Peter-Arno Coppen heeft het in zijn column in de Trouw de afgelopen tijd meermaals gehad over de buigings-e in Europese Parlementsverkiezingen (zie hier en hier). Volgens hem analyseren sprekers die die -e gebruiken die klankreeks alsof ze betrekking heeft op “parlementsverkiezingen” die “Europees” zijn, niet als “verkiezingen voor het Europees Parlement”.
Dat lijkt me best een plausibele verklaring. Je hebt “Nederlandse parlementsverkiezingen”, “Vlaamse parlementsverkiezingen” en “Duitse parlementsverkiezingen”, dus je kunt ook heel wel “Europese parlementsverkiezingen” hebben, waarbij Europees betrekking heeft op Europa als metoniem van de Europese Unie.
Toch is er ook nog een andere verklaring denkbaar. Die heeft als voordeel dat ze net wat meer feiten beschrijft dan alleen het specifieke geval waar de gewaardeerde collega het over had. Onder die alternatieve verklaring zijn Europese Parlementsverkiezingen wel degelijk verkiezingen voor het orgaan genaamd Europees Parlement.
Voor die verklaring moeten we bedenken dat Europees Parlement een bijzonder soort naam is. Namen als Zwolle en Piet zijn duidelijk van zelfstandige naamwoorden te onderscheiden: ze verwijzen naar een specifiek iets of iemand en doen dat zonder een bepalend woordje zoals de of die. Criticasters met een voorliefde voor pathos kunnen het hebben over “het Europees nepparlement”, met een doorbreking die in gewone namen niet kan. “Het Europees Parlement” is niet of nauwelijks van een gewone zelfstandignaamwoordgroep zoals “het tevreden parlement” te onderscheiden.
Als je combinaties van een bijvoeglijk en een zelfstandig naamwoord hebt, en het bijvoeglijk naamwoord wordt niet verbogen, dan is het lastig om die woordgroep als eerste lid (of paar leden) van een samenstelling te gebruiken. Een voorbeeld: stel dat iemand het in z’n hoofd zou halen om een Haags hopje naar het vervoermiddel van een hoogwaardigheidsbekleder te werpen. Dan zouden de media vermoedelijk snel een hekelende agentieve samenstellende afleiding bedenken om er de onverlaat mee aan te duiden. Maar hoe zou die eruitzien? “Haags-hopje-gooier” klinkt gek, al volgt het wel het bouwplan van die hekelneologismen, waarbij de tussenklank achterwege blijft. “Haags-hopjes-gooier” is wat je krijgt als je bewust de bekende regels voor Nederlandse woordvorming toepast, maar tegen de verwachting in klinkt dat nog veel gekker. “Haagse-hopjes-gooier” klinkt nog het best (en bedenk: we hebben het over een werper van een enkel snoepje).
Stel dat het een traditie wordt om Neerlands notabelen met voedsel te bekogelen en dat er een poosje later een andere dwaas een Russisch ei voor z’n wandaad gebruikt. “De Russisch-ei-werper” is dan een gekke aanduiding, “De Russisch-eier-werper” is nog veel gekker. “De Russische-eier-werper” is nog het gewoonst.
Een wat burgerlijker voorbeeld: stel dat iemand altijd een bruin jasje aan heeft. Is ie dan “een bruin-jasje-drager”? Niet zo snel, wel? (Ja, in Friesland wel, maar Friezig Nederlands negeer ik nu even.) “Een bruin-jasjes-drager” dan? Nee, dat zeker niet. “Een bruine-jasjes-drager”? Ja, dat kan er nog wel mee door.
Of een voorbeeld met een aardrijkskundige naam erin: als onze buurvrouw haar Texels schaap scheert, dan wint ze daarbij misschien met veel moeite “Texels-schaap-wol”, maar beslist geen “Texels-schape(n)-wol”. Waarschijnlijk heeft ze het dan over “Texelse-schape(n)-wol”.
Of stel nou dat verschillende bakkers het tegen elkaar opnemen in een wedstrijd waarin ze laten zien hoe goed ze Friese dúmkes kunnen bakken. De publieksjury, die het allerlekkerste dúmke uitzoekt, houdt dan na afloop een … “Fries-dúmke-verkiezing” (och neu), een “Fries-dúmkes-verkiezing” (beslist niet) of een “Friese-dúmkes-verkiezing” (vooruit maar).
De tussenklanken in deze samenstellingen lijken het gebruik van de onverbogen bijvoeglijke naamwoorden nog eens extra te remmen, althans in mijn taalgebruik: de jury die het lekkerste Duitse bier moet aanwijzen, kan misschien nog wel een “Duits-bier-verkiezing” houden, maar een “Duits-biertjes-verkiezing” is uitgesloten, daarin moet “Duits” tot “Duitse” worden verbogen. Een “Friesch-Dagblad-lezer” kan zelfs prima, maar een “Haarlems-Krantje(s)-lezer” wil net zo min met een tussenklank als zonder, daarin zijn zowel de buigings-e als de tussenklank -s- nodig: “Haarlemse-Krantjeslezer”.
Met “Europese-Parlements-verkiezingen” (of waar je ook maar hoofdletters, spaties of streepjes wilt plaatsen) is het van hetzelfde laken een pak. “Europees + Parlement” kan zonder tussenklank niet goed voor “verkiezingen” staan. Je wilt heel graag de tussenklank -s- gebruiken, maar die voelt zich niet lekker in hetzelfde woord als het onverbogen Europees.
Maarten van der Meer zegt
Ik wijs Peter-Arno Coppens duiding niet af, maar het verdient wel vermelding (misschien doet hij dat ook wel, maar zijn artikel is voor mij niet toegankelijk) dat het parlement van de EU in de praktijk heel vaak “het Europese Parlement” wordt genoemd. Zelfs op de site van de EU zelf zijn daarvan tientallen voorbeelden te vinden. “Europese Parlementsverkiezingen” kunnen dus ook “verkiezingen voor het Europese Parlement” zijn.
Naast “het Haags hopje”, “het Russisch ei” en “het Texels schaap” zijn ook “het Haagse hopje”, “het Russische ei” en “het Texelse schaap” gangbaar.