De Germaanse talen kun je zien als nichtjes van de Romaanse. Ze delen kenmerken die ze hebben geërfd van hun gemeenschappelijke voorouder. Ons woord moeder heeft bijvoorbeeld dezelfde oorsprong als het Spaanse madre, en het Duitse (sie) sind gaat op dezelfde oervorm terug als het Franse (ils) sont.
Zulke gelijkenissen kunnen helpen bij het leren van een verwante taal, maar die taal leren verstaan en spreken kost heel wat jaren. De nichtjestalen zijn de afgelopen vijfduizend jaar ver uit elkaar gegroeid en daardoor is het aantal verschillen immens geworden.
Zo’n twee millennia geleden lagen de voorgangers van de Romaanse en Germaanse talen – dat wil zeggen: het Latijn en het Proto-Germaans – een stuk dichter bij elkaar. De Romeinen en de Germanen verstonden elkaar ook toen al niet meer, maar er waren hier en daar woorden die nog heel sterk op elkaar leken – en dus wél begrepen zullen zijn geweest. Over zulke woorden gaat dit artikel.
Onverstaanbaar
Verschillen tussen verwante talen ontstaan onder andere door klankveranderingen die in de ene taal wel optreden en in de andere niet. Het Nederlands en het Italiaans zijn weliswaar afkomstig van dezelfde voorouder, het Proto-Indo-Europees, maar klankveranderingen hebben hun verwantschap vertroebeld.
Een voorbeeld: ons woord hoorn en het Italiaanse corno gaan terug op één en hetzelfde woord, *ḱr̥no-, maar doordat de oer-k in de Germaanse talen een h is geworden, zul je niet meteen aan hoorn denken als je corno hoort.
Hoorn en corno lijken buiten de beginmedeklinker nog wel op elkaar, maar daar staan heel wat paren tegenover die onherkenbaar veranderd zijn. Hoe meer veranderde klanken woorden bevatten, hoe meer kennis je nodig hebt om een verwantschap te zien.
Ons telwoord acht gaat bijvoorbeeld terug op hetzelfde woord als het Franse huit (namelijk *oḱtṓw) maar de t is de enige overeenkomst die is overgebleven. Als we de talen terugspoelen naar hun Germaanse en Latijnse fase, krijgen we *ahtau en octō. Die twee lijken al iets meer op elkaar, maar je hebt nog steeds specialistische kennis nodig om ze te verbinden.
Zulke kennis hadden de Romeinen en de Germanen niet, dus een Romein zal een Germaan die het over *ahtau had, niet hebben begrepen. Maar er waren ook woorden met klanken die niet of nauwelijks uit elkaar gegroeid waren.
Verstaanbaar
De oer-[w], -[m], -[l], -[n] en -[r] waren in zowel het Germaans als het Latijn nog vrij goed intact gebleven. Dat geldt ook voor de [s], al werd die in het Germaans soms een [z]. Zoek je naar woorden met voornamelijk die klanken, dan vind je paren die zo veel op elkaar lijken dat de Romeinen en Germanen elkaar waarschijnlijk verstaan zouden hebben als ze ze los hadden gebruikt.
In onderstaande afbeelding vind je acht van zulke Latijns-Germaanse paren. Klik op de audioknop erboven om hun gereconstrueerde uitspraak af te spelen. (De Proto-Indo-Europese vormen spreek ik niet uit.)
Dit artikel verscheen eerder op Taal aan de wandel
Laat een reactie achter