Wat hebben lijk, gelijk, -lijk, (ge)lijken, liken, lichaam, litteken, likdoorn, zulk, elk en welk gemeen? Op het eerste gezicht alleen de letter l, maar er is meer: al deze woorden bevatten één en dezelfde woordstam. In dit artikel vertel hoe ik de bonte woordfamilie daaruit is ontstaan.
Aan de basis van alle genoemde woorden ligt de Proto-Indo-Europese woordstam *leig-. Met het oog op de betekenissen van zijn nazaten in de dochtertalen weten we dat hij ‘gestalte, gedaante’ betekende. In het Germaans veranderde *leig- volgens de reguliere klankveranderingen in *līk-.
In sommige woorden die eruit zijn ontstaan, is de stam *līk- nog goed te herkennen; in andere niet of nauwelijks. In het vervolg van het artikel laat ik de nazaten in drie groepen de revue passeren: herkenbaar, moeilijk herkenbaar en onherkenbaar.
Herkenbaar
Lijk
Van *līk- was in het Proto-Germaans het zelfstandig naamwoord *līką afgeleid. Zijn betekenissen in de Germaanse dochtertalen laten zien dat het woord ‘lichaam’ en ‘dood lichaam’ moet hebben betekend. De betekenis ‘gedaante’ was dus concreter geworden.
De Germaanse lange ie-klank van *līką hield het vol tot in de Middelnederlandse vorm lijc. Tegen het eind van de middeleeuwen werd het een tweeklank en uiteindelijk ontstond de huidige uitspraak van lijk. In de oostelijke streektalen, zoals het Limburgs en het Nedersaksisch, en in de uiterst westelijke, zoals het West-Vlaams en het Zeeuws, is het een ie-klank gebleven: liek.
Noot | Leiche en lich In het Oudhoogduits kreeg het van oudsher onzijdige woord (daʒ) līh een vrouwelijke nevenvorm. Later kwam daar de typisch vrouwelijke slot-e bij. De onzijdige vorm is verdwenen en de vrouwelijke leeft voor als (die) Leiche 'dood lichaam'. Ook het Engels heeft een evenknie, maar die wordt nauwelijks meer gebruikt: lich. Het woord betekent 'dood lichaam' en in het fantasygenre is het ook de benaming voor een ondode tovenaar. Lich zit bovendien in het woord lichgate, ook wel gespeld als lych-gate. Dat is een poort met een afdak bij de ingang van een begraafplaats. Onder dat afdak werd vroeger de overledene gelegd in afwachting van de geestelijke.
Gelijk
Van *līk- werd in het Germaans ook een bijvoeglijk naamwoord gemaakt: *galīkaz in zijn mannelijke vorm. Daar stamt ons woord gelijk van af. Het voorvoegsel *ga-, de voorloper van ons ge-, betekende onder andere iets als ‘samen; collectief’ en gaf het woord de betekenissen ‘overeenkomstig; identiek’ – je zou dus kunnen zeggen: ‘met dezelfde gedaante’.
Die collectieve betekenis van ge- zit ook in gezusters (een groep zussen), gebergte (een bergketen) en zelfs in woorden met een geleende stam, zoals gepeupel (het gewone volk) van het Franse peuple.
Naast ‘overeenkomstig; identiek’ heeft gelijk de bijwoordelijke betekenis ’tegelijkertijd’ gekregen, en in Nederland ook ‘direct’: Ik doe het gelijk.
Verouderd in Nederland maar nog springlevend in Vlaanderen is de betekenis ‘(zo)als’: Ik wou dat ik zo’n huis had gelijk gij. Gelijk heeft daar ook weleens de verkorte nevenvorm lijk.
Noot | Gleich, alike en like In het Duits is *galīkaz in gleich 'hetzelfde; vergelijkbaar' veranderd. Net als in woorden als glauben en Glück is ge- ingekort. In het Engels heeft *galīkaz twee verschillende nazaten gekregen. De eerste is alike 'vergelijkbaar', waarin a- het restje van *ga- is. Het is samen met enough 'genoeg' en aware 'gewaar' een van de weinige woorden die iets hebben overgehouden van *ga-. Like 'zoals; alsof' is een verkorte vorm. Like wordt tegenwoordig in de spreektaal ook gebruikt in combinatie met to be om iemands woorden te parafraseren: She was like: 'How did you pull that off?'
-Lijk
Al in het Germaans ontstond uit *līk- een achtervoegsel: *-līkaz. Het is ons huidige -lijk in woorden als mannelijk, vriendelijk, degelijk, dadelijk en fatsoenlijk. In het Middelnederlands werd het achtervoegsel nog met de lange ie-klank uitgesproken, maar tegenwoordig is het een sjwa: [lək].
*-Līkaz moet oorspronkelijk ‘de gedaante hebbend van’ hebben betekend, maar daar is weinig meer van over in woorden als dadelijk en fatsoenlijk. In de huidige Germaanse talen heeft het achtervoegsel allerlei afgeleide, abstractere betekenissen, waaronder ‘passend bij; de kenmerken hebbend van; behorend bij; gepaard gaand met; toebehorende aan’.1
Een voor ons wat minder gebruikelijke functie van -lijk is de vorming van bijwoorden. We vinden dit type in woorden als wijselijk, abusievelijk en voornamelijk.
Noot | -Lich en -ly Het Duitse -lich en het Engelse -ly gedragen zich in bijvoeglijke naamwoorden ongeveer zoals hun Nederlandse evenknie: männlich en freundlich, en manly en friendly. Naast het bijwoord wijselijk staan weislich en wisely, maar het Engels gebruikt -ly voor heel wat meer bijwoorden dan de andere talen. Daar is het namelijk volledig gegrammaticaliseerd: het heeft een grammaticale functie gekregen als standaard-bijwoordvormer. Op enkele uitzonderingen na maak je van een bijvoeglijk naamwoord een bijwoord door er -ly aan toe te voegen: A bad painter paints badly.
Lijken
We sluiten de herkenbare groep af met twee woorden die veel op lijk lijken, maar die een wat grotere betekeniswandel hebben doorgemaakt.
Het eerste is het werkwoord lijken. Het is ontstaan als variant van gelijken, dat tegenwoordig wat formeler klinkt. Het komt van het Proto-Germaanse *galīkōną. Lijken en gelijken betekenen ‘gelijkenis hebben met’, maar lijken heeft ook de betekenissen ‘schijnen’ en ‘de indruk wekken’ gekregen: Het lijkt te gaan regenen.
Daarnaast was er het werkwoord *līkēną, ook wel gereconstrueerd als *līkōną. Dat had een andere betekenis: ‘bevallen, behagen’. Waarschijnlijk is die als volgt ontstaan:
‘de juiste gedaante hebben > een passende vorm hebben > geschikt zijn > bevallen, behagen’.
Ook dit tweede werkwoord bestaat nog in het Nederlands, maar ik hoor het zelf nauwelijks gebruikt worden. Van Dale noemt voorbeeldzinnen als Zoiets zou mij wel lijken (dus iets anders dan Zoiets zou mij wel wat lijken) en Dat huis lijkt mij niet.
Noot | To like De Engelse evenknie van het tweede lijken is ons beter bekend: to like. Oorspronkelijk betekende dat 'bevallen, behagen', zoals in het Germaans. In ouder Engels werd bijvoorbeeld gezegd: It likes me not 'Het bevalt me niet'. Later veranderde It likes me not in I don't like it. Het onderwerp en het voorwerp werden dus omgekeerd. Hetzelfde is in het Nederlands gebeurd met onder andere lusten: oorspronkelijk was het Mij lust vis, nu is het Ik lust vis. Door de sociale media heeft to like een extra betekenis gekregen: op internet op een duimpje of hartje tikken. In die betekenis is het in veel talen terechtgekomen. Zo hebben wij en het Duits liken, het Spaans likear en het Frans liker.
Moeilijk herkenbaar
Lichaam
Het eerste wat moeilijker herkenbare lijkwoord is lichaam. Het komt van de Proto-Germaanse samenstelling *līkahamô. Het tweede lid, *hamô, betekende ‘omhulling; huid’, maar de nazaten vertellen ons dat *līkahamô al in het Germaans gewoon ‘menselijk lichaam’ moet hebben betekend.
Zou je de reguliere klankveranderingen op *līkahamô toepassen om er een modern Nederlands woord van te maken, dan zou je *lijkhaam krijgen. Hoe kan het dan dat we lichaam zeggen? Dat komt door twee sporadische veranderingen: klinkerverkorting en assimilatie.
Klinkerverkorting
In het Middelnederlands onderging het deel lijk-, dat toen nog uitgesproken werd met de eerder genoemde lange ie-klank, verkorting tot lik-. Daardoor ontstond eerst likhaam.
De verkorting tot lik- kwam doordat de klinker gevolgd werd door het medeklinkercluster [kh]. Twee medeklinkers kosten meer tijd om uit te spreken dan één, en om tijd te winnen werd de lengte van de klinker gehalveerd.
Twee andere woorden waarin zo’n verkorting is opgetreden, zijn licht in de betekenis ‘niet zwaar’ en licht in de betekenis ‘schijnsel’. Het eerste komt van het Proto-Germaanse *lį̄htaz. Het had lijcht moeten worden, maar door de verkorting hebben we nu licht. In het Duits is de lange klinker niet verkort en is hij een tweeklank geworden: leicht.
Het woord licht dat ‘schijnsel’ betekent, komt van *leuhtą. Zonder verkorting zou het liecht geworden zijn. In dit geval heeft ook het Duits een korte i gekregen: licht. In het Engels zijn beide woorden in light veranderd, maar het Fries laat nog mooi een verschil zien: licht ‘niet zwaar’ tegenover ljocht ‘schijnsel’.
Noot | Klinkerverkorting alom In het Standaardnederlands zijn er maar weinig voorbeelden van klinkerverkorting, maar onder andere de Brabantse dialecten zitten er vol mee. In mijn eigen dialect staat bijvoorbeeld ik haol tegenover ze hòlt ('haal' ~ 'haalt'), dèèk tegenover dekske ('dijk' ~ 'dijkje'), geut tegenover gutgat ('goot' ~ 'gootgat') en dè't ùtkomt tegenover 't komt èùt ('uitkomt' ~ 'komt uit'). Klinkerverkorting komt het meest voor in de werkwoordvervoeging en de verkleinwoordvorming.
Assimilatie
Terug naar lichaam. Hoe werd de middeleeuwse vorm likhaam uiteindelijk lichaam? Door iets wat in het Nederlands nóg zeldzamer is: de combinatie [kh] werd de wrijfklank ch (fonetisch [x]) door assimilatie: de wrijfklank [h] maakte van de plofklank [k] ook een wrijfklank en ging erin op. Andere voorbeelden van die assimilatie zijn de toponiemen Walcheren (uit *walk-hara-), Woudrichem (uit *Walderink-hēm) en Lochem (uit *lōk-hēm).
Noot | Leichnam en likam In het Duits is Leichnam 'lijk' een wat eerbiediger synoniem van Leiche. De n komt van de Oudhoogduitse variant *līhhinhamo van de oorspronkelijke vorm līhhamo. De Engelse evenknie is likam 'lijk' (uitgesproken als like 'm), maar misschien kan ik beter zeggen: wás likam. Engelstalige twitteraars die het woord in een tweet van mij lazen, gaven aan het niet te herkennen.
Litteken en likdoorn
Dezelfde verkorting van lijc treffen we aan in litteken en likdoorn. Zonder die verandering hadden we nu lijkteken en lijkdoorn gehad. Het Duits heeft het onverkorte Leichdorn.
In beide woorden betekent het eerste lid gewoon ‘lichaam’. Doorn heeft in likdoorn de overdrachtelijke betekenis ‘iets pijnlijks’.
Met litteken is nog meer aan de hand: de [k] is een [t] geworden. Ook dat komt door assimilatie: de [k] is aan de [t] geassimileerd. Hetzelfde gebeurt wanneer we bijvoorbeeld in mei uitspreken als /immei/. In zowel litteken als /immei/ zeggen we gewoonlijk overigens maar één [t] en [m].
Onherkenbaar
We zijn bij de laatste groep aanbeland: de geheel onherkenbare nazaten van de stam *līk-: de woorden zulk, welk en elk.
Zulk
Zulk komt van het Proto-Germaanse *swelīkaz, een nevenvorm van *swalīkaz. Het is opgebouwd uit *swa ‘zo’ en het eerder besproken achtervoegsel *-līkaz. Als het woord niet zo veel slijtage had ondergaan, was het veranderd in zwelijk of – als het dicht bij zo was gebleven – in zolijk: Zolijke grote pompoenen heb ik nog nooit gezien.
De verandering van swe- in zu- is opmerkelijk maar staat niet op zichzelf. Ze is ook opgetreden in zuster, dat van *swestēr komt. Het Duits is dichter bij de bron gebleven: Schwester. In tussen is iets soortgelijks met de klinker gebeurd: het komt van de stam *twiska-. Denk aan het iets conservatievere Duitse zwisschen en het Engelse betwixt. Aan de basis ligt de stam van twee.
Noot | Solch en such In zowel het Duits als Engels is de Germaanse [w] verdwenen, net als bij ons: solch en such. Het Engels heeft bovendien afscheid genomen van de [l]. Die wegval zien we ook in which en each.
Welk en elk
Welk komt van *hwilīkaz. Het stuk *hwi- is een variant van de woordstam waar ook wie, wat en hoe vandaan komen. Zonder de verregaande slijtage zouden we *welijk hebben gehad. Dezelfde herkomst hebben welch en which.
De herkomst van elk is iets ingewikkelder. Philippa e.a. (2003-2009) nemen aan dat het ontstaan is uit *ain- ‘een’ + *ga-/*gi- ‘ge-‘ + *-līkaz.
Een andere theorie is dat elk een combinatie is van *ain-, *ga-/*gi- en het eerder genoemde *hwilīkaz. Voor het Nederlands noemen Philippa e.a. die verklaring onwaarschijnlijk, maar het Oudengelse ǣġhwilċ (te analyseren als ǣ-ġ-hwilċ), de voorloper van each, moet daar wél van afkomstig zijn – al kan ǣ- ook van *aiwo- ‘om het even; ooit’ komen. *Aiwo- + *ga- + *hwilīkaz (dus: ‘om het even welke’) is in ieder geval de herkomst van het Duitse jeglich ‘al; elk; enig’.
Twee overzichtsafbeeldingen:
- Betekenissen afkomstig uit Philippa e.a. (2003-2009): https://etymologiebank.nl/trefwoord/lijk3.
Dit artikel verscheen eerder op Taal aan de wandel.
Laat een reactie achter