Soms schrijven we alleen een e, soms en. Het verschil leidde tot een heuse spellingstrijd, met rond de eeuwwisseling naast een Groen Boekje (de officiële woordenlijst), een Wit, een Rood en zelfs een Blauw boekje. Het middenklassenautootje van het Groot Dictee van 9 november 2024, dat begrepen moet worden als het autootje van de middenklasse, illustreert de kwestie: de tussen-n in samenstellingen. De officiële uitleg gaat via een tussenstap waarbij je, twijfelend over e of en, aan es moet denken:
In de samenstelling middenklassenauto zit het woord middenklasse. Volgens de officiële Woordenlijst Nederlandse Taal hebben woorden die op -klasse eindigen een meervoudsvorm op -en, en geen meervoud op -es: middenklassen, hoofdklassen, toeristenklassen, topklassen, enz. Volgens de tussen-n-regels komt er daarom een n in samenstellingen met deze woorden: middenklassenauto, hoofdklassenteam, toeristenklassenhotel, topklassenhotel. (Taalloket Onze Taal)
De officiële uitleg (denkend aan e of en moet je denken aan es) is in 1996 in het Groene Boekje terechtgekomen om ervoor te zorgen dat woorden zoals blindenstok met een -n- geschreven worden. De redenering is: *blindes kan niet, dus schrijf blinden in de samenstelling. Deze redenering laat zich niet verklaren. Waarom zou het niet-bestaande meervoud van een woord invloed hebben op de spelling van dat woord binnen een samenstelling? De echte verklaring is misschien homoniemenvrees: een blindenstok is geen blinde stok. Sinds jaar en dag worden samenstellingen en woordgroepen van dit type verschillend geschreven. Een ziekenverzorger is geen zieke verzorger, de armendokter is niet altijd een arme dokter. Zelfstandige naamwoorden die van een bijvoeglijk naamwoord zijn afgeleid, schrijven we in een samenstelling met en. Dit is een duidelijk omschreven groepje woorden en de uitkomst van de regel laat terecht verschil zien tussen blindenstok en blindedarm.
Middenklassenautootje illustreert een ander spellingprobleem, namelijk hoe woorden zoals klas en klasse in samenstellingen geschreven moeten woorden. Meestal wordt klas gebruikt voor ‘schoolklas’, en klasse voor ‘niveau’: je zit in de eerste klas maar voetbalt in de eerste klasse. In het Taalloket lezen we over middenklassenautootje verder:
In de praktijk komt naast klassen ook klasses geregeld voor, maar dat geldt officieel kennelijk als een ‘fout’ meervoud.
Bedoeld is hier dat klasse een s-meervoud kan krijgen naar het voorbeeld van einde, scène, enz. Als ‘schoolklas’ bedoeld wordt, dan is het meervoud altijd klassen, want –es is geen meervoudsuitgang. De ‘foute’ s-meervouden komen alleen voor bij klasse. Ze maken het criterium “geen meervoud op -es” onbetrouwbaar.
Bij klas is alleen –en mogelijk. Dat woord zal, als de Woordenlijst klas en klasse in samenstellingen gaat onderscheiden, nooit als klasse geschreven worden binnen samenstellingen. Het woord klasse kan natuurlijk wel als eerste deel van een samenstelling voorkomen.
Is het prettig om klasse-gedoe te kunnen onderscheiden van klassen-gedoe? De nieuwste versie van het Groene Boekje lijkt daarop af te koersen. Bij woorden die duidelijk naar klasse verwijzen ontbreekt de n: klassebak, klassedames, klasse-elftal en klassespeler. Door onderscheid te maken tussen klassen en klasse binnen de samenstelling wint de taal aan expressieve kracht. Dat is voordelig. De speller moet wel blijven nadenken over dat subtiele verschil van al dan niet een n. Dat is nadelig. Maar in de huidige situatie moet de speller ook nadenken over wel of geen n bij middenklassenauto, omdat dat botst met de betekenis.
Het wordt tijd voor een uitleg zonder es. Dat werd al duidelijk door het effect van ‘denkend aan e of en moet je denken aan es’ te onderzoeken in het onderwijs aan brugklasleerlingen (Neijt & Kroon 2010). Zwakke spellers, in het onderzoek ging het om brugklassers die in de voortoets zwak of goed waren in de spelling van tussenklanken, worden er geen betere spellers van (het foutenpercentage blijft ruim 25%), en goede spellers worden er minder goede spellers van (12% fout zonder uitleg, 20% fout na denken over -es bij het denken over –e- en -en-). Een uitleg waarin es niet voorkomt is voordelig voor de zwakke spellers (de fouten nemen af van ruim 25% naar ruim 20%), en heeft geen effect bij de goede spellers (die blijven nog steeds bijna 15% fout schrijven).
Spijtig dat bij de herziening van de spelling van samenstellingen in 2006 of bij de latere versies van de Technische Handleiding (2016:62) niet alsnog voor een betere uitleg gekozen is. Spellingonderwijs wordt pas zinvol wanneer uitgelegd kan worden waarom de spelling is zoals die is. Denkend aan e of en in middenklasse(n)autootje moet je doen denken aan klassedames of klassenboek en het bijbehorende betekenisverschil. De officiële regels suggereren ten onrechte dat de taalgebruiker geholpen is met een regel van het type denkend aan -e- of -en- ga ik denken aan –es.
Het betere alternatief is de beslisboom van het onderzoek:
Weia Reinboud zegt
Nou, zo klinkt het nog ingewikkelder. Men heeft in 1996 gewoon een dom besluit genomen vanuit het idee dat per se 1 spelling goed is en de rest fout.
Anneke Neijt zegt
Nog ingewikkelder dan denken aan es als het om de keuze e of en gaat? Die veronderstelling wordt niet ondersteund door het onderzoek.
leon2009vdb zegt
Ik vermoed dat Weia doelt op de beslisboom. Die oogt, waarschijnlijk bij uitstek ook op het niveau van een brugklasser, ingewikkeld, en bovendien, werkt niet sluitend. Als ik brugklasser was – vooral één aan de goede kant van de scheidslijn tussen ‘beter’ en ‘slechter’ – kan ik me voorstellen dat ik bedacht: maar ‘zieke’ en bejaarde’ eindigen toch ook op een ‘-e? Goed doorgedacht, zou mijn docent kunnen vinden, maar helaas, de boom beslist: ‘fout, het gaat hier over een zelfstandig naamwoord afgeleid van een bijvoeglijk naamwoord’. Er is dus een regel, maar daar moet weer een uitzonderende verklaring op gestapeld en dat wordt per geval ingewikkelder.
Ik verval steeds weer in de redenering waarmee ik ben grootgebracht, die onder andere met enkelvoud-meervoud te maken had. Daarmee sluit je het voor mij totaal onlogische ‘ladekast’ uit, het is een kast met laden, een ladenkast. Ook dat systeem lijkt niet sluitend, want al kan je beredeneren dat een secretaressekamer in principe bedoeld is voor een (zijnde één) secretaresse, een normale ziekenwagen vervoert ook niet meer dan één zieke tegelijk. Maar als je het zo bekijkt: ‘een ziekenwagen dient voor het vervoer van zieken’ is een logischer definitie dan ‘een ziekenwagen dient voor het vervoer van een zieke’; daarentegen klinkt ‘een secretaressekamer is de ruimte waar een secretaresse haar werkplek heeft’ (niet per se één, maar gewoonlijk wel) niet onlogisch – zo bekeken geeft het enkelvoud-meervoudprincipe alsnog pas. Bij zieke(n)wagen heb je een probleem met ‘zieke wagen’, maar bij ‘bejaarde(n)tehuis ligt dat weer anders. ‘Een bejaarde tehuis’ zou je immers niet zeggen, dat wordt ‘een bejaard tehuis’. Een bejaardentehuis is sowieso niet een tehuis waar je een bejaarde huisvest; je huisvest er bejaarden. En waar brengt je de beslisboom als je ‘bediendenwoning’ moet schrijven? Is ‘bediende’ een bijvoeglijk gebruikt zelfstandig naamwoord? Formeel ja, maar zie ik dat als brugklasser?
Afijn, ook het enkelvoud-meervoud onderscheid is niet sluitend. Ik kom terug bij de reactie van Weia: laten we doen wat ons zelf goeddunkt (ons eigen gevoel volgen) – dat doe ik trouwens al. Ik schrijf ladenkast.
Anneke Neijt zegt
Goed dat je me erop wijst, de beslisboom lijkt lastig en mijn reactie op Weia’s opmerkingen was wel erg kort door de bocht. Sorry! Ik had moeten toelichten dat je stap 1 en 2 in het onderwijs snel terzijde kunt schuiven (die zijn zó vanzelfsprekend), en dat eigenlijk alleen stap 3 geoefend moet worden.
Stap 3 kan bovendien versimpeld worden tot: gebruik alleen een n als dat nodig is. (1) Bij samenstellingen zoals ‘blindenstok’ is dat nodig omdat een blindenstok geen blinde stok is. (2) Bij samenstellingen zoals groentesoep is een n niet nodig, want buiten de samenstelling is het ‘groente’ en waarom dan een n toevoegen? (3) Bij samenstellingen zoals ‘bonensoep’ is een n nodig, want ‘bonen’ schrijf je buiten de samenstelling met een n. Onderwijs via alleen deze voorbeelden, zonder uitleg van de achtergrond, levert al een heel goed resultaat op voor wie de spelling van de officiële Woordenlijst wil volgen.
De uitleg via voorbeelden is gebaseerd op kennis van het Nederlands die je op de basisschool verwerft. Bijvoorbeeld, bijvoeglijke naamwoorden verbuig je met -e en zelfstandige naamwoorden verbuig je met -en. Die kennis heb je nodig om ‘een blindenstok is geen blinde stok’ te kunnen schrijven. Voor het gebruik van spaties moet je het verschil kennen tussen samenstellingen (wel aaneenschrijven) en woordgroepen (niet aaneenschrijven). Qua klemtoon verschillen samenstellingen en woordgroepen, iets wat je eveneens leert van ‘een blindenstok is geen blinde stok, een ziekenhuis is geen ziek huis, een bejaardenflat is geen bejaarde flat, een kleinkind is geen klein kind’, enz. Precies de zojuist genoemde kennis heb je nodig voor stap 3.
Een taaltheoretische uitleg moet je als docent achter de hand hebben, maar een uitleg via alleen maar voorbeelden zal voor veel leerlingen beter werken, want taalgebruik is vooral gebaseerd op analogie. Je kiest vormen op basis van vergelijkbare woorden.
De beregeling van de vorige eeuw (gebaseerd op een enkelvouds- of meervoudsbetekenis) is niet zo tegenintuïtief als “denken aan es”, maar eigenlijk klopt die evenmin. Het eerste deel van een samenstelling is immers ongespecificeerd wat getal betreft, zoals ‘secretaressekamer’ laat zien (het doet er niet toe om hoeveel secretaressen het gaat). Daarom gebruiken we zonder moeite ‘bananenschil’ en ‘boekhandel’. De oude beregeling was verwarrend, want moest het ‘prullebak’ zijn of ‘prullenbak’? Bij -e- of -en- in samenstelling gaat het ook om analogie: je kiest de vorm van een nieuwe samenstelling op basis van vergelijkbare samenstellingen die je al kent. Omdat ‘prulle(n)’ als eerste lid van een samenstelling niet vaak voorkomt, was ‘prulle(n)bak’ destijds een probleem.
De ‘bediendewoning’ (nu zo geschreven omdat sommigen ‘bediendes’ als meervoud gebruiken, zie Onze Taal 1957, https://www.dbnl.org/tekst/_taa014195701_01/_taa014195701_01_0093.php) is een van de weinige samenstellingen die volgens “denken aan es” anders geschreven moet worden. Het woord toont tevens een zwak punt aan van de huidige spelling, want stel dat het meervoud van ‘bejaarde’ met een s gaat worden? Dat brengt een spellingwijziging met zich mee. En het druist in tegen de gewoonte om woorden die naar personen verwijzen met een n te schrijven (‘sommigen’, ‘beiden’ enz. Zie de e-ANS, https://e-ans.ivdnt.org/topics/pid/ans0509030206lingtopic).
Kortom: het Nederlands heeft bepaalde eigenschappen waar onderwijs via “een blindenstok is geen blinde stok” wel bij past en “denkend aan e of en moet ik denken aan es” niet. Het is spijtig dat generatie op generatie de spelling onderwezen moet krijgen via die tegenintuïtieve denkstap en dat iedereen herinnerd wordt aan deze denkstap bij het Groot Dictee.