
In een ideale opleiding Nederlands zouden de studenten een jaar verplicht besteden aan het Afrikaans. Helaas! Zo’n ideale opleiding kan niet bestaan, want er zouden ook twee jaar worden besteed aan moderne Nederlandse taalkunde, twee jaar aan de geschiedenis van het Nederlands, drie jaar aan taalbeheersing en in totaal 5 jaar aan de Nederlandse literatuur. En. En. En. En zo ben je al snel een leven lang bezig.
Hoe dan ook is er nu het boek Afrikaans Linguistics. Contemporary Perspectives, voor de nodige zelfstudie, ook voor de neerlandicus van gevorderde leeftijd. Het is samengesteld door twee vooraanstaande taalkundigen, Wannie Carstens en Nerina Bosman. En bijna alle andere vooraanstaande taalkundigen met verstand van Afrikaans hebben er aan meegewerkt, samen geven ze een rijk beeld over wat we weten over die machtig interessante taal, die in het zuiden gesproken wordt. Ik wil er de komende tijd hier af en toe uit putten.
Mengeling
Gerald Groenewald geeft in zijn hoofdstukje bijvoorbeeld een inkijkje in de geschiedenis van de taal. Het wonderlijke daarbij is dat die geschiedenis niet veel langer is dan een paar eeuwen. Voor een taal is dat kort, maar het Afrikaans laat zien dat het genoeg is om een complete taal op te leveren, en een waar heel veel zaken helemaal niet zo duidelijk zijn.
Dat komt voor een deel doordat de taal ontstaan is in omstandigheden waar niemand zin had om te documenteren wat er nu precies gebeurde. Vanaf het eind van de zestiende eeuw meerden VOC-schepen af en toe aan bij Kaap de Goede Hoop, onderweg tussen Amsterdam en Azië, om water en voedsel in te slaan. Ze hadden er wat contact met de Khoikhoi, die vooral vee hadden en bereid waren tot handel. Vanaf de 1652 kwam er ook een vestiging van de VOC. Bovendien begonnen zich er gaandeweg steeds meer vryburgers zich te vestigen, arbeiders voor de VOC die van hun contract werden ontslagen en er boerenland begonnen – hun producten verkochten ze aan de VOC, en al snel importeerden ze slaafgemaakten uit andere delen van Afrika en uit Azië.
Zo ontstond een veeltalige en multiculturele samenleving, waarin het Nederlands een dominante rol speelde. De Khoikhoi-herders leerden een beetje Nederlands om met de Nederlanders te kunnen praten, en de slaafgemaakten werden ook tot het Nederlands gedwongen. In het Kaapstadje dat langzaam ontstond, vestigden zich ook Europeanen die niet Nederlands waren maar wel bij de VOC aangemonsterd waren geweest – en ook zij probeerden zich het Nederlands eigen te maken. Zo ontstond al vroeg een intrigerende mengeling van manieren om Nederlands te spreken.
Sympathie
Deze samenleving begon zich gaandeweg te verspreiden. De Khoikhoi werden langzaam verdreven, en er kwamen steeds meer boeren over een steeds groter oppervlakte, meestal met geïmporteerde slaven, waarvan vooral steeds meer uit India en Ceylon. Omdat het Nederlands, dat steeds Afrikaanser wordende Nederlands, nu eenmaal de omgangstaal was, moesten steeds nieuwe groepen nieuwkomers het leren. De ontwikkeling ging bovendien geleidelijk, er was nooit sprake van massamigratie, en daardoor werden nieuwkomers, uit welk werelddeel ze ook kwamen, telkens geïntegreerd in de smeltkroes.
Er is, legt Groenewald uit, in het betrekkelijk kleine vakgebied van de historische Afrikaanse taalkunde, al heel lang een discussie hoe we de groei van het Afrikaans nu precies moeten zien: is het een soort creooltaal zoals die elders op de wereld zijn ontstaan waar slaafgemaakten met slavendrijvers moesten praten (zoals Sranan in Suriname of Papiamento op de Antillen)? Of is het eenvoudigweg Nederlands dat zijn eigen weg is gegaan? Dat laatste had natuurlijk de sympathie van onderzoekers die het soort racistische ideeën hadden die ten grondslag lagen aan de apartheidsideologie, maar voor het eerste valt het meeste te zeggen.
Bloeiend
Tegelijkertijd is het Afrikaans ook weer niet een gewone creooltaal. Het lijkt er meer op dat er in de snelkookpan die de vroege Kaapse gemeenschap was, een heleboel dingen gebeurde: creolisering, maar ook een soort versnelling van processen die in het Nederlands toch ook al gaande waren.
Vanaf de vroege negentiende eeuw kwam daar dan nog het Engels bij. Tijdens de oorlog met Napoleon veroverden de Engelsen de Kaap en daarna kregen ze een groot deel van het huidige Zuid-Afrika onder controle. Zij voerden onder andere een proces van verengelsing uit van de cultuur, en hun taal was daarop ook weer van grote invloed. Tijdens de strijd tegen die Engelse overheersing ontstond gaandeweg meer taalzelfbewustzijn bij de sprekers, waaronder het besef dat er inmiddels sprake was van een werkelijk andere taal dan het Nederlands – het Afrikaans.
Die taal wordt nog steeds door een behoorlijk percentage van de Zuid-Afrikaanse bevolking gesproken, waaronder vooral ook heel veel zogeheten kleurlingen. Door het apartheidsregime is de taal besmeurd geraakt – het heeft na de afschaffing van de apartheid heel veel van de oorspronkelijke privileges (bijvoorbeeld het bestaan van meerdere Afrikaanstalige universiteiten) verloren, en het Engels wint steeds meer terrein, ook omdat dit geldt als een internationale, en daarmee neutrale taal. Tegelijkertijd zijn er betrekkelijk veel welgestelde Afrikaanstaligen die samen nog best een cultuur kunnen dragen. Én een kleine maar bloeiende taalwetenschap.
W.A.M. Carstens and N. Bosman. Afrikaans Linguistics. Contemporary Perspectives. African Sun Media, 2024. Bestelinformatie bij de uitgever
Laat een reactie achter