Als het leven een verhaal is, is adoptie een wel heel grote plotwending. Het begin is heel anders dan het vervolg, en bovendien is dat begin vaak onzichtbaar voor alle lezers van het levensverhaal, om te beginnen de hoofdpersoon zelf. Ik vermoed dat dit een van de trauma’s van adoptie is: wij mensen willen allemaal een mooi, rechtlijnig levensverhaal, maar bij adoptie is dat bijna per definitie onmogelijk.
In De onbedoelden vertelt Cobi van Baars over de worsteling om het levensverhaal die adoptie is: zo’n beetje alle betrokkenen worden erdoor aangeraakt, van de adoptieouders, de biologische ouders, de broers en zussen, en het allermeest natuurlijk de geadopteerden zelf. Het is in De onbedoelden allemaal nog net wat ingewikkelder omdat Aaf en Annemarieke, de geadopteerden, een tweeling zijn en dat allebei tot hun 21e nooit hebben geweten: Aaf niet omdat haar adoptieouders het haar nooit hebben verteld, Annemarieke niet omdat haar adoptieouders het zelf ook niet wisten. Zij komt het pas te weten als Aaf bij haar aanklopt.
Draai
Bijna iedereen worstelt met trauma’s in dit boek. De biologische moeder, Claudia, heeft haar kinderen onvrijwillig afgestaan in het katholieke Limburg van de late jaren zestig, en heeft het gat hooguit kunnen vullen door te fantaseren dat ze haar dochters ooit zou helpen – om er dan bij de eerste ontmoeting achter te komen dat de dochters haar inmiddels op eigen kracht en met behulp van anderen zijn voorbijgestreefd. De andere, ook geadopteerde, zus van Aaf (het meisje met wie ze is opgegroeid zonder aan haar verwant te zijn) omdat die ineens competitie voelt van Annemarieke die toch alleen maar nature met Aaf gemeen heeft. De moeder en de zus van de biologische vader van de vrouwen, die in het Griekse dorp waarnaar hij is teruggekeerd hem dusdanig proberen te beschermen dat ze moeten leven met de schaamte dat ze hem schade berokkend hebben.
Geen leven gaat rechttoe-rechtaan, iedereen raakt beschadigd. Tegelijkertijd probeert iedereen te lijmen wat er te lijmen valt – niet alleen de Griekse vrouwen proberen het verhaal van hun mannelijk familielid een eigen draai te geven door zaken te manipuleren. Iedereen probeert het verhaal een bepaalde manier op te duwen.
Weerbarstig
De enige die dat, ironisch genoeg, niet doet is de verteller, die zich regelmatig doet gelden. Zij is enerzijds een onbekommerd ‘alwetende verteller’ die gemakkelijk van het bewustzijn van de ene hoofdpersoon in dat van de ander glijdt: alle tot nu toe genoemde personen worden wel een keer van binnenuit beschreven, en anderzijds beschrijft ze soms haar problemen als verteller:
Fien richt de aandacht niet graag op zichzelf, zou ook hier liefst tegen de lijmlaag kruipen, maar vraagt nu toch ook om een voetnoot, een korte alinea desnoods.
Liefst zou de verteller het vet zetten, want zoiets verzin je niet. Verzonnen zou zo’n herhaling over de top zijn, ironisch genoeg vooral te literair., Maar ze is niet literair. Hier spreekt de weerbarstige waarheid rechtstreeks tot ons.
De verteller van het verhaal is dus de enige die niet probeert in te grijpen in wat er gebeurt – hooguit kan ze af en toe besluiten welk personages op welk moment een voetnoot gegund kan worden. We denken allemaal dat we ons levensverhaal kunnen manipuleren, maar uiteindelijk wint de registrerende verteller met haar weerbarstige waarheid.
In 2024 lees ik 50 Nederlandstalige romans uit het eerste kwart van de eenentwintigste eeuw.
De volledige lijst staat hier. Volgende week: Maud Vanhauwaert, Tosca (2023)
Laat een reactie achter