Profielwerkstuk over wil en wilt levert twee vwo-leerlingen van SG Sophianum de KNAW Onderwijsprijs 2025 op
Zeg je nou jij wil of jij wilt, en is het hij wil of hij wilt? Die ogenschijnlijk simpele vraag vormde de aanleiding voor een bijzonder profielwerkstuk van Amélie Lamers en Linda Martinussen, twee vwo-eindexamenleerlingen van het Sophianum in Gulpen. Hun onderzoek naar het veranderende gebruik van het werkwoord willen leverde hun de prestigieuze KNAW Onderwijsprijs 2025 op in het vwo-profiel Cultuur & Maatschappij.
De KNAW Onderwijsprijs – dit jaar voor de 17de keer uitgereikt – geldt als de hoogste onderscheiding voor profielwerkstukken van vwo-leerlingen. In totaal zonden 168 middelbare scholen 305 werkstukken in. De feestelijke prijsuitreiking vindt plaats op 26 juni 2025 bij de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) in Amsterdam. Amélie en Linda ontvangen daar elk een studiebeurs van maar liefst € 2000.
Amélie en Linda onderzochten hoe 288 leerlingen van het Sophianum wil en wilt gebruiken. Hun bevinding? De ‘officiële’ vormen (jij wilt, hij wil) zijn nog steeds gangbaar, maar de ‘afwijkende’ vormen winnen terrein. Vooral onder de jongere leerlingen neemt het gebruik van jij wil en hij wilt duidelijk toe. Het resultaat van hun onderzoek is een boeiend en zorgvuldig uitgevoerd werkstuk over een taalverandering die zich lijkt te voltrekken zonder dat we er erg in hebben. De toekenning van de KNAW Onderwijsprijs onderstreept zowel het hoge niveau van dit onderzoek als het belang van taalbeschouwing in het onderwijs.
Volgens de gezaghebbende Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS) zijn alleen jij wilt (met een t) en hij wil (zonder t) correct en gebruikelijk. Toch lijken andere vormen, zoals jij wil en hij wilt, steeds vaker op te duiken in het dagelijkse taalgebruik. Voor Amélie en Linda reden genoeg om dit opvallende taalverschijnsel nader te onderzoeken. Ze doken onder andere in de taalhistorische achtergrond van het werkwoord willen, dat – net als kunnen, mogen, moeten en zullen – tot de modale hulpwerkwoorden behoort. Deze werkwoorden hebben in de tegenwoordige tijd doorgaans dezelfde vorm voor de eerste, tweede en derde persoon enkelvoud (bijvoorbeeld ik kan, jij kan, hij kan en ik mag, jij mag, hij mag). Willen wijkt daarvan enigszins af: het is ik wil, hij wil, maar – en dat is een kleine onregelmatigheid – jij wilt.
Amélie en Linda kregen bij hun onderzoek enkele waardevolle tips van taalprofessoren prof. dr. Nicoline van der Sijs en prof. dr. Frans Hinskens. Het profielwerkstuk werd begeleid door dr. Ben Salemans, docent Nederlands aan het Sophianum.
- Het volledige profielwerkstuk van Amélie Lamers en Linda Martinussen is hier te lezen
- Zie ook het bericht van de KNAW van 2 juni 2025
Laat een reactie achter