Op de Facebookgroep Leraar Nederlands plaatste gisteren iemand het bovenstaande plaatje, afkomstig van de Facebookpagina van D66. Er staat een citaat op van Sigrid Kaag: “Laat je nooit, nooit, nooit aan jezelf twijfelen.” De collega die het in de groep plaatste, vond dat vreemd klinken en vroeg zich af of de zin wel goed geformuleerd was.
Daarover kan natuurlijk alleen het eigen taalgevoel uitsluitsel geven, althans in descriptieve zin. Ik wil niet geloven dat er prescriptief wat interessants over op te merken is. Het interessantste is volgens mij om te kijken hoe de zin in elkaar zit, of ie gebouwd is volgens bekende principes.
Volgens mij is dat zo. Ik vind de zin eerlijk gezegd niet zo gek, maar ik snap wel dat anderen er moeite mee hebben.
De discussie onder de leraren Nederlands concentreerde zich op de werkwoorden en voornaamwoorden in de zin. Het herhaalde ‘nooit’ leek nauwelijks een rol in de aanvaardbaarheidsdiscussie te spelen. Dat is mooi, dan kunnen we daarvan abstraheren en de zin iets eenvoudiger parafraseren:
- Laat je altijd zeker van jezelf zijn.
Veel collega’s probeerden de zin te interpreteren alsof het gebruikte laten er een hulpwerkwoord van de duldende vorm (permissief) was, dus met de betekenis ‘Sta jezelf toe om zeker van jezelf te zijn’. Dat is een spoor dat al snel doodloopt, semantisch zowel als syntactisch. De eenvoudigste manier om dat te laten zien is door te kijken of je je het best door jij of jou kunt vervangen. Voor mij is alleen jij een acceptabele vervanging, terwijl je na het duldende laten juist jou zou verwachten.
Volgens mij is laten in de zin van Sigrid Kaag hier een hulpwerkwoord van wenselijkheid. Dat gebruik staat beschreven in de ANS (via deze link). Nou wordt dat laten doorgaans met een derdepersoonsonderwerp gebruikt. De volgende zin is vermoedelijk voor verreweg de meeste Nederlandstaligen acceptabel:
- Laat hij altijd zeker van zichzelf zijn.
Die zin drukt de hoop of wens uit dat de hij altijd zeker van zichzelf zal zijn. Zoals de ANS schrijft, is het niet zo gewoon om een tweedepersoonsonderwerp in deze constructie te gebruiken. Dat mevrouw Kaag dat wel doet, zal op z’n minst voor een deel verklaren waarom haar zin op veel mensen vreemd overkomt.
Dat het toch dezelfde constructie is, kun je laten zien met een parafrase: de wenselijkheidsconstructie met laten is namelijk te herformuleren met dat en ofwel een aanvoegende wijs, ofwel een constructie met het hulpwerkwoord mogen. En dat kan bij zowel de hij-zin als de je-zin probleemloos:
- Dat hij altijd zeker van zichzelf blijve. (of: mag/moge zijn)
- Dat je altijd zeker van jezelf blijve. (of: mag zijn)
Neem een ongebruikelijk tweedepersoonsonderwerp, gooi er nog wat verwarrende ontkenningen bij en dan wordt zo’n op zich redelijk normale constructie opeens toch zo vreemd dat ze mensen opvalt.
Jaap K. Blom zegt
Democratische gedragsleer:”Toon het nooit.”?
Peter de Water zegt
Wat denkt van het motto van D66: Laat iedereen vrij maar niemand vallen. D66 heeft iets met “laten”…..
Peter-Arno Coppen zegt
Ik ben het graag met je eens dat de vorm ‘Laat jou altijd zeker van jezelf zijn’ niet zo goed klinkt, maar dat komt mijns inziens voornamelijk doordat ‘je’ dan een wederkerende vorm zou moeten zijn. Immers, als ‘je’ het object is van ‘laat’, en ‘laat’ is een gebiedende wijs, dan zou het impliciete subject ook al ‘je’ zijn. De parafrase die je dus zou moeten krijgen luidt: ‘Laat jezelf altijd zeker van jezelf zijn’. Volgens mij is dat wat Kaag bedoelde. Het (licht) vreemde is dan dat je twee keer ‘jezelf’ in dezelfde zin hebt. Een beetje zoals ‘Zij ziet zichzelf nog niet zeker van zichzelf zijn’. Daar heb je ook niet ‘Zij ziet haar nog niet zeker van zichzelf zijn’.
Mariska zegt
Vraagje: is deze zin vergelijkbaar met “Laat je nooit beroven (door iemand anders)(van je zelfvertrouwen)”? In dat geval betekent “laat … nooit” dat je die ander daar geen toestemming voor geeft.