• Door naar de hoofd inhoud
  • Skip to secondary menu
  • Spring naar de eerste sidebar
  • Spring naar de voettekst
Neerlandistiek. Online tijdschrift voor taal- en letterkunde

Neerlandistiek

Online tijdschrift voor taal- en letterkundig onderzoek

  • Over Neerlandistiek
  • Contact
  • Homepage
  • Categorie
    • Neerlandistiek voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal

Etymologica: toetje

23 juni 2025 door Roland de Bonth 4 Reacties

Concert Vienna Mozart Orchestra [via Wikimedia Commons]

Een driegangendiner in een restaurant bestaat doorgaans uit een voorgerecht, een hoofdgerecht en een nagerecht. Andere woorden voor de laatste gang zijn toespijs en – vooral bekend in het zuiden van ons taalgebied – toemaatje. Gangbaarder varianten tegenwoordig zijn dessert en toetje. Om dat laatste woord is het mij hier te doen.

Van bijwoord naar zelfstandig naamwoord

In zowel het Nederlands Etymologisch Woordenboek (1971) van J. de Vries als het supplement van Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal van C.B. van Haeringen wordt het onzijdig zelfstandig naamwoord toetje een jonge afleiding van toe genoemd. Beide woordenboeken vermelden eveneens dat deze vorming vergelijkbaar is met die van uitje (uitstapje) bij uit (zie Etymologiebank). Opmerkelijk aan het woord toetje (en uitje) is dat het verkleiningssuffix –tje niet achter een zelfstandig naamwoord geplakt is maar achter een bijwoord. Dergelijke woordvormingen komen slechts sporadisch voor. Als voorbeelden van andere verkleinwoorden die zijn afgeleid van bijwoorden, noemt Nicoline van der Sijs in Onze Taal (2012: 247), voorafje, tussendoortje, ommetje, latertje en uitje. Zonder verkleiningsuitgang zijn die woorden niet gangbaar: een vooraf, een om, een later en een uit. Zouden er mensen zijn die een leuke uit naar de Efteling organiseren. Nee, niet in de zin van een ‘uitstapje’. Overigens kwam uit als zelfstandig naamwoord volgens het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) in het eerste kwart van de twintigste eeuw in Oost- en Westvlaanderen wel voor in de betekenis ‘einde’ en ‘dwarsstreepje aan elk der uiteinden van een aanvangslijn in sommige werp- en knikkerspellen’.

In datzelfde woordenboek heeft toetje een eigen lemma gekregen. Het wordt omschreven als een afleiding van het bijwoord toe, in de betekenis ‘ter aanduiding van een bijvoeging die tevens een afsluiting is, inzonderheid met betrekking tot een maaltijd’. Volgens het WNT kon toe als zelfstandig naamwoord worden opgevat als het ‘nagerecht’ betekende. Schriftelijke bronnen worden daarbij niet aangehaald. De bewering wordt gestaafd met een citaat dat een van de medewerkers aan het WNT in 1942 had gehoord in een Leidse eetgelegenheid: ”Een diner met soep en toe”.

Bij toetje in de zin van nagerecht vinden we wel schriftelijke bronnen. Het betreft vier citaten die stammen uit de periode 1910-1932. Dat er geen recentere vindplaatsen worden gegeven, hangt onder meer samen met het feit dat de aflevering van het WNT het artikel toetje verscheen, dateert van 1949.

Als oudste bron haalt het WNT het Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland (1910) van F.P.H. Prick van Wely aan. Op bladzijde 258 geeft die schrijver bij toetje synoniemen uit het Engels, het Frans en het Duits. In alle talen kan het woord verwijzen naar twee zaken: ‘een nagerecht’ (a bit of dessert, un plan de dessert, eine süsze Speise, ein Zutätchen) en een ‘toegift’ (an encore, un bis, Nachstück).

Bruikbare bronnen

Als een woord wordt opgenomen in een woordenboek zal het daarvóór al in gebruik zijn geweest. De vraag rijst dan wanneer toetje voor het eerst in deze betekenis wordt aangetroffen in het Nederlands. Nu is het tegenwoordig doorgaans een fluitje van een cent om op het internet oudere bewijsplaatsen van een woord te vinden. Google Books bevat een ongelofelijke hoeveelheid materiaal maar de datering van gedigitaliseerde werken is niet altijd correct en de presentatie van zoekresultaten in niet-chronologische volgorde is evenmin behulpzaam. Om die reden prefereer ik voor woordhistorisch onderzoek de Digitale Bibliotheek voor Nederlandse Letteren (DBNL) en Delpher. Beide hebben hun voor- en nadelen. De DBNL digitaliseert met name letterkundige werken – ik zou het toejuichen als er meer werk wordt gemaakt van het beschikbaar stellen van taalkundige publicaties – én het vergt de nodige moeite om het origineel van de zoekresultaten op het scherm te krijgen. Daar staat tegenover dat de kwaliteit van de gedigitaliseerde tekst zeer hoog is. Een groot voordeel van Delpher is de overstelpende collectie kranten vanaf de zeventiende eeuw waarin het niet-literaire Nederlands te vinden is. Hét grote nadeel van Delpher is de niet al te beste tekstkwaliteit van de ge-OCR’de achttiende-, de negentiende- en de vroegtwintigste-eeuwse kranten. Zoeken naar toetje in oude kranten levert tal van onbruikbare resultaten op als gevolg van verkeerde lezingen . In plaats van toetje staat er in de originele bronnen dan voetje, togtje of bootje. Er zit dan helaas weinig anders op dan een groot aantal resultaten door te nemen uit de periode waarin het eerste voorkomen verwacht mag worden.

“Zoals gij het noemt”

Als ik niets over het hoofd heb gezien, stamt het eerste op schrift vastgelegde citaat van toetje als nagerecht uit 1892. In haar boek In sarong en kabaai (1892), te vinden op DBNL, beklaagt Thérèse Hoven zich erover dat haar Indische personeel niet in staat is een Hollandse maaltijd op tafel te zetten:

Ik verzeker u, dat het met de slechte kokki’s, die tot nu toe mijn deel waren, een heele toer is, om vleesch, groente, aardappelen en ‘een toetje’ klaar te krijgen. (blz. 62)

Dit probleem doet zich overigens niet alleen voor in voormalig Nederlands-Indië. Ook in Nederland zelf waren niet alle keukenhulpen in staat een dergelijke maaltijd te berieden, zo blijkt uit de eerste krant waarin ik toetje als nagerecht heb aangetroffen. In Het nieuws van den dag van 13 augustus 1893 staat een (fictieve?) briefwisseling tussen mevrouw E. en ene Piet Vluchtig. Mevrouw E., die kort tevoren met het hele gezin haar intrek had genomen in het Badhotel in Zandvoort, doet haar beklag: “Mijn keukenmeid werd in Febr. ziek; zij sukkelde tot April; met Mei kreeg ik eene andere die mij geregeld den ‘gewonen burgerpot’ (groente, aardappelen en vleesch met Zondags soep en een toetje) bedierf.”

Toetje wordt hier achteloos genoemd. De briefschrijver gaat ervan uit dat Piet Vluchtig weet dat er een nagerecht mee bedoeld wordt. Toch zal het niet door alle volwassenen gebezigd zijn. Dat blijkt uit de weergave van een gesprek in het Algemeen Handelsblad van 29 juli 1894. Een vader vertelt zijn zoontje dat alles wat onmisbaar is en iedereen die onontbeerlijk is in onze taal met het woord hoofd aangeduid wordt. Daarop ontspint zich de volgende conversatie:

Bijvoorbeeld?
– Wat hadt ge gisteren voor middageten ?
Eerst biefstuk en toen flensjes.
– Wel biefstuk was de hoofdschotel. Zonder deze zoudt ge niet gevoed zijn. De flensjes waren slechts een „toetje”, zooals gij het noemt.

Interessant is hier de bijzin ‘zooals gij het noemt’. Kennelijk is toetje een woord dat voornamelijk door kinderen in de mond genomen werd. Volwassenen zullen zich bediend hebben van de woorden toespijs, dessert of nagerecht.

Bijzonder om te vermelden is dat dit specifieke voorbeeld twee weken later in een geheel andere context terugkeert in De Tijd: godsdienstig-staatkundig dagblad van 11 augustus 1894. De krant citeert daarin uit een nota van J.D. Ferwerda over de forensenbelasting de volgende passage:

Ik zal netjes naast elkander afdrukken den inhoud der “Nota” en daarnevens mijn “Critiek op die nota”, en niet als een Handelsblad-“TOETJE” (een flensje na een biefstuk), doch als een degelijk toegift, als een duchtige flens, d.i. als een “argument”, waarvoor iedere gentleman achting behoort te hebben.

Een correspondent van Het vaderland doet op 30 april 1895 verslag van een bezoek aan een volkskeuken in Wenen: de Sechshauser Volksküche. Het menu bestond die dag “uit soep, vleesch en groenten (linzen) – hier Zuspeis genoemd, in tegenstelling van wat wij onder toespijs of “toetje” verstaan – en Mehlspeis, voor dezen keer Nudel met de in Oostenrijk onvermijdelijke Mohn.”

De aanhalingstekens bij toetje wijzen erop dat het woord nog niet geheel ingeburgerd is als synoniem voor toespijs, al komen we het woord in datzelfde jaar ook al tegen zonder aanhalingstekens, zoals in de Zutphense courant van 25 juni 1895 en de Java-bode van 31 december 1895. In de laatste jaren van de negentiende eeuw zien we in kranten zowel vormen met als zonder aanhalingstekens opduiken. Dat gebruik houdt lang stand. Zelfs in de jaren vijftig van de twintigste eeuw komen we toetje nog met aanhalingstekens tegen, zoals in de Provinciale Drentsche en Asser courant van 12 november 1951.

In de vierde editie van de Grote Van Dale uit 1898 ontbreekt toetje, maar in de vijfde van 1914 heeft het een lemma gekregen. Het is een onzijdig zelfstandig naamwoord met een meervoud op -s en heeft de betekenis ‘nagerecht’. Als label heeft het gemeenzaam gekregen. Daarmee zegt de redactie in feite: er is geen bezwaar om toetje in  huiselijke kring te bezigen maar in formele situaties is het een minder geschikt synoniem voor nagerecht. Pas in de elfde, herziene druk uit 1992 wordt het label ‘gemeenzaam’ geschrapt en is het een doodnormaal standaardtalig woord geworden.  

Nog een liedje!

Zoals we hierboven hebben gezien heeft toetje ook nog een andere betekenis: ‘toegift’. Volgens het WNT is het woord in die zin minder gewoon. Ook in tijd lijkt de verspreiding beperkt. Er worden drie bewijsplaatsen van dit gebruik gegeven, die alle drie afkomstig zijn uit één decennium: de jaren tien van de twintigste eeuw. Het oudste citaat is afkomstig uit het al eerder genoemde  woordenboek Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland van Prick van Wely.

De oudste bron voor deze betekenis van toetje komt – voor zover ik heb kunnen nagaan – voor het eerst voor in de Java-bode van 27 maart 1895. In het artikel ‘Dames praatjes’ doet een zekere Fanny uit Den Haag aan haar vriendin Betsy verslag van het zesde Diligentia Concert. De pianiste uit Berlijn bracht haar in vervoering:

zulk een vlugheid en gratie als die juf (Emma Koch) in haar vingeren had, daar werd je gewoon koud van. En een aanslag…. om voor te knielen, en een voordracht …. om van te droomen! […] Ze gaf ook nog een toetje, natuurlijk dwongen die vervelende Hagenaars er net zoo lang om, tot ze hun zin kregen. ’t Goeie mensch had haar handen bijna kapot gespeeld, maar nee, ’t publiek was nog niet tevreden… meer… altijd meer.

In de daaropvolgende jaren neemt in kranten het gebruik van toetje in de zin van ‘toegift’ toe (De Telegraaf 10 december 1897). Een andere recensent gebruikt een maand later in dezelfde krant bij een bespreking van een pianoconcert van Edouard Risler dit woord wel met aanhalingstekens:

Na de twee solo nummers, eveneens met een ongekende nauwkeurigheid en expressie voorgedragen, scheen het publiek een ‘’toetje” te verlangen waaraan echter geen gevolg werd gegeven” (De Telegraaf, 28 januari 1898).

Met de aanhalingstekens zou de recensent aan hebben kunnen geven dat hij ervan op de hoogte is dat het woord eigenlijk te familiair is om gebruikt te worden in een krantenrecensie. Een andere verklaring voor deze keuze zou kunnen zijn dat hij dacht dat het woord niet bij iedereen bekend was. Een toelichting was evenwel niet noodzakelijk, want uit de context kon de lezer eenvoudig opmaken wat ermee bedoeld werd.

Kranten die hun lezerspubliek meer ter wille wilden zijn, gebruikten daarvoor een eenvoudige oplossing. Zij plaatsten het woord toetje – met aanhalingstekens – als synoniem in de nabijheid van het normale woord toegift. Zo schreef de Utrechtsche Courant op 19 oktober 1909:

Scholander had ’n buitengemeen succes. Hij werd onophoudelijk met enthousiasme toegejuicht en moest een paar maal een „toetje” geven. Zoo gaf hij als toegift een dramatisch Fransch lied, dat heel even tot lachen aanleiding zou kunnen geven, als men het vorengaande niet had verstaan.

Net als bij het nagerecht-toetje zien we het toegift-toetje in elk geval nog in de jaren vijftig voorkomen met aanhalingstekens, zoals in het Algemeen Handelsblad van 26 november 1952.

In de Grote Van Dale ontbreekt van deze tweede betekenis van toetje aanvankelijk elk spoor. Het duurt nog tot 1976 voordat die zich een plaatsje verwerft in de tweedelige tiende druk, voorzien van de voorbeeldzin: “de zangeres kon aan een toetje niet ontkomen en gaf een lied van Schubert ten beste”. Omdat het woord slechts sporadisch in deze zin gebruikt wordt, krijgt het nog geen tien jaar na introductie in de elfde druk uit 1984 al het label ‘ongewoon’. Vanaf de twaalfde editie uit 1992 is dit vervangen door de afkorting w.g. ‘weinig gebruikelijk’. Bij de veertiende druk (2005) sneuvelt de voorbeeldzin en vanaf de vijftiende druk (2015) staat er in plaats van de aanduiding ‘w.g.’ het label niet alg. ‘niet algemeen’.

Tot slot

Wat hebben onze naspeuringen opgeleverd? Het verkleinwoord toetje is – en dat is bijzonder – afgeleid van het bijwoord (of het gesubstantiveerd bijwoord) toe. Het had twee betekenissen: ‘nagerecht’ en ‘toegift’. De eerste betekenis is de oudste en komt bij mijn weten voor het eerst voor in 1892. Het lijkt een term te zijn geweest die vooral onder kinderen gewoon was en later ook door volwassenen is overgenomen. In deze betekenis bestaat het nog steeds. En hoewel het label ‘gemeenzaam’ al meer dan dertig jaar geleden uit de Grote Van Dale is verdwenen, komt toetje toch vooral voor in informele situaties. In een restaurant wordt meestal gevraagd of iemand de dessertkaart wil inzien of een nagerecht wenst.

De tweede betekenis ‘toegift’ is iets jonger dan die van ‘nagerecht’ – in 1895 duikt het op in een krant – maar heeft nooit een hoge vlucht genomen. De Grote Van Dale heeft het toegift-toetje pas opgenomen in het woordenboek toen het amper nog gebruikt werd. Het woord is stilletjes uit het taalgebruik verdwenen. Maar het verschijnsel zelf is nog altijd springlevend. Klappen, fluiten, “We want more”, het zijn allemaal middelen om de optredende artiest te verleiden nog één keer van zich te laten horen. Bis bis!

Delen:

  • Klik om af te drukken (Opent in een nieuw venster) Print
  • Klik om dit te e-mailen naar een vriend (Opent in een nieuw venster) E-mail
  • Klik om te delen op Facebook (Opent in een nieuw venster) Facebook
  • Klik om te delen op WhatsApp (Opent in een nieuw venster) WhatsApp
  • Klik om te delen op Telegram (Opent in een nieuw venster) Telegram
  • Klik om op LinkedIn te delen (Opent in een nieuw venster) LinkedIn

Vind ik leuk:

Vind-ik-leuk Aan het laden...

Gerelateerd

Categorie: Artikel Tags: Etymologica

Lees Interacties

Reacties

  1. Rutger Kiezebrink zegt

    24 juni 2025 om 09:39

    Ik kom ’toetje’ in de betekenis ’toegift’ tegen in het Algemeen Handelsblad van 3 februari 1886, gespeld met een streepje in het midden:

    “Toen ds. Adama Van Scheltema ondersteund door allen, nog een „toe-tje” vroeg, voldeed de spreker gewillig aan dit verzoek (…)”

    https://www.delpher.nl/nl/kranten/view?query=toe-tje&coll=ddd&sortfield=date&identifier=ddd:010144962:mpeg21:a0063&resultsidentifier=ddd:010144962:mpeg21:a0063&rowid=1

    Beantwoorden
  2. Els van der Geest zegt

    24 juni 2025 om 10:46

    Bij de vergelijking met het woord ‘uitje’ en de opmerking dat je geen ‘uit’ naar de Efteling organiseert, moest ik denken aan mijn 93-jarige moeder, opgegroeid in Leiden, die als we op vakantie gaan of iets leuks ondernemen, zegt: “O, gaan jullie uit?”. Op mij komt dit altijd wat vreemd over, omdat ‘uitgaan’ voor mij meer de associatie met avondlijk vertier heeft. Maar misschien is vanuit deze oudere betekenis het woord ‘uitje’ ontstaan.

    Beantwoorden
  3. Victor Philipsen zegt

    24 juni 2025 om 18:17

    In ons gezin, 2 ouders – 9 kinderen in de jaren 60, was ‘… en iets lekkers toe’ of ‘… en dan iets lekkers toe’ een gangbare frase om het zitten aan de L-vormige tafel tot het einde van de maaltijd vol te houden. Later werd dat verkort door ’toetje’ wat toen waarschijnlijk meer gangbaar werd of was. Het toetje bleek vaak een variatie op een ‘vlaflip’ of een Saroma-pudding te zijn!

    Beantwoorden
  4. Stefano De Pascale zegt

    27 juni 2025 om 17:00

    Ik ben blij dat het woord ’toetje’ opnieuw in de belangstelling staat, want de lexicale alternantie ‘dessert-toetje’ was enkele jaren geleden de pièce de resistance (kuch kuch) van mijn proefschrift uit 2019. Dat onderzoek van toen probeerde het gedeelde toepassingsgebied (of semantische ruimte) van zo’n paar te onderscheiden van de niet-gedeelde betekenissen. Bovendien gingen we na of zo’n semantische afbakening verschillende resultaten gaf in Vlaamse en Nederlandse krantencorpora. Voor ‘dessert-toetje’ bleek uit de distributioneel-semantische corpusanalyse (d.i. een voorouder van LLMs) dat beide woorden in de nagerechtbetekenis redelijk inwisselbaar waren in het Nederlandse materiaal, maar niet in de Vlaamse kranten. Daar lijkt ’toetje’ zich bijna te hebben gespecialiseerd in de niche van de sportverslaggeving in de betekenis van ‘kers op de taart’ (!) waar je zowel iets van de nagerecht- als van de toegiftbetekenis in kunt herkennen: “met als toetje voor de bezoekers de winninggoal in blessuretijd” of “een heerlijke
    pot volleybal geserveerd met als toetje de wedstrijd tussen gastploeg […]”. Meer van zulke case studies worden in het proefschrift besproken: https://tinyurl.com/68k83bx5.

    Beantwoorden

Laat een reactie achter bij Rutger KiezebrinkReactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

Primaire Sidebar

Gedicht van de dag

Sint Nicolaas

Zie eens, Mietje! wat al lekkers
U, Sint Nicolaas al bragt;
Omdat ge’ als gehoorzaam Meisje,
Uw verpligting hebt volbragt.

➔ Lees meer

Bekijk alle gedichten

  • Facebook
  • YouTube

Chris van Geel

De koeien schemeren door de heg,
het paard is uit taaitaai gesneden,
in ieder duindal ligt dun sneeuw.

De branding vlecht een veren zee
waar zon over omhoog stijgt, licht waarin
geen plaats om uit te vliegen is.

Bron: Uit de hoge boom geschreven, 1967

➔ Bekijk hier alle citaten

Agenda

11 december 2025: Anne Frank, schrijfster

11 december 2025: Anne Frank, schrijfster

3 december 2025

➔ Lees meer
11 december 2025: Proefcollege Nederlands

11 december 2025: Proefcollege Nederlands

2 december 2025

➔ Lees meer
5 december 2025: Intreerede Jolyn Philips

5 december 2025: Intreerede Jolyn Philips

28 november 2025

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle agendapunten

Neerlandici vandaag

geboortedag
1946 Dick Wortel
➔ Neerlandicikalender

Media

Dichter Esther Jansma (24 december 1958-23 januari 2025)

Dichter Esther Jansma (24 december 1958-23 januari 2025)

2 december 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
De postkoloniale podcast met Remco Raben over Pramoedya Ananta Toer

De postkoloniale podcast met Remco Raben over Pramoedya Ananta Toer

30 november 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
Peter van Zonneveld over Tjalie Robinson/Vincent Mahieu (1993)

Peter van Zonneveld over Tjalie Robinson/Vincent Mahieu (1993)

29 november 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle video’s en podcasts

Footer

Elektronisch tijdschrift voor de Nederlandse taal en cultuur sinds 1992.

ISSN 0929-6514
Bijdragen zijn welkom op
redactie@neerlandistiek.nl
  • Homepage
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Over Neerlandistiek
  • De archieven
  • Contact
  • Facebook
  • YouTube

Inschrijven voor de Dagpost

Controleer je inbox of spammap om je abonnement te bevestigen.

Copyright © 2025 · Magazine Pro on Genesis Framework · WordPress · Log in

  • Homepage
  • Categorie
    • Voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal Neerlandistiek
  • Over Neerlandistiek
  • Contact
 

Reacties laden....
 

    %d