Verraden zulke verleden tijden ook iets over ons taalsysteem?
Een jaar of twintig geleden heb ik een artikel gepubliceerd over Nederlandse gebiedende wijzen in de verleden tijd. Hoewel die zeker niet heel gebruikelijk zijn en ook lang niet alle Nederlandstaligen ze accepteren, komen ze zeker voor.
Er zijn verschillende typen, zoals een voltooide variant, een variant met een permissief hulpwerkwoord, een type zonder echte verledentijdslezing en een advies met terugwerkende kracht. Van elk type volgt hier een voorbeeld:
- Had dan ook niet zo hard gereden! (Dan had je nu geen boete hoeven betalen.)
- Liet de wind maar waaien … (wij zaten lekker binnen.)
- Ging liever eens vroeg naar bed! (In plaats van al die pillen te slikken, dat zou beter voor je zijn.)
- Als het regende, ging dan liever lopen (want de straten werden toendertijd spekglad).
Ik was niet de eerste die erover had geschreven. In ieder geval Henk Proeme was me voor, maar diens beschrijving stond wat verstopt in een boek over Russische syntaxis en taalkundigen die zich met Nederlandse grammatica bezighielden, hadden het verschijnsel daardoor niet echt opgemerkt.
Heel veel later, in 2021, bedacht ik dat gebiedende wijzen in het Nederlands niet alleen de beide werkwoordstijden hebben die ook in de aantonende wijs voorkomen (namelijk de tegenwoordige en de verledene), maar ook alle drie de personen (eerste, tweede, derde) en bovendien beide getallen (enkelvoud en meervoud). Ik heb dat nooit tot een artikel uitgewerkt, maar er wel voor Neerlandistiek een stukje over geschreven.
Vorige week schreven Ronny Boogaart en ik, zonder het van elkaar te weten, een stukje voor Neerlandistiek over infintieven of onbepaalde wijzen in de verleden tijd. De aanleiding was het gebruik van zo’n werkwoordsvorm in de Volkskrant. Collega Boogaart ging op zoek naar andere voorkomens en vond er aardig wat, waaronder dit mooie exemplaar:
- In De Gelderlander geven provincie en Parenco aan met elkaar in gesprek te hadden willen gaan over de aanscherping.
Toen dacht ik: imperatieven en infinitieven kunnen dus in de verleden tijd staan, zou dat ook gelden voor andere niet-persoonsvormen van werkwoorden, zoals het onvoltooid deelwoord? En vergemie, laat dat nou ook voorkomen! De volgende voorbeelden komen van het Internet:
- Ik heb er toen mee rond gelopen dachtend dat t allemaal normaal was
- Sinds ik haar weer in mijn bezit heb(zie link hierboven) heb ik haar 1 keer laten opvoelen, dachtend dat ze (perongeluk door de vorige mensen zonder paardenverstand) drachtig was.
- Luna is in augustus bij ons komen wonen, niet wistend dat onze Lizzie ziek was, maar spijt hebben we er absoluut niet van.
In het stukje over persoon en getal van gebiedende wijzen betoogde ik dat de gebiedende wijs niet bestond uit een paar losse vormen, maar dat die wijs een paradigma vormt. Dat is een systematische (in een schema te vatten) verzameling van vormen, zoals we die ook in de aantonende (en eventueel de aanvoegende) wijs kennen, met voor elke combinatie van tijd, persoon en getal een werkwoordvorm. In het artikel over gebiedende wijzen had ik beschreven dat het vormen van verledentijdsvormen van infinitieven het makkelijkst lijkt te gaan bij sterke werkwoorden. Die indruk heb ik ook bij de verledentijdsvormen van onvoltooide deelwoorden. Ze parasiteren als het ware op de reguliere vormen, doordat hun uiterlijk daar niet te veel van afwijkt. In m’n stukje van vorige week gaf ik nog meer voorbeelden van parasitair gedrag onder werkwoorden.
Wat als we die twee ideeën nou eens combineren? Zou het zo kunnen zijn dat we er onbewust naar streven om van al onze werkwoordswijzen een paradigma te vormen, maar dat vormkenmerken zoals de aanwezigheid van verledentijdsuitgangen het welslagen daarvan in veel gevallen belemmeren? En dat parasitaire vormen als “ging maar liever eens vroeg naar bed”, “te hadden willen gaan”, “dachtend dat t normaal was” door het filter glippen dat die twee tegengestelde tendensen samen vormen? Het zou volgens mij best de moeite waard zijn om daar eens wat systematischer onderzoek naar te doen.
Freek Van de Velde zegt
Interessant stuk, en interessante gedachten. Ik vermeld hier graag nog even een anekdotische observatie, namelijk een uiting van Herman De Croo, Belgisch politicus en vader van de huidige premier. Die had het over ‘mijn bewoogredenen in die tijd (…)’, met tempusmarkering op het eerste lid in de samenstelling.
Peter-Arno Coppen zegt
Het doet mij een beetje denken aan de ‘preterito-presentia’, waarbij een (sterke) verleden tijd geherinterpreteerd wordt als een tegenwoordige tijd. In dit geval betreft het stamvormen van werkwoorden die in de verleden tijd een (bijvoorbeeld modaal) betekeniskenmerk hebben dat aanleiding geeft tot een nieuw werkwoord.
Henk Wolf zegt
Door de reactie van Peter-Arno bedacht ik dat er ook West-Germaanse variëteiten bestaan met een modaal paradigma dat zich hoofdzakelijk door het stamrijm van de tegenwoordige tijd aantonende wijs onderscheidt. Het Hoogduits is daar een voorbeeld van.
Als ik gelijk heb met wat er in mijn bovenstaande stukje staat, zou je verwachten dat er in zulke variëteiten af en toe modale infinitieven opduiken die door analogiewerking de modale stam gebruiken. En inderdaad, even googelen levert ook daarvan voorbeelden op:
Hier stechen vor allem Deutschland, Schweden, Italien und Ungarn heraus, wo mehr als ein Drittel der Befragten bereit sei, über 5 % mehr für Tierwohl-Produkte zahlen zu würden.
Die Hälfte der befragten Personen (51%) gibt an, die zu errichtenden Anlagen eher akzeptieren zu würden, wenn man von dieser profitiert.
Wenn Sie sich jedoch zu einem späteren Zeitpunkt entscheiden, unseren Newsletter nicht mehr erhalten zu möchten, können Sie sich jederzeit abmelden.
Wie “zu möchten” googelt, vindt zelfs verschillende prescriptief gekleurde discussies over “möchten” in infinitiefposities, wat erop wijst dat die vorm zo gewoon is dat er zich mensen aan zijn gaan ergeren.
LDK zegt
Ik denk meteen aan zoiets:
Directe rede: Möchtest du etwas essen? Ich möchte nichts essen.
Indirecte rede: Ich wurde gefragt, ob Ich etwas essen möchte. Ich sagte, nichts essen zu möchten.
Vlgns wiktionary (https://de.wiktionary.org/wiki/m%C3%B6chten): “Der Infinitiv „möchten“ wird standardsprachlich im Allgemeinen nicht als korrekt angesehen (siehe Anmerkung).”