Geschiedenis van het Nederlands in 100 literaire werken (5)
Een eeuw vóór Vanden Vos Reynaerde werd geschreven, verscheen rond 1148 in Gent de Ysengrimus, met verhalen in het Latijn over hoe de vos Reinaert de wolf Isengrim te slim af is. Deze vroege versie van het verhaal, geschreven door iemand die zich Magister Nivardus noemde, is vooral een satire op de corruptie van de geestelijkheid, maar ook een verhaal vol geweld, en, op verschillende plaatsen, een verhaal over taal.
Tekstvoorbeeld
Continuo ‘dominus vobiscum!’ dicere iussus,
Ysengrimus ovans “cominus”, inquit “ovis!”
Et “cúm!” teutonice accentu succlamat acuto,
Nolens grammatica dicere voce ‘veni!’
(Compererat crebro Scaldaeas ille bidentes
Non nisi Teutonicos edidicisse modos,
Quas ad concilium mandatas voce latina
Convicit simili non bene nosse loqui,
Duraque nullorsum iactans in vincula, donec
Grammaticam scissent, pertulit ire reas;
Claustricola hic ideoque pius, qua noverat illas
Fungi, Teutonica voce veniere iubet)
Dumque docent ‘amén’ quasi graecum, accentuat ‘ágne’.
Pars illum melius dicere nosse negant,
Pars ultro dixisse ferunt;
Hertaling
Hoewel hem herhaaldelijk werd bevolen te zeggen “De Heer zij met u”, riep hij in plaats daarvan uitbundig uit: “Kom mee, schapen!” En hij riep ׅ“Kom!” met een Diets accent omdat hij het Latijnse ‘veni!’ niet wilde gebruiken. (Hij had vaak gehoord dat de schapen op de Schelde hadden geleerd om alleen naar een Diets geluid te luisteren. Toen de schapen bij het concilie in het Latijn bevelen kregen, had hij zichzelf ervan overtuigd dat ze ook geen Latijn konden spreken. Hij sloot ze toen in zware ketens en zorgde ervoor dat de verdachten nergens heen gingen totdat ze Latijn hadden geleerd. Daarom preekte hij voor de vrome gevangenen van het klooster in het Duits, waarvan hij wist dat ze dat gebruikten. De leraren benadrukken “amen” zoals in het Grieks op de tweede lettergreep, maar hij verwoordde “lám-men”. Sommigen zeiden dat hij niet beter wist, anderen zeiden dat hij het opzettelijk had gezegd.
Over de taal
Literatuur in, bijvoorbeeld, het Latijn geschreven is wordt in schoolboeken nog steeds meestal niet tot de Nederlandse literatuur gerekend. En in taalgeschiedenissen komen ze al helemaal niet aan de orde. Ten onrechte: de Nederlandse taal en literatuur hebben nooit bestaan zonder intensief contact met andere talen en literaturen. Wie het Nederlands lossnijdt van die andere talen en literaturen, verminkt het. Eigenlijk hoort iedere taal die enige Nederlandstalige ooit heeft gesproken, ieder boek dat enige Nederlandstalige ooit heeft gelezen, óók tot de Nederlandse taal en literatuur.
Daar komt bij dat het enige Nederlands dat we hebben voor de oudste perioden, komt uit anderstalige, lees: Latijnse, bronnen. Het oudste Nederlandse woord komt uit het werk van de Romeinse schrijver Tacitus (56-111) in diens verslag van de Bataafse opstand: Vada, eigenlijk een plaatsnaam, maar één die waarschijnlijk te maken heeft met waden en wad. De allereerste zinnetjes, van vele eeuwen later, werden opgeschreven in een tekst die verder overwegend in het Latijn was. Uit de zesde eeuw hebben we bijvoorbeeld de Lex Salica, de Salische Wet, , de wettekst van een Germaanse (Frankische) stam (de versie die we nu nog hebben is een kopie uit de achtste eeuw). Die wet was weliswaar in het Latijn geschreven, bepaalde formules werden ook van een uitleg in de volkstaal voorzien. De tekst is niet ongeschonden tot ons gekomen. Hij werd gekopieerd (er bestond nog geen manier om te drukken) en degenen die kopieerden, kenden meestal helemaal geen Frankisch of zelfs een ander Germaans dialect. Ze waren bezig een Latijnse tekst te kopiëren en hebben dus waarschijnlijk allerlei fouten gemaakt. Hoe dan ook komt uit de Salische Wet het eerste ‘Nederlandse’ zinnetje dat we kennen:
Maltho thi afrio lito
De taal was nog heel erg verschillend van de onze, dat is duidelijk. Toch zijn de individuele woorden wel te herleiden. Maltho betekent ‘ik meld’, thi ‘u’, en afrio ‘vrij’. Lito kennen we nog in ‘(af)laat’ en het was het woord voor een ‘halfvrije’, iemand die geen slaaf was, maar ook geen vrije persoon. Door het uitspreken van dit zinnetje (‘ik verklaar jou, halfvrije, vrij’) kon hij dat wel worden.
Ysengrimus is van weer vijf eeuwen later, de sprongen die we noodgedwongen maken van fragment naar fragment in deze periode omvatten vele eeuwen, maar ook hier vinden we een paar woorden Nederlands. Hebben olla uogala is dan inmiddels geschreven, overigens óók weer onmiddellijk naast een Latijnse vertaling (Haben omnes volucres). Het zal niet heel lang meer duren voor het Nederlands alleen op een pagina verschijnt, maar zo ver is het nog niet.
In het hierboven geciteerde fragment wordt gespot met de Isengrim, een karikatuur van de geestelijkheid, die niet de voorgeschreven geestelijke teksten uitspreekt in het Latijn, maar in plaats daarvan zijn verlangen naar schapenvlees uitspreekt. Hij spreekt zulk slecht Latijn dat als hij de heilige formule ‘dominus vobiscum’ wil zeggen, hij dat verbastert tot ‘cominus ovis’. Ovis is daarin nog wel Latijn, maar cominus is potjes-Latijn: het staat voor kom eens.
De tekst geeft daarmee een klein inkijkje in de oudste taalsociologie van onze streken. Ook in dat opzicht is Ysengrimus onontbeerlijk in een overzicht van de geschiedenis van het Nederlanda. Mensen leerden Latijn, maar mensen deden soms ook net alsof ze Latijn spraken terwijl ze er weinig van terecht brachten. Magister Nivardus moet ook heel taalgevoelig zijn geweest, zijn tekst speelt sowieso met allerlei verschillende soorten taal – nu eens is de taal klassiek en dan ligt hij weer dichter tegen het alledaagse middeleeuwse Latijn aan. Dat Latijn was in die tijd ook lang niet zo eenvormig als je achteraf misschien zou denken. Het was bovendien ook niet alleen maar een soort heilige taal, je kon er ook in spotten. Het was een taal die zich op allerlei manieren tot de zogeheten ‘volkstaal’ verhield en die wat we nu Nederlands noemen ook op allerlei manieren heeft gevormd.
Meer lezen
Het manuscript van Ysengrimus is te vinden in de universiteitsbibliotheek van Luik. Op de website van de bibliotheek zijn ook een paar pagina’s te zien. De Wikipedia-pagina heeft een betrekkelijk goede bibliografie. Ik heb de editie van Jill Mann gebruikt.
Laat een reactie achter