• Door naar de hoofd inhoud
  • Skip to secondary menu
  • Spring naar de eerste sidebar
  • Spring naar de voettekst
Neerlandistiek. Online tijdschrift voor taal- en letterkunde

Neerlandistiek

Online tijdschrift voor taal- en letterkundig onderzoek

  • Over Neerlandistiek
  • Contact
  • Homepage
  • Categorie
    • Neerlandistiek voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal

Etymologica: statiegeld

2 oktober 2023 door Nicoline van der Sijs Reageer

De nieuwe regelgeving rond statiegeld op blikjes en flesjes bracht een lezer tot de vraag waar het woord statiegeld eigenlijk vandaan komt. Een interessante vraag waarop het antwoord ingewikkelder blijkt dan verwacht.

Afbeelding van Talpa via Pixabay

De Bataafse Republiek

Het oudste citaat van statiegeld in het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) dateert van 1919. Maar uit de historische kranten op Delpher blijkt het woord al 125 jaar ouder te zijn. Op 24-1-1795 meldt de Rotterdamse brouwerij De Posthoorn dat klanten tijdens de normale openingsuren ook langs kunnen komen voor ‘Statie-Geld, voor het Vaatwerk’, en op 19-12-1795 maken de Gezamenlijke Bierbrouwers van de stad Geertruidenberg bekend dat ze vanaf 1 januari 1796 alleen nog bier leveren tegen contante betaling en dat ze boven de gewone prijs voor het bier een extra bedrag rekenen voor iedere ton en vat, ‘welk Statiegeld tegen elk weder inkomend stuk Vaatwerk zal worden verwisseld’.

Het statiegeld werd dus geïntroduceerd door de bierindustrie, maar het werd direct overgenomen door de overheid van de net opgerichte Bataafse Republiek, waar de patriotten na een Franse inval aan het roer stonden. De Amsterdamsche courant van 2-6-1797 somt, onder de kop ‘Vryheid, Gelykheid, Broederschap. Het derde jaar der Bataafsche vryheid’ een reeks nieuwe maatregelen van de gekozen vertegenwoordigers van het gemeentebestuur op, waaronder het besluit kerkgenootschappen belasting te laten betalen over een reeks zaken, zoals ‘het vervoeren der Lyken, […] Statie-Gelden, het invoeren van Graanen’.

Het heffen van statiegeld is dus een van de vele vernieuwingen die tijdens de Bataafse Republiek werden ingevoerd. Statiegeld is natuurlijk aantrekkelijk voor de consument, omdat het leidt tot teruggave van geld. Inmiddels had de Bataafse overheid namelijk ervaren dat de burgers ook in de nieuwe politieke realiteit niet erg geneigd waren tot vrijwillige bijdragen, zo blijkt uit de Leydse Courant van 27-6-1796, waarin de gemeente afkondigt voortaan allerlei verplichte belastingen te zullen heffen ‘naardien wy met leedwezen vernoomen hebben, dat er by onze Medeburgeren eenige huiverigheid plaats heeft, om in te schryven in de Vrywillige Geldwisseling, by ons op den 3 dezer gearresteerd […]’.

Daarna wordt het in de kranten stil rond statiegeld, maar vanaf 1856 blijkt dat bierbrouwers in het hele koninkrijk prijsafspraken over statiegeld hebben gemaakt en er depothouders zijn aangesteld voor de verrekening. Later gaat het Rijk via het Rijksgraanbedrijf ook statiegeld rekenen op graanzakken, zo blijkt uit Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1918 van de Tweede Kamer.

Waarom statie-?

Maar waarom koos men voor de benaming statiegeld, met als eerste deel statie-? En wat betekent dat statie? Als religieuze term was statie voor ‘standplaats van een priester’ en ‘plaats waar Jezus stilhield tijdens zijn gang naar Golgotha’ al in de veertiende eeuw ontleend aan het Latijn. Maar dat had natuurlijk niets te maken met statiegeld.

Laten we ons eens verplaatsen in de (anonieme) bedenker van de term statiegeld. Hij moest een naam vinden voor geld dat tijdelijk bij de verkoper blijft staan totdat de koper de verpakking inlevert. Dat tijdelijk laten staan wilde de bedenker in de naam  uitdrukken. Nu bestonden er op dat moment echter al diverse samenstellingen van staan en geld, zoals stageld, staangeld en standgeld, die alle drie het geld aanduidden dat marktkooplieden moesten betalen voor het houden van een stalletje op een markt: stageld is bekend sinds 1678, standgeld vanaf 1773 en staangeld vanaf 1785. Die woorden waren dus niet geschikt. Daarom wendde de bedenker zich, geheel volgens de tijdsgeest, tot het Latijn: hij verving staan door de Latijnse tegenhanger statio, die ‘het blijven staan’ betekent, en hij vernederlandste dit tot statie.

Zo werd het Nederlands met de term statiegeld verrijkt, met een eigen betekenis, ter onderscheiding van sta-, staan- of standgeld voor ‘marktgeld’.

De woordenboeken

Beter kunnen we het niet maken, zou je zeggen, maar dan rekent u buiten de lexicografen. Die lukte het perfect om roet in het eten te gooien. Zo is volgens het WNT statiegeld ‘hetzelfde als Staangeld uit ouder Stageld’. Van Dale heeft dat ijverig overgeschreven en beweert dat stageld, staangeld en statiegeld alle drie synoniemen zijn voor ‘be­drag voor verpakking dat je bij in­le­ve­ring daar­van te­rug­krijgt’. Daarnaast worden stageld en staangeld volgens Van Dale ook gebruikt voor ‘marktgeld’, waarbij stageld in beide betekenissen een regionaal woord zou zijn.

Helaas ondersteunt het daadwerkelijke taalgebruik deze definities op geen enkele wijze: nergens heb ik een voorbeeld gevonden van stageld of staangeld in de betekenis ‘statiegeld’. Ook voor die regionale beperking van stageld is geen bewijs te vinden. Wel is er sprake van een chronologische ontwikkeling: tot en met de eerste helft van de twintigste eeuw gebruiken de kranten vrijwel uitsluitend staangeld, maar na 1970 komt daarnaast stageld op, en die twee worden tegenwoordig even vaak en door elkaar heen gebruikt, uitsluitend in de betekenis ‘marktgeld’. Na de Tweede Wereldoorlog zijn meer neologismen met sta– gevormd, zoals stacaravan, staplek en stabij als naam voor een hondensoort, terwijl dergelijke samenstellingen in een eerder stadium vaak met staan werden gevormd (staanplank, staantijd) of als standaardvorm golden: zo vermelden alle oude Van Dales alleen staanplaats en werd staplaats pas in 1992 als variant toegevoegd, terwijl staplaats volgens WNT de oudste vorm is.

Jammer dat de woordenboeken knoeien met het handige betekenisverschil tussen statiegeld en sta(an)geld, maar gelukkig trekken de taalgebruikers zich daar niets van aan: er zijn zo immers al genoeg problemen rond de statiegeldheffing.

Delen:

  • Klik om af te drukken (Wordt in een nieuw venster geopend) Print
  • Klik om dit te e-mailen naar een vriend (Wordt in een nieuw venster geopend) E-mail
  • Klik om te delen op Facebook (Wordt in een nieuw venster geopend) Facebook
  • Klik om te delen op WhatsApp (Wordt in een nieuw venster geopend) WhatsApp
  • Klik om te delen op Telegram (Wordt in een nieuw venster geopend) Telegram
  • Klik om op LinkedIn te delen (Wordt in een nieuw venster geopend) LinkedIn

Vind ik leuk:

Vind-ik-leuk Aan het laden...

Gerelateerd

Categorie: Artikel, Uitgelicht Tags: Etymologica, etymologie

Lees Interacties

Laat een reactie achterReactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

Primaire Sidebar

Gedicht van de dag

M. Vasalis • Afsluitdijk

De bus rijdt als een kamer door de nacht
de weg is recht, de dijk is eindeloos
links ligt de zee, getemd maar rusteloos,
wij kijken uit, een kleine maan schijnt zacht.

➔ Lees meer

Bekijk alle gedichten

  • Facebook
  • YouTube

Chris van Geel

RAG

Een web van één draad lang
waarin een spin voer vangt,
waarop een vlieg kort zit,
beweegt, zijn poten wast,
wegvliegt en keert, niet weet
waarvoor die draad zich spant.

Bron: Enkele gedichten, 1973

➔ Bekijk hier alle citaten

Agenda

26-29 juni: Dichters in de Prinsentuin 2025

26-29 juni: Dichters in de Prinsentuin 2025

18 juni 2025

➔ Lees meer
Een rijk leven: afscheidsrede Johan Koppenol, VU Amsterdam

Een rijk leven: afscheidsrede Johan Koppenol, VU Amsterdam

17 juni 2025

➔ Lees meer
3 juli 2025: afscheidssymposium Johan Koppenol

3 juli 2025: afscheidssymposium Johan Koppenol

17 juni 2025

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle agendapunten

Neerlandici vandaag

geboortedag
1894 Edgard Blancquaert
sterfdag
1849 Barthold Lulofs
1984 Leonardus Michels
1986 W.A.P. Smit
➔ Neerlandicikalender

Media

Het culturele landschap van Frits van Oostrom

Het culturele landschap van Frits van Oostrom

19 juni 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
De internationale positie van het Engels

De internationale positie van het Engels

14 juni 2025 Door Marc van Oostendorp Reageer

➔ Lees meer
Inspiratiesessies in het Universitair Museum Utrecht

Inspiratiesessies in het Universitair Museum Utrecht

11 juni 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle video’s en podcasts

Footer

Elektronisch tijdschrift voor de Nederlandse taal en cultuur sinds 1992.

ISSN 0929-6514
Bijdragen zijn welkom op
redactie@neerlandistiek.nl
  • Homepage
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Over Neerlandistiek
  • De archieven
  • Contact
  • Facebook
  • YouTube

Inschrijven voor de Dagpost

Controleer je inbox of spammap om je abonnement te bevestigen.

Copyright © 2025 · Magazine Pro on Genesis Framework · WordPress · Log in

  • Homepage
  • Categorie
    • Voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal Neerlandistiek
  • Over Neerlandistiek
  • Contact
 

Reacties laden....
 

    %d