Het lezen van Voor God en den Congo! Het wel en wee van een afvallige Witte Pater (1880-1957) was een bijzondere, fascinerende ervaring.
De schrijver van dit omvangrijke en rijke boek leerde ik kennen toen ik mij in 1990 meldde als eerstejaarsstudent bij de opleiding Nederlandse Taal- en Letterkunde aan de Universiteit Utrecht. Wilbert Smulders leidde het college proza-analyse en nam ons mee op zijn verkenningstochten door het werk van Willem Frederik Hermans, op wiens roman ‘De donkere kamer van Damokles’ hij zeven jaar eerder was gepromoveerd. Naar verluidt kende hij Hermans persoonlijk, was hij zelfs bevriend met de schrijver van ‘Paranoia’. In ‘Voor God en den Congo!’ lezen we hoe Hermans hem destijds aanmoedigde om het verhaal over zijn oudoom Albert Smulders op schrift te stellen: “Doe er wat mee, al zal dat waarschijnlijk nog een heel werk zijn.”
Maar dat verhaal moest nog een poos wachten. In 1996 verscheen ‘Literatuur en moderniteit in Nederland’, geschreven samen met Frans Ruiter: een onconventionele literatuurgeschiedenis, die voor een belangrijk deel in de collegezalen tot stand was gekomen. Die colleges vertrokken altijd vanuit een reeks vragen waar ook de docent het antwoord nog niet op wist. Zo bracht Smulders ons de zin voor wetenschappelijk onderzoek bij. Levendig herinner ik mij de eerste bijeenkomst van het onderzoekscollege over het katholieke literaire tijdschrift ‘De Gemeenschap’. De zeventien jaargangen van dit maandblad (1925-1941) lagen op tafel en werden ter plekke onder evenzoveel studenten verdeeld. Laat je verwonderen, stel vragen, neem, lees en zoek… Het college legde de basis voor mijn doctoraalscriptie en later voor mijn proefschrift, beide door Wilbert begeleid.
Gebroken man
Een door tomeloze nieuwsgierigheid gedreven neerlandicus, deze Wilbert Smulders. Dat hij na zijn pensioen een nieuwe weg zou inslaan, was dan ook te voorzien. Over zijn oudoom, de witte pater Albert Smulders (1880-1957), had hij me weleens iets verteld. Diens broer, de priester-dichter Willem Smulders (1879-1942), voerde ik in mijn proefschrift op om te laten zien in welk spanningsveld (tussen katholieke orthodoxie en moderne poëzie) katholieke dichters zich in de vroege twintigste eeuw bewogen. Dat de vader van Wilbert begin 2002 mijn promotie bijwoonde, beschouwde ik, behalve als een blijk van oprechte belangstelling, ook als een aanwijzing dat het laatste woord over de familie Smulders nog niet was gezegd. Zo af en toe ontving ik de afgelopen jaren een mail met foto’s van brieven en het verzoek of ik een poging wilde wagen enkele namen en afkortingen te ontcijferen.
Nu ligt er dus dit grote boek, Voor God en den Congo! Smulders voert zijn lezers mee naar een voorstellingswereld die nog niet zo heel lang geleden definitief achter de horizon verdween, die van het Nederlandse katholicisme ten tijde van de verzuiling. We volgen de wederwaardigheden van een jongen die zich al vroeg geroepen voelt tot het priesterschap en in het bijzonder tot de missie. Albert Smulders zal een ‘witte pater’ worden en zich in de Belgische kolonie Congo-Vrijstaat inspannen voor de bekering van de zwarte bevolking. Met volle overgave zet hij zich in voor het missiewerk in Kirungu en Lulenga. Maar zijn allengs eigenzinniger geloofsopvattingen, zijn weinig volgzame karakter en uiteindelijk zijn breuk met de regels van zijn orde komen hem duur te staan. Terwijl de Grote Oorlog ook in Afrika woedt, wordt Albert Smulders in de klem gezet door zijn overste, de autoritaire apostolische vicaris Victor Roelens. Deze moet niets hebben van wat hij noemt zijn “idées fixes” en van “dat absolute vertrouwen in zijn eigen visie”. In Congo had Smulders “intuïties” gekregen. Ze maakten hem naar eigen zeggen tot een “ziener”. Het gezag sprak evenwel over “de gekte van Smulders”. Hij zal uiteindelijk worden gerepatrieerd en spoedig volgt een gedwongen opname in een katholieke psychiatrische instelling. Na zijn vrijlating was hij een gebroken man.
Venster
Nauwgezet reconstrueert Smulders het leven van zijn oudoom Albert. Zijn zoektocht voert hem van een eikenhouten kist met stereofoto’s uit zijn ouderlijk huis tot diep in de Vaticaanse archieven, waar “het geval Smulders” deels is gedocumenteerd. Speurend en schrijvend roept hij een hele wereld op: die van de zich emanciperende Nederlandse katholieken en hun dubbele loyaliteit (aan de paus en de staat), het onderwijs in verzuild Nederland, de ontwrichtende acties van de katholieke kerk in gekoloniseerde gebieden, de autoritaire en repressieve omgang met dissidente denkers in eigen gelederen. Boeiend is de manier waarop Smulders de “gekte” van zijn oudoom Albert – hij geeft Roelens niet helemaal ongelijk in diens oordeel over de op z’n minst onevenwichtige pater Smulders – plaatst in de context van het humanitaire idealisme dat bloeide kort na het einde van de Eerste Wereldoorlog. Zo is Voor God en den Congo! meer dan een biografie van een witte pater. Het kleine verhaal over Albert Smulders wordt ingebed in grotere verhalen over katholicisme en kolonialisme. Daardoor is dit boek een bijzonder waardevolle bijdrage aan postkoloniale studies en aan de niet geringe hoeveelheid literatuur over Congo.
Juist doordat Wilbert Smulders ons deelgenoot maakt van zijn vragen en onzekerheden (was de immer stellige Albert een dwarsdenker of een religieus warhoofd?) leest deze studie ook nog eens als een ronduit spannend verhaal.
Lang geleden merkte Wilbert eens terloops op dat “onderzoek ook altijd met jezelf te maken heeft”, hoe ver een onderwerp ook ogenschijnlijk van je eigen belevingswereld af staat. Precies dat laat hij hier zien in een boek dat een venster opent op een fascinerende en vrijwel vergeten geschiedenis.
Wilbert Smulders. Voor God en den Congo! Het wel en wee van een afvallige Witte Pater (1880-1957). Amsterdam: Prometheus, 2025. Bestelinformatie bij de uitgever.
Laat een reactie achter