De carnavaleske transformatie van Miki
Een zomer vol vrije tijd, croissantjes en chai lattes in Amsterdam, en een minicruise naar Schotland in de meest luxueuze hut die het schip te bieden heeft zonder dat je ouders je allemaal kinderachtige regels opleggen. Voor welke tiener zou dat geen droomvakantie zijn? Voor Miki. Zij maakt zich namelijk zorgen om haar ouders (gaan ze uit elkaar of niet?) en de ruzie die ze met haar vriendje Tom heeft gehad.
Voordat Miki aan boord van de ferry belandt, is er al veel gebeurd in het leven van de jonge hoofdpersoon van de nieuwe jeugdroman Zeemeermeisje (2022) van Jowi Schmitz. Haar moeder heeft het gezin tijdelijk verlaten omdat ze terug wil naar haar geboorteland Japan. Als het twaalfjarige meisje met haar vader van Dedemsvaart naar Amsterdam verhuist om daar de zomer door te brengen in het appartement op de Nieuwmarkt dat hij heeft aangehouden na zijn studie gaat alles mis. Haar vader voelt zich weer 20 en gaat elke avond met vreemde vrouwen uit, waarna hij diep in de nacht in halfbeschonken toestand thuiskomt. Dat Miki bang en eenzaam is in de bovenwoning ziet hij niet.
Zeemeermeisje schuwt zware thema’s niet, maar is beslist geen somber boek. Dat komt door de carnavaleske omkering van de gevestigde orde die de hoofdpersoon, die net groep 8 heeft afgesloten en na de zomer naar de brugklas gaat, in een vat vol avonturen stort. Een interessante vraag is welke carnavaleske aspecten in de roman te herkennen zijn, of de ondermijning van de volwassenen orde doelbewust is en of Miki uit is op een permanente doorbreking van de gebruikelijke ouder-kindhiërarchie. Deze vragen probeer ik in dit artikel te beantwoorden. Een andere vraag die ik beantwoord is wat je met dit boek in de onderbouw van het voortgezet onderwijs kunt doen.
Het carnavaleske is een bekend gegeven in de jeugdliteratuur. In haar artikel over het carnavaleske van Pippi Langkous (2011) legt Sara Van den Bossche uit hoe de theorie over de (tijdelijke) omkering van de gevestigde orde in de literatuur zich heeft ontwikkeld via Mikhail Bakhtin (1989), John Stephens (1992), Maria Nikolajeva (2004) en David Rudd (2004). De laatste drie theoretici richten zich expliciet op het carnavaleske in boeken voor kinderen en jongeren. Kenmerken van het carnavaleske zijn naast het omkeren van traditionele machtsverhoudingen onder meer normloosheid, vrij eten en drinken en seksuele transgressie.
Het gekke spook op het dak
Je kunt Miki als een zielig verwaarloosd meisje zien, maar de afwezigheid van haar ouders en het ponykamp waar ze niet naartoe gaat, bieden haar ook de ruimte om de wereld te ontdekken. Haar eerste ontdekking is Chris, een aan lager wal geraakte, psychisch niet geheel stabiele reisjournaliste die samen met haar hond Bux op het dak boven Miki’s etage woont. Chris staat bekend als het spook van de Nieuwmarkt. De oude vrouw heeft een tent gebouwd op het dak waar Miki welkom is. Beide personages hebben liefdesverdriet. Chris treurt al 30 jaar om haar ex Felix die nu in Schotland woont en Miki mist Tom, de jongen op wie ze wel verliefd is maar met wie ze nog geen verkering durfde omdat ze zoenen nog te eng vindt.
Omdat haar vader weinig aandacht voor haar heeft, kan Miki ongemerkt met Chris naar Schotland reizen waar de laatste Felix nog een keer wil zien. Chris is bijna blind, dus Miki moet de leiding nemen tijdens de bootreis en in Schotland. Met veel bravoure weet ze de vele obstakels te omzeilen waar het tweetal mee te maken krijgt.
Alleen tegenover de ontruiming van Chris staat ze machteloos. De vrouw moet van de gemeente van het dak af en naar het bejaardenhuis in de buurt. Ook de demonstratie van haar vriendinnen van het ponykamp die op hun pony’s naar Amsterdam rijden en het verkeer rond de Nieuwmarkt ontregelen kan de gemeente niet vermurwen.
Kaasfondue bij Bern
Een wat minder in het oog springend carnavalesk aspect van Zeemeermeisje is de manier waarop Miki eet. Eten en drinken vallen tijdens het carnaval ook buiten de gebruikelijke maatschappelijke normen. Door de scheiding, de verhuizing naar de Nieuwmarkt en de preoccupatie van Miki’s vader met vrouwen en drank wordt er niet meer in gezinsverband gegeten. Het meisje krijgt vaak geld van haar vader om zelf iets te kopen in de horeca. Eten zonder je ouders is volgens Stephens (1992, p. 123) een ‘temporary liberation from official control over the time, place and manner in which food is consumed.’
De vele chai lattes, croissantjes en broodjes die Miki koopt, hebben een dubbele betekenis. Ze benadrukken het urbane en zelfstandige karakter van Miki’s nieuwe leven en ze verwijzen naar seks. Nikolajeva wijst er in The Rhetoric of Character in Children’s Literature (2002, p. 32) op dat er een relatie tussen eten en seks bestaat in jeugdboeken. De zelfstandige manier waarop Miki zichzelf voedt, komt overeen met haar seksuele ontwikkeling. Het is dan ook geen toeval dat Miki pas aan het einde van de roman (p. 260), als het weer aan is met Tom, kaasfondue gaat eten bij Bern (een bekend eetcafé op de Nieuwmarkt) en zegt dat ze het ‘best lekker’ blijkt te vinden. Dat eerder pogingen van Miki om met haar vader kaasfondue bij Bern te gaan eten mislukten heeft een belangrijke betekenis zoals we later in dit artikel zullen zien.
Ondermijning
Je kunt je afvragen of Miki in Zeemeermeisje de maatschappelijke orde echt ondermijnt. Ze lijkt er niet bewust op uit. Ze wil wel weg bij haar vader omdat hij niet voor haar zorgt, maar tijdens de reis naar Schotland is ze ook overweldigd door de verantwoordelijkheid voor Chris en vindt ze het moeilijk te bevatten dat Felix niet geïnteresseerd is in een weerzien met zijn ex. De carnavaleske situatie in Zeemeermeisje lijkt op wat Stephens, die drie soorten carnavalske jeugdboeken onderscheidt, een ‘”time out” from the habitual constraints of society’ (p. 192) noemt. In dit type carnavaleske roman voor jonge lezers is de veilige terugkeer naar de ‘maatschappelijke normaliteit’ ingebouwd in het verhaal. Het ‘intergenerationele bondgenootschap’, een fenomeen dat vaak voorkomt in de recente jeugdliteratuur en uitgebreid wordt belicht in het nieuwe boek Intergenerational Solidarity in Children’s Literature and Film (2021) van Justyna Deszcz-Tryhubczak en Zoe Jaques, blijft niet op Miki’s schouders drukken. Er is nooit sprake van geweest dat Miki en Chris in Schotland zouden blijven of dat het meisje permanent aan het gezag van haar ouders onttrokken zou blijven. Door de slimme planning van Chris en de voorsprong die het duo heeft, is ingrijpen door de ouders wel even echt onmogelijk, maar de afwezigheid van verantwoordelijke volwassenen, een categorie waartoe de labiele Chris duidelijk niet behoort, duurt niet zo lang dat er gevaar voor Miki ontstaat.
Een permanente staat van non-conformiteit is duidelijk niet de bedoeling. Zowel Chris als Miki verlangen naar een stabiele relatie met Felix respectievelijk Tom. Hun beider wens wordt ook vervuld aan het einde van het boek. Miki wil ook graag dat haar ouders weer bij elkaar komen. Ze bereikt een tijdelijke toenadering omdat zowel vader als moeder heel ongerust zijn over haar avontuur in Schotland. Ze staan beiden op de kade als ze weer terugkeert. Miki kent ook niet zoals Pippi Langkous de wens om altijd kind te blijven (Van den Bossche, p. 104). De reis heeft wel een transformerend effect. Omdat ze volwassener is geworden kan Miki meer autonomie claimen in haar hernieuwde relatie met Tom. Het gaat nu niet meer alleen om wat hij wil, maar ook om wat zij wil.
Alles volgens de regels
In een eerder boek van Nikolajeva, From Mythic to Linear: Time in Children’s Literature (1991), schrijft de Zweeds-Russische jeugdliteratuurdeskundige dat het herstellen van de oorspronkelijke orde een noodzakelijke voorwaarde is voor de vrijheid die het carnaval biedt. Net als de kinderperiode is carnaval ‘een tijdelijk, transitioneel fenomeen’.
Like the carnivalesque fool, the child can temporarily, by means of magic or his own imagination, become strong, beautiful, wise, learn to fly, trick the adults, and win over enemies. The end of carnival means return to the everyday, but the purpose of carnival is not only entertainment, but a rehearsal of a future moral and psychological transformation.
Maria Nikolajeva, From Mythic to Linear: Time in Children’s Literature, pp. 136-137.
Dat oefenen voor later doet Miki met haar vader in de stad, waar een oude vriend van hem haar voor zijn nieuwe vriendin aanziet en toespelingen maakt die het meisje nogal onsmakelijk vindt, en op de veerboot, waar ze zich identificeert met een jong stel: ‘Heel even zie ik mezelf hier met Tom rondlopen. Over een jaar of vijf, dan zijn wij zo’n paartje.’ (p. 136) De groene jurk die ze voor haar bootreis met haar vader in een tweedehands kledingzaak koopt, symboliseert de overgang naar een volwassen leven en heeft ook een seksuele, haast incestueuze, connotatie. Haar vader noemt Miki ‘het mooiste meisje’ en ‘mijn eigen zeemeermeisje’ (p. 116) als ze de jurk aan heeft.
Zeemeermeisje. Is dat een achtjarig kind dat zich voor haar vader verkleedt? Of past dat bij dit nieuwe gevoel?
(…)
Ik hou de jurk aan. Mijn vader danst van blijdschap door de winkel. Misschien wil hij nu wel met mij vanavond kaasfondue eten. Wil hij vanaf nu elke avond met mij met popcorn voor de tv. Als dat zo is, laat ik Schotland zitten.
Jowi Schmitz, Zeemeermeisje, pp. 116-117.
Concluderend kun je zeggen dat Zeemeermeisje een carnavaleske coming of ageroman is waarin de hoofdpersoon enerzijds tijdelijk veel vrijheid geniet door de afwezigheid van de ouders, maar die aan de andere kant een sterk normatief karakter heeft omdat zowel Miki als Chris streven naar het herstel van hun relaties. Opvallend is dat de ouders, de ‘tussenleeftijd’ in dit boek, juist uit elkaar willen om eigen verlangens te vervullen.
Miki’s missie om Chris te redden slaagt niet omdat de regeldrift van de gemeente te sterk is. Haar falen biedt Felix de kans zijn ex-geliefde uit het bejaardenhuis te redden. Miki redt wel zichzelf: in haar zelfstandige zomer in Amsterdam en Schotland tilt ze zichzelf over de drempel van de kindertijd naar het begin van haar volwassen leven.
In de klas
Reizen en favoriete boeken
Zeemeermeisje is bedoeld voor lezers vanaf een jaar of twaalf. Een interessante openingsvraag in de brugklas zou zijn welke boeken en eventueel films over zeereizen de leerlingen nog meer kennen. Vermoedelijk zullen titels als De kleine kapitein van Paul Biegel en Pippi Langkous van Astrid Lindgren genoemd worden. Deze vraag is ook een goed begin om de ‘canon van de klas’ te inventariseren (Brasser, 2021b). Wat zijn de favoriete boeken van de leerlingen en welke (voor)leeservaringen hangen daarmee samen?
‘Op reis gaan verandert mensen’, zegt Chris op pagina 154. Aan het einde van het boek blijkt dat Miki’s moeder al op haar elfde zelfstandig naar New York ging om daar een dansopleiding te volgen. Een vervolgvraag kan zijn wat de reizen in Zeemeermeisje en de andere genoemde boeken betekenen voor de ontwikkeling van de personages.
Representatie-analyse
De representatie van Miki’s vader en moeder is ook een boeiend onderzoeks- en gespreksthema dat heel geschikt zou zijn voor klas 2 en 3. Haar ouders worden op een heel verschillende manier weergegeven: de vader als een extraverte flierefluiter en de moeder als een zwijgzame en praktisch georiënteerde persoonlijkheid die vooral aan het koken en schoonmaken is in de B&B die het stel in Dedemsvaart exploiteerde. Bij het weerzien na Miki’s Schotse avontuur stelt ze vast dat haar moeder naar ‘2-in-1-shampoo en naar allesreiniger met eucalyptusgeur’ ruikt. Zelf ruikt Miki naar Spiced Citrus. Haar vader merkt op de ze ‘anders’ en ‘groter’ ruikt, een aanduiding dat ze een ontwikkeling heeft doorgemaakt op haar reis.
De docent die met dit onderwerp aan de slag wil in de les kan eerst zelf een representatie-analyse van de ouders maken, bijvoorbeeld met behulp van de twee artikelen die Els Stronks (2020a en 2020b) in het digitale handboek Didactiek Nederlands publiceerde. Aan de hand van die analyse kan de docent een eigen didactiek ontwerpen om leerlingen de beginselen van representatie-analyse bij te brengen en betekenis toe te kennen aan de manieren waarop de ouders worden weergegeven. De docent kan de leerlingen ook de opdracht geven om aan de hand van de tekst antwoorden te vinden op vragen als: Hoe denkt Miki over haar vader en hoe over haar moeder? Wat zegt zij over hen? Zijn er nog andere vertelstemmen die iets over de ouders zeggen? Kom je erachter hoe de vader over de moeder denkt en vice versa? Waarom weet Miki eigenlijk zo weinig over haar moeder?
Gevorderde lezers zouden (alleen of in een groepje) kunnen onderzoeken hoe het onvolwassen gedrag van de vader, die zijn eigen ‘carnavaleske time-out’ lijkt door te maken in zijn voormalige studentenwoning, zich verhoudt tot de ontwikkeling in tegenover gestelde richting van de dochter.
Ethiek
De ethiek van het samenleven, waarover Blanka Grzegorczyk een hoofdstuk schreef dat in Intergenerational Solidarity in Children’s Literature and Film staat, is een ander thema dat zich heel goed leent voor leesopdrachten en discussie in de klas. Hebben ouders zomaar het recht om tegen de wil van hun kind te verhuizen en een einde te maken aan het vertrouwde gezinsverband? Heeft zo’n breuk extra impact op het kind als het net naar de brugklas gaat of verandert er dan al zoveel dat een scheiding en een verhuizing er ook nog wel bij kunnen? Maakt het een verschil of het om een verhuizing naar Amsterdam of een reis naar Japan gaat? Waarom mag Chris niet gewoon op het dak blijven wonen? Hoe ethisch is het om een oudere vrouw tegen haar zin in een bejaardenhuis te stoppen? Hoeveel ruimte is er in onze maatschappij voor mensen die ‘anders’ zijn.
Intertekstualiteit
Een intertekstuele benadering ligt ook voor de hand bij een rijk boek als Zeemeermeisje (zie Klaver, 2022 voor een didactische aanpak). Een vrouw op het dak zal leerlingen die Minoes (1970) van Annie M.G. Schmidt hebben gelezen of de film hebben gezien bekend voorkomen. Een monster op zolder herkennen sommige leerlingen misschien uit Lampje (2017) van Annet Schaap en de recente jeugdboekenreeks Bethany en het beest van Jack Meggitt-Phillips (zie Klaver, 2021 voor een weergave van de inhoud). De volwassen lezer zal misschien denken aan Bertha Rochester in Jane Eyre (1847) van Charlotte Brontë of het boek The Madwoman in the Attic: The Woman Writer and the Nineteenth-Century Literary Imagination (1979) van Sandra Gilbert en Susan Gubar over de troop van de krankzinnig geachte vrouw. Ook Deesje (1985), een kinderboek van Joke van Leeuwen over een meisje dat bij haar tante in de grote stad moet logeren, is een intertekst in Zeemeermeisje.
De titel Zeemeermeisje doet denken aan Andersens bekende sprookje De kleine zeemeermin dat leerlingen misschien kennen in de originele vorm of via de verschillende Disneyfilms die op dit sprookje zijn gebaseerd (The Little Mermaid (1989), De kleine zeemeermin: Ariel, hoe het begon (2008) en De kleine zeemeermin II: terug in de zee (2000)) of Lampje.
De kleine zeemeermin en Lampje bieden veel aanknopingspunten voor een intertekstuele verkenning van Zeemeermeisje. Het sprookje is kort genoeg om in een les (voor) te lezen en het verhaal van Lampje zal bij veel leerlingen bekend zijn (Van Dijk, 2021; Brasser, 2021a en 2021b). Miki is net als Lampje van gemengde afkomst. Haar Japanse moeder heeft een grote innerlijke drang om het gezin te verlaten en terug te gaan naar waar ze vandaan komt, een plek die ze – net als Lampjes moeder de zee – op jonge leeftijd vrijwillig heeft verlaten om een ander leven te beginnen. De vaders hebben een voorliefde voor drank gemeen en ze letten beiden niet goed op hun dochters waardoor gevaarlijke situaties ontstaan.
Beide personages worden plotseling en tegen hun zin uit hun gezinsparadijs geworpen en moeten naar een nieuw huis verhuizen dat hen angst inboezemt en dat ze bovendien moeten delen met vreemde mensen die zich niet allemaal komen voorstellen. Helemaal bovenin die huizen wonen mensen die hun hulp nodig hebben. De personages ondernemen steeds grotere tochten in hun nieuwe omgeving. Lampje moet echt ontsnappen uit het zwarte huis en Miki is ook niet zomaar buiten, ze heeft in het begin veel problemen met de sloten en sleutels. Het vuurtorenmeisje gaat naar de kermis waar ze vreemde wezens ontmoet en Miki naar een koffietentje waar ze in de rij staat achter studentes met roze haar en een diadeem met konijnenoortjes.
Oplettende lezers zullen nog meer subtiele overeenkomsten tussen Lampje en Zeemeermeisje kunnen ontdekken en kunnen dan beide verhalen vergelijken met De kleine zeemeermin. Daarna kan het analyseren en interpreteren beginnen: wat betekenen de verschillen en de overeenkomsten? Waarom is Andersens zeemeermin wel vrij om een prins te benaderen, maar moet ze sterven voor haar liefde? Hoe wordt de vrijheid van Miki in de tekst weergegeven? Zijn Lampje en Miki even vrij? De vragen die je aan de teksten kunt stellen zijn schier eindeloos.
Literatuur
Bakhtin, Mikhail, Literatur und Karneval. Zur Romantheorie und Lachkultur. München: Carl Hanser Verlag, 1969.
Bossche, Sara van den, ‘”The queerer, the better”. Een carnavaleske interpretatie van Pippi Langkous’. In: Literatuur zonder leeftijd, 25 (2011), pp. 87-110.
Brasser, Joke, ‘Hoe komen jonge lezers in aanraking met de klassiekers?’. In: Klassiekers in de klas, 30 juni 2021a.
Brasser, Joke, In: Klassiekers in de klas, ‘Het schooljaar beginnen met lievelingsboeken en leesbeleving’. In: Klassiekers in de klas, 26 augustus 2021b.
Deszcz-Tryhubczak, Justyna en Zoe Jaques (red.), Intergenerational Solidarity in Children’s Literature and Film. Jackson: University Press of Mississippi, 2021.
Dijk, Yra van, ‘Intertekstualiteit’. In: Didactiek Nederlands – Handboek, 14 november 2021.
Grzegorczyk, Blanka, ‘“Something There Is That Doesn’t Love a Wall”: The Mediating Child and the Ethics of Cohabitation’. In: Justyna Deszcz-Tryhubczak en Zoe Jaques (red.), Intergenerational Solidarity in Children’s Literature and Film. Jackson: University Press of Mississippi, 2021.
Klaver, Marie-José, ‘Recensie: Jack Meggitt-Phillips – Bethany en het Beest en De wraak van het beest’. In: Tzum, 30 oktober 2021.
Klaver, Marie-José, ‘Intertekstualiteit in de brugklas’. In: Neerlandistiek, 18 juni 2022.
Nikolajeva, Maria, From Mythic to Linear: Time in Children’s Literature. Lanham: Scarecrow Press, 1991.
Nikolajeva, Maria, The Rhetoric of Character in Children’s Literature. Lanham: Scarecrow Press, 2002.
Nikolajeva, Maria, Barnbokens byggklossar. Lund: Studentlitteratur, 2004.
Rudd, David, ‘The Froebellious Child in Catherine Sinclair’s Holiday House.’ In: The Lion and the Unicorn, 28/1 (2004), pp. 53-69.
Schmitz, Jowi, Zeemeermeisje. Hoorn: Hoogland & Van Klaveren, 2022.
Stephens, John, Language and Ideology in Children’s Fiction. London/New York: Longman, 1992.
Stronks, Els, ‘Representaties’. In: Didactiek Nederlands – Handboek, 21 maart 2020a.
Stronks, Els, ‘Het concept “representatie” in het literatuuronderwijs. In: Didactiek Nederlands – Handboek, 21 maart 2020b.
Lot D zegt
Wat ik me bij dit soort boeken vaak afvraag is wat je als docent/volwassene doet met de emotionele lading van een boek als ‘Het zeemeermeisje’. Als gevoelig kind in een lichtelijk vergelijkbare situatie maakten dit soort boeken mij als kind enorm verdrietig. Vanwege de herkenning, vanwege de intense herbeleving van de onmachtigheid, maar vooral vanwege het schrijnende contrast tussen het sprookjesachtige verhaal en de harde realiteit en vanwege het einde dat (meestal) goed is in tegenstelling tot de werkelijkheid. Dat kon ik toen nog niet zo goed uitleggen als nu.
Ik zag een vergelijkbare reactie bij mijn kind toen hij een boek over pesten van Carry Slee moest lezen van school. Hij las door (het moest uit) terwijl de tranen over zijn wangen liepen en hij ’s nachts niet kon slapen vanwege de manier waarop dit verhaal, maar het geldt voor veel boeken, toch een ‘goede’ draai geeft aan een in de realiteit uiterst nare, ingewikkelde, niet zomaar op te lossen situatie.
Uiteindelijk heeft de emotionele reactie op boeken mij geleerd om analytisch naar literatuur te kijken, naar hoe schrijvers hun lezers “bespelen”. Juist daarom vind ik het jammer dat dit aspect van het lezen vaak onderbelicht blijft in literatuurbeschouwing in het onderwijs en elders.