Van alle onkruid waar ik als beginnend volkstuinder mee te maken krijg, is heermoes de vervelendste. Als je even niet op de tuin geweest bent, staat er weer een serie kerstboompjes op het pad. Je kunt ze heel gemakkelijk wegtrekken, maar ze komen even gauw weer terug. Het woord heermoes wordt overigens door de spellingcorrector van m’n computer niet herkend. Wij op de tuin zeggen wel heermoes, maar dat is eigenlijk een naam die in de Waterlandse dialecten niet voorkomt. We zouden paardestaart moeten zeggen, want dat is vanouds ’t woord in onze streek. Of anders unjer. Dat zeggen ze in elk geval in delen van Noord-Holland, o.a. in West-Friesland. En op Tessel.
De schrijfsters Wolff en Deken kennen ’t woord ook. In elk geval Betje Wolff, want die woonde in de Beemster en daar heeft ze ’t blijkbaar opgevangen: “(De boer) spreekt met zijne Buuren Van hunne Bezigheden. Zij spreken van den Landbouw … Van ’t Unjer in de Landen, Van ’t meest voordeelig mesten” (Nat. m. Zanggodin 74 [1784]).
Voor de verklaring van unjer wordt wel verband gelegd met Hongaar. Dat woord is ‘zigeuner’ gaan betekenen, vervolgens ‘tovenaar’ e.d.. Vanwege de bijgedachte aan ‘duivels’ die het woord oproept, is het woord dan ook de naam voor de paardestaart geworden, zegt men. Ik ben niet overtuigd. Ten eerste mis ik de h en ten tweede hebben Hongaar en unjer een verschillende klemtoon.
Er is een betere verklaring, die ik vond in een artikel van Michiel de Vaan. Hij herleidt unjer naar Middelnederlands onghehier, dat als bijvoeglijk naamwoord ‘weerzinwekkend’, betekent. Uit ongehier, ongehuur ontstond door wegval van de h ongier, onguur. Door een verdere klank- en betekenisontwikkeling kon unjer ook de naam worden van de ergernis van de moderne volkstuinder.
De meestgebruikte naam in Nederland is kattestaart. Dat is een doorzichtige naam net als paardestaart, rattestaart en vossestaart. Dat kun je niet zeggen van heermoes. In de vormen härenmuos, härmuos komt ons woord voor in de dialecten van Brandenburg (Noord-Duitsland). Het woord is daar terechtgekomen door Nederlandse kolonisten die er in de twaalfde eeuw naartoe trokken om moerasgebieden in te polderen (Hermann Teuchert, Die Sprachreste der niederländischen Siedlungen des 12. Jahrhunderts, 1944).
Die kolonisten hebben daar blijkbaar ook dat vervloekte heermoes aangetroffen en er de naam heermoes aangegeven. Daar kun je twee dingen uit concluderen. Ten eerste dat die kolonisten de naam van huis uit kenden en ten tweede dat ze afkomstig geweest moeten zijn uit ’t gebied waar nu nog heermoes gezegd wordt, Zuid-Holland, Utrecht, waar in de Vroege Middeleeuwen al volop moerasgrond ontgonnen werd. Teuchert verklaart heermoes als ‘herbes Gemüse, dat wil zeggen ‘zuur voer’. Er zijn ook andere etymologische verklaringen voorgesteld maar deze lijkt me zo gek nog niet, want heermoes bevat kiezelzuur in de stengels. Dat heer of her zal ook in de Lage Landen bekend zijn geweest of in een ander etymon dat ook aan te wijzen is in haren in de betekenis ‘scherp maken van een zeis’.
Op ’t kaartje wordt onderscheid gemaakt tussen roeg-bol en roebolt. Ik denk dat ’t ’tzelfde woord is. Er zijn van dit woord trouwens nog meer varianten: roebol(t), ro(e)wbolt, roobol, rouwbol, rugebol, rukebol, ruwbolt. De oorspronkelijke vorm zal wel roegbol geweest zijn, waarin dat bol niet goed te duiden is. ’t Eerste woorddeel wel. Daar zien we de oudste vorm roeg, die vervolgens ruug werd en tenslotte ruig, precies zoals bij hoes > huus > huis gebeurd is. De andere vormen zijn varianten van een van deze drie, roeg, ruug en ruig.
De benaming lidrusk is een soort botanische beschrijving van de plant. De stengels van de heermoes bestaan immers uit geledingen. Rusk, rus komt vaker voor als naam voor een bosje of struikje.
’t Is opvallend dat al deze benamingen, behalve unjer, zo neutraal zijn. Ze beschrijven ’t uiterlijk van de plant of een eigenschap (heermoes). Alleen in kwadernaat en kwade-aard komt tot uitdrukking dat heermoes een schadelijke plant is, die veel ellende veroorzaakt. Sommige akkers werden er naar gekwalificeerd:
„In vele lage streken van Zuid-Holland is zij (t. w. de heermoes) zoo algemeen en als schadelijk bekend, dat het land verdeeld is in kwadenaardsland en in goedenaardsland, in welk laatste namelijk de hermoes ontbreekt”, V. HALL, Landh. Flora 273
In ’t verleden was een akker met heermoes volstrekt onbruikbaar, ‘kwaadaardig’. Tegenwoordig is er vast wel een ‘gewasbeschermingsmiddel’ om ’t te bestrijden. Laat dat maar aan Monsanto. over. Die komt er trouwens op onze volkstuin niet in.
Kaartje Heermoes ontleend aan de Databank Plantennamen in de Nederlandse Dialecten
Uit de Tuinkrant van Volkstuinvereniging ‘Nut en Genoegen’, oktober 2014
Henk Wolf zegt
Ik zou de Hongaarse etymologie niet op de twee gronden die je noemt verwerpen. “Unjer”-achtige vormen, zonder h- en met de klemtoon op de eerste lettergreep, zijn redelijk gebruikelijk. Het Fries gebruikt nog steeds “Ongersk” voor Hongaars en “it Ongerslân” voor Hongarije. Het Middelnederlands Woordenboek heeft ook nog een Lemma “Onger = Hongaar”, waar “unjer” als variant en “ungeren = toveren” als afgeleid werkwoord wordt genoemd. Ook het Duits heeft natuurlijk “Ungar-“. De h- lijkt een volksetymologische vernieuwing, die gebaseerd is op een associatie met de Hunnen.
Mijn ervaring is overigens dat heermoes het vooral goed doet in omgewoelde grond. Als je op de moestuin smalle zaaivoren trekt of plantgaten maakt in plaats van het hele bed om te spitten, heb je er na een tijdje geen last meer van. De bedden afdekken met houtsnippers of compost werkt ook.
Pek van Andel zegt
In het Nederlands heet het ook wel ‘schaafstro’. In het Archeon, het archeologisch museum, las ik dat ooit. Daar werd het getoond als schuur- en polijstmiddel van sieraden van been (uit botten). In het Duits ‘Zinnkraut’ (om tin (armelui’s zilver) mee te schuren). Er zit geen ‘kiezelzuur’ in. Neen. Het zit wel tjokvol kogelronde bolletje SiO2, siliciumoxide, zand kortom. Stradivarius droogde het gewas al, dat ook in de Po vlakte groeit, en hij gebruikte het dan om zijn violen en cello’s mee te schuren en te polijsten, als een soort ‘botanische JIF’ (de uitdrukking is van Rob Biersma, die het als kop in de NRC verzon) , alvorens ze in de lak (vernis) te zetten. Ik schreef er namelijk ooit een artikel over op de Achterpagina van de NRC. Een lezer reageerde toen spontaan via de redactie, dat de ‘kiezeltjes’ het voordeel zouden kunnen hebben, dat de gebitten van de grazers ervan, er bot van zouden kunnen worden, met als gevolg dat ze dan de plant gaan mijden, wat dan voor de plant natuurlijk een evolutionair voordeel heeft en voor de ex-grazres ook natuurlijk. Ik heb het gedroogde schaafstro van een meter hoog (dat ik ooit kreeg van iemand die in Groningen een cello voor mijn dochter bouwde en die het eigenhandig in de Po vlakte had geplukt) ooit onder de elektronen-microscoop laten bekijken en bekeken, er dan zag je in één gescand preparaat, tientallen tot honderden bolletjes van kleine tot grotere diameters. Ze deden mij aan fietskogeltjes denken, qua variatie van diameters.
Pek van Andel, Feerwerd (Gn.), waar het ook groeit langs sloten onder andere.
Maarten van der Meer zegt
In de standaardtaal is schaafstro (Equisetum hyemale) een andere soort dan heermoes (Equisetum arvense). Nu kan dat ‘in de volksmond’ best door elkaar lopen, maar uit de plantennamendatabase van Meertens en het Woordenboek der Nederlandsche volksnamen van planten van Heukels (1907) blijkt niet dat schaafstro een gangbare volksnaam voor heermoes is of is geweest. Heermoes wordt ook geen meter lang, schaafstro komt daar dichter bij in de buurt.
Jan Stroop zegt
Daarom staat schaafstro ook niet op ’t kaartje. Dat is namelijk gebaseerd op informatie van de lokale correspondenten van ’t Meertens Instituut.
Pek van Andel zegt
‘Schaafstro’ werd ook wel ‘schuurbies’ benoemd.
Pek van Andel zegt
‘Legoplant’ Prachtig een organisme dat naar een artefact wordt genoemd. Omgekeerde ‘bionica’, of ‘biomimetica’, zoals tegenwoordig heet, maar dan niet technisch maar taalkundig.
leon2009vdb zegt
Paar opmerkingen.
• Wat betreft heermoes (Equisetum arvense), en de afleiding van ‘herb’: als je die afleiding aanneemt en daarbij verwijst naar het kiezelzuur in de plant, hoeft de nadruk niet op het zuur te liggen. Je kan die ook leggen bij de kiezel. De plant bevat kiezel en is daardoor taai en hard: een moeilijk ‘moes’ voor de messen van wie maait, maar vooral voor het grazende vee. Vergelijk het met de plant genaamd ijzerhard. In het verlengde van de nadruk verschoven naar kiezel, is een afleiding van ‘hard’ ook niet mogelijk? Hardmoes, herdmoes, her-moes . . . Dat de korte e verlengd wordt tot een lange ee (eigenlijk i-i door de r erachter) komt vaker voor, zoals bij de plant ‘herik’, die lokaal/regionaal ‘herrek’ wordt genoemd. Dat lijkt andersom (in plaats van kort wordt lang, lang wordt kort), maar het is een kwestie van de kip of het ei.
• Wat betreft lidrus: rus is (ook) een andere naam voor ‘bies’, maar tegenwoordig beperkt tot het geslacht Juncus, waarin planten als pitrus, zeegroene rus, zomprus geplaatst zijn, planten met een biesachtig uiterlijk. En is/wordt deze naam inderdaad gebezigd voor de plant heermoes (E. arvense)? Tegenwoordig is lidrus in gebruik voor een andere sterk gelijkende paardenstaart, die op vochtiger grond groeit dan heermoes (Equisetum palustre).
• Wat betreft schaafstro (in de reactie van PvA): ook hierbij is er sprake van de naam voor een andere plant uit het geslacht van de paardenstaarten, Equisetum hyemale. Dezelfde vraag daarbij: is die naam ook voor heermoes in gebruik (geweest)?
Sarieke Brinkhuis zegt
Even los van de mooie etymologische beschouwing, heermoes is een geweldige meststof. Composteren of gier van maken!
Maarten van der Meer zegt
Mijn kinderen noemen heermoes “legoplant”, naar de gelede stengels die je uit elkaar kunt trekken en weer in elkaar kunt zetten (groeit niet meer vast, maar blijft wel zitten). Blijkens Google breder in gebruik. Een interessant voorbeeld van een nieuwe volksnaam voor een van oudsher bekende plant. (Ook in het Engels: lego plant).
Pek van Andel zegt
Een historisch voor beeld van omgekeerde bionica danken we aan de geniale Kepler:
Inverted bionics: eye seen as camera
Kepler’s interest in optics arose as a direct result of his observations of the partial solar eclips of 10 July 1600. Following instructions from Tycho Brahe, he constructed a pinhole camera; his measurements, made in the Graz marketplace, closely duplicated Brahe’s and seemed to show that the moon’s apparent diameter was considerably less than the sun’s. Kepler soon realized that the phenomenon resulted from the finite aperture of the instrument; his analysis, assisted by actual threads, led to a clearly defined concept of the light ray, the foundation of modern geometrical opticts.
Kepler’s subsequent work applied the idea of the light ray to the optics of the eye, showing for the first time that the image is formed on the retina. He introduced the expression ‘pencil of light’, with the connotation that the light rays draw the image upon the retina; he was unperturbed by the fact that the image is upside down. (O. Gingerich, Dictionary of scientific biography, Vol 7, Simon & Schuster Macmillan, New York, 1881, p. 312)
Pek van Andel zegt
‘Paille à raboter’, zo heet schaafstro in het Frans.
Weia Reinboud zegt
‘Bol’ kan misschien verwijzen naar de bloeiwijze: bij heermoes verschijnt eerst een stengel met een ellipsoide ‘bol’ waar de sporen gevormd worden. Later verschijnen de stengels met zijtakjes. Bij lidrus verschijnen eerst de stengels met zijtakjes, waar dan later bovenaan zo’n bol ontstaat.
Roegbol is dan ruigte-bol? Kale grond kan vol staan met de bollen van heermoes.
Overigens verdwijnt heermoes als je de grond niet ploegt of schoffelt, het kan als sporenplant niet op tegen de zaadplanten.
leon2009vdb zegt
Toegevoegde opmerking aangaande ‘bol’: In ‘Planten en hun naam’ wordt het ‘bol’ in de naam van de plant bolderik (Githago agrostemma, familie van de anjer) in verband gebracht met een oud woord voor onkruid ‘bol’, en ook de naam van het grasgeslacht witbol (Holcus lanatus en Holcus mollis) kan daarmee samenhangen, veronderstelt auteur H. Kleijn. Die betekenis zou in het geval van heermoes/lidrus (maar vooral de eerste) ook zeer van toepassing zijn.
Weia Reinboud zegt
Interessant! Aan de witbollen is niet veel bolvormigs te zien, dus ik snapte die naam helemaal niet.
Maarten van der Meer zegt
De naam Bolderik (voor Agrostemma githago) verwijst volgens de Etymologiebank naar de zaaddozen. Omdat dit een zeer relevant kenmerk van deze soort is (het was een veelvoorkomend onkruid in graanakkers en de giftige zaden moesten niet worden meegemalen met het graan) lijkt me dat een aannemelijke verklaring.
Het Woordenboek der Nederlandsche volksnamen van planten geeft verder “paarse bolderik” voor de Echte koekoeksbloem (Silene flos-cuculi) en “witte bolderik” voor de Avondkoekoeksbloem (Silene latifolia subsp. alba). Ook deze soorten hebben opvallende zaaddozen.
leon2009vdb zegt
Om een of andere duistere reden heb ik geslacht en soort in de wetenschappelijke naam van bolderik omgewisseld. Die luidt inderdaad Agrostemma githago. De verklaring met de zaaddoos is voor de anjerachtigen inderdaad aannemelijk. Maar weer niet voor de grassen gladde en gestreepte witbol, en ook niet voor de regionale naam ‘roegbol’ voor heermoes. Daar is geen spoor van een zaaddoos te bekennen, bij die laatste – roegbol/heermoes, alleen al omdat dat een sporenplant is. De etymologiebank citeert W. Deconinck (2019), Plantennamen nader toegelicht, op het lemma Witbol: “Bol is een oud Nederlands woord voor onkruid, zo genoemd omdat deze grassen maar minderwaardige voedergrassen zijn.” De namen bolderik enerzijds, en wit- en roegbol anderzijds, hoeven natuurlijk niet dezelfde oorsprong te hebben.
Inge Boulonois zegt
Heermoes heeft, zo wordt gezegd, ook positieve kanten. Het bevat silicium, dat helpt het bot te versterken en wordt daarom aanbevolen ter behandeling van osteoporose. Het wordt ook gebruikt als diureticum en als ingrediënt in cosmetica. Heermoes is gezond en geneeskrachtig. Het heeft een ontstekingsremmende, verzachtende en pijnstillende werking. De jonge vruchtbare scheuten van heermoes kun je eten. Deze kunnen worden bereid zoals asperges.
Zelf weet ik niet of het laatstgenoemde verstandig is…
Pek van Andel zegt
Die kogelvormige kiezel-korreltjes, diligente Inge Boulonois, lijken mij funest voor tanden en kiezen, als die microkiezeltjes ook in de jonge vruchtbare scheuten zitten. Zoals dat ook geldt voor brood dat is gebakken van meel, dat tussen molenstenen van lava ontstond. Dat meel bevat namelijk lava-gruis, dat ook platte kiezen veroorzaakt. Dat weet elke forensische tandarts. Dat brood zou je daarom ‘physisch-dynamisch’ kunnen noemen.