Intrigerende vraag, onlangs gesteld door Martine Mussies op Mastodon: wanneer gebruiken we precies dop en wanneer deksel? We kwamen er geloof ik met zijn allen niet uit, en ook de woordenboeken geven niet onmiddellijk uitsluitsel. Van Dale zegt bijvoorbeeld over deksel:
- voorwerp dat een hol open lichaam vanboven afsluit, m.n. het daarbij behorende dat er precies op past
En over dop:
- voorwerp ongeveer in de vorm van een halve eierschaal, althans met een kom- of cilindervormige uitholling, dat op een buisvormige opening geplaatst kan worden om deze af te sluiten, bv. op een vulpenhouder, een ventiel, een tube
Als je dit zo leest, zou je denken dat deksel een algemener begrip is dan dop, en dat iedere dop dus een deksel is (van een bijzondere vorm), maar dat lijkt me niet juist. Vulpenhouders, ventielen en tubes hebben zeker geen deksels. Aan de andere kant kun je op een pan of schaal deksels hebben die ‘ongeveer de vorm van een halve eierschaal’ hebben, zoals deze:
Nu kun je in dit geval zeggen dat de pan of schaal misschien niet ‘buisvormig’ was, maar ik denk eigenlijk dat je op vazen ook deksels legt, en geen doppen.
In de voorbeelden die Van Dale noemt kun je nog zeggen dat de dop bij vulpennen, tubes en ventielen deels over het tubevormige deel heen gaat: het wordt aangeschroefd of erover heen gedrukt. Een dop zit daarom vaak min of meer vast aan het ding dat het afsluit, je krijgt het alleen los met enige wrikken of terugschrouven. Een deksel ligt daarentegen doorgaans los op het voorwerp, of het is er bijvoorbeeld met een scharnier aan vastgemaakt.
Een andere relevante parameter is misschien de omvang. Doppen kunnen niet heel groot zijn. Dat verklaart mogelijk waarom pannen geen doppen hebben, en in de discussie op Mastodon gaf taaljournalist Gaston Dorren een aardig voorbeeld:
Een fles in principe heeft een dop, ongeacht de vorm daarvan, maar als de fles een brede hals heeft (vruchtensappen vaak) kan deksel ook, want dat gaat die fles richting pot. Potten, pannen, kliko’s: groot, dus deksels.
Ik vind het eigenlijk een beetje vreemd om te zeggen dat een fles vruchtensap een deksel heeft, maar ik moet toegeven dat ik het voor zulke flessen óók gek vind om dop te zeggen, en met het pistool op de borst dan uiteindelijk kies voor deksel. Toch observeerde Gaston ook al dat die grootte het in zijn eentje ook niet helemaal doet:
Vreemd is de benzinetank: dop, maar waarom? Omdat de dop zo klein is t.o.v. de hele auto? Of zou het een erfenis zijn van een eerdere, bijv. jerrycanachtige, vorm?
Er zijn dus alles bij elkaar minstens drie dimensies waarin doppen en deksels van elkaar verschillen:
- doppen hebben een bolle vorm (‘als een eierschaal’) en deksels zijn plat
- doppen schuiven over het afgesloten voorwerp heen, deksels liggen erboven op
- doppen zijn klein, deksels zijn groot
Hier helpt het inzicht dat woordbetekenis gezien moet worden in termen van prototypen: je kunt geen sluitende logische definities geven, maar een lijst eigenschappen waaraan objecten min of meer voldoen. Om dat uit te leggen spreken mensen meestal over vogels: pinguïns en dodo’s zijn vogels maar omdat ze niet door de lucht kunnen vliegen zijn het geen prototypische vogels zoals bijvoorbeeld merels dat wel zijn.
Doppen en deksels zijn ook voorbeelden van dit fenomeen. Er is geen scherpe lijn te trekken – die dingen op vruchtensapflessen zullen door de een deksels genoemd worden en door de ander doppen. Een heel prototypische dop zit op een vulpen, een heel prototypische deksel ligt op een vuilnisbak. Ertussenin zit allerlei afsluittechnologie die min of meer aan de criteria voor een van de twee voldoet.
Vincent van Heuven zegt
Een hoofddeksel voldoet aan alle criteria die het tot een dop maken…
Marc van Oostendorp zegt
Ja, interessant voorbeeld. Overigens is een dophoed natuurlijk een voorbeeld van een hoofddeksel (even los van de vraag welke holte er precies wordt afgesloten).
Jelke zegt
Zo klein zijn wieldoppen niet!
Duko zegt
Ik zou ze dan persoonlijk ook wieldeksels noemen. Tenzij ik ben ben niet begrepen te worden.
Vergelijk: naafdoppen.
Leo Beth zegt
Deksels interessant!
L. Roessingh zegt
hoe zit het dan met het eierdopje?
Rik Schutz zegt
Valt er ook iets te zeggen over materiaal? Doppen zijn vaker van plastic of metaal; deksels ook van aardewerk, glas, hout.
Of over de methode van bevestiging? Twijfelgevaldeksels (op sapflessen met brede opening) worden draaiend bevestigd.
Terzijde: de enige samenstelling met de inhoud van de houder die wordt afgesloten, nl. ‘bierdopje’ (syn. van kroonkurk), ontbreekt in de Dikke van Dale.
Emanuel de Witt zegt
Op een jam- of conservenpot gaat een deksel (die je vast schroeft.
Die deksels zijn maar gedeeltelijk plat, ze liggen niet op het te bedekken of af te sluiten voorwerp, en ze zijn klein noch groot.
Ze passen dus niet erg bij de beschreven categorisering.
Bart Bos zegt
In mijn jeugd, Zeeland jaren ’50, werd het dopje van een fles een “dopsel” genoemd.
Een fraaie contaminatie van dop en deksel.
Guy Van de Poel zegt
In de hele conversatie wordt stop niet een keer genoemd (Brabants: stopsel) ; kent men dat niet in Nederland ? Een dop is (voor mij) typisch Noord-Nederlands en deksel iets dat in het hele gebied gebruikt wordt. Dopsel was (is ?) dan misschien een tussenvorm ?
Maria Thomas-Franssens zegt
Inderdaad, wij zeggen ook vaak stop. En je kan natuurlijk ook bv draaideksel zeggen (de fruitsapfles)
Frans zegt
Een stop is voor mij iets wat je bv. op een pijp zet, maar het lijkt inderdaad wel heel sterk op een draaidop op een fles.