Met heel kleine variaties in de uitspraak kunnen mensen heel veel zeggen. We hebben er dan ook een bijzondere antenne voor: je hoeft je r-klank maar een beetje te variëren of je bent ineens een kakker, of een Brabo. Zulke observaties zijn het domein van een terecht populaire betrekkelijk recente tak van de taalwetenschap, de sociofonetiek.
Ik denk dat ik een nieuwe sociofonetische observatie heb, in ieder geval heb ik er geen beschrijving van kunnen vinden. Ik noem het groetronding. De woorden die je zegt bij binnenkomst of bij vertrek kun je met net wat gerondere lippen uitspreken. Dat wekt de suggestie van informele gezelligheid.
Ik doe het in ieder geval zelf, maar ik hoor ook andere mensen het doen. Als ik wegga zeg ik ‘dag’, maar de a daarin is niet helemaal precies dezelfde als die in log, maar gaat toch aardig in die richting, vooral als ik hem verleng en bijvoorbeeld tegen mijn gezinsgenoten spreek: dohog. Dat doe ik nooit als ik datzelfde woord uitspreek in een zin: ‘op deze heugelijke dohog’, dat is echt raar.
Dag staat er niet alleen in. Ook hallo kan ik bij binnenkomst uitspreken met een ronde (oh-achtige) klinker (hollo). Bovendien zijn er natuurlijk versies als doeg en doei waarin de lipronding is opgestuwd tot zulke grote hoogte dat je hem zelfs opschrijft.
Het is niet moeilijk om er een verklaring voor te bedenken. We weten bijvoorbeeld dat mensen lipronding onbewust associëren met zachtheid en rondheid. Die associatie is natuurlijk makkelijk te leggen. Wanneer je poëtisch wil zijn, zou je zelfs de kus kunnen zien in de lippen van wie dohog zegt. Maar voor we een verklaring zoeken zouden we natuurlijk moeten vaststellen of het wel klopt: worden groeten inderdaad ronder uitgesproken? En geldt dat bijvoorbeeld zelfs ook voor pakweg tot ziens – dat zou moeten neigen naar tot zuuns, en dat meer dan zien in ‘bezienswaardigheden’? Ik heb het gevoel dat tot zuuns in ieder geval minder gek klinkt dan bezuunswaardigheden. Maar valt het ook objectief vast te stellen?
Henk zegt
Dat komt me bekend voor. Ik heb het idee dat je met die uitspraak probeert om een afgesleten groet wat schwung te geven, hem iets persoonlijker te maken doordat die uitspraak een klein beetje maf is. De iets geslotener mond geeft de uitspraak een grappig aandoende onderkoeldheid, een soort articulatorisch understatement.
Het zou me niet verbazen als niet ronding het instrument daarvoor is, maar geslotenheid – of wat breder: minimalisering van de articulatie. Een /a/ gaat naar een [o] in dit gebruik, maar de /o/ kan naar een gespannen, gesloten [ö] (die van het Duits en het Twents) gaan. ‘Hallo’ kan dan als ‘hollo’, ‘hallö of zelf ‘hollö’ worden gerealiseerd. De uitroep ‘Leuk!’ kan ook met die gesloten klinker worden gemaakt of zelfs de kant op gaan van ‘Luuk!’
Ik vermoed ook dat die minimalisering van de articulatie maar een van de instrumenten is die we gebruiken om te vermijden dat we afgesleten groetformules moeten gebruiken. Rekking, klemtoonverlegging en het in tweeën splitsen van de lettergreep horen er ook bij: ‘Hááálo!’, ‘Hòòòhòòòi!’, ‘Nou, doehoei!’
T.Heijl zegt
Campert klassieker : “Tot zoens.”