleek toe te passen, was dat. althans voor mij, de oplossing voor het vinden van een ritmisch patroon dat recht kon doen aan zijn verzen. (Mijn complete vertaling van zijn drie bundels is overigens net uitgekomen).
J. Houtsma zegt
Heb je een link?
C.W. Schoneveld zegt
https://www.bruna.nl/boeken/philip-larkin-de-gedichten-9789464185911