Wat iedereen moet weten over taal (1)

Onlangs verschenen de resultaten van een onderzoek: wat vinden taalwetenschappers dat mensen moeten weten over taal? Dat resulteerde onder andere in een lijst van 25 vragen. Korte antwoorden op die vragen zet ik hier de komende weken op een rijtje.
Alle talen zijn aan verandering onderhevig. Er is geen enkele taal die aantoonbaar pakweg 500 jaar geleden hetzelfde was als nu. Voor veel talen zegt dat overigens strikt genomen niet zoveel, omdat de meeste indertijd helemaal niet gedocumenteerd werden. Het is dus niet te bewijzen dat ze toen niet hetzelfde waren.
Maar voor alle talen die wél gedocumenteerd zijn, geldt dat ze veranderen. Dat is wat mij betreft iets dat iedereen zou moeten weten, ook om zorgen en ergernissen over het feit dat de eigen taal verandert te nuanceren, want taalverandering is een ingebakken eigenschap. In het verleden werd wel gezegd dat taal een levend organisme is, maar ik geloof niet dat veel taalwetenschappers nu nog denken dat die metafoor ons veel verder helpt.
Evenwicht
Die veranderlijkheid van talen is ook een opmerkelijk feit: communicatiesystemen hebben baat bij grote stabiliteit. Verandering zorgt potentieel altijd voor verwarring, en dat is ongunstig. Er moet dus iets tegenover staan: de vraag waarom dit dan eigenlijk gebeurt is een belangrijke, waarbij we ons door dat waarom niet moeten laten misleiden. Bewuste keuzen van individuen spelen waarschijnlijk geen rol bij taalverandering – veel taalverandering is het resultaat van allerlei onbewust gedrag van taalgebruikers.
Het klassieke antwoord op die waarom-vraag is dat talen inherent complex zijn, en aan allerlei invloeden onderhevig. Geen enkele taal is perfect: sommige hebben bijvoorbeeld lange woorden, zodat sprekers relatief veel spierbewegingen moeten maken om die woorden uit te spreken. Er ontstaat dan een neiging om de woorden te verkorten. Maar als je alleen maar heel korte woorden hebt, zijn die weer lastig uit elkaar te houden, zodat de neiging kan ontstaan om woorden aan elkaar te plakken en zo nieuwe, makkelijker te onderscheiden woorden te maken. Er is, zo luidt de gedachte, geen situatie van evenwicht mogelijk.
Overdragen
Veel aandacht is er de laatste jaren voor de rol van taalcontact. Heel veel talen staan met elkaar in contact, wat vooral betekent wat vooral betekent dat er mensen zijn die meerdere talen spreken en dat er samenlevingen bestaan waarin verschillende talen worden gesproken. Dat contact heeft allerlei invloeden op de talen die er gesproken worden. Het meest voor de hand liggend is natuurlijk dat woorden van de ene taal worden overgenomen in de andere, maar er zijn ook invloeden op de grammatica mogelijk. Bovendien is het resultaat van contact niet alleen maar overname, maar soms ook grammaticale vereenvoudiging, zoals het wegvallen van naamvallen of woordgeslacht. De reden daarvoor is dat dit zaken zijn die voor kinderen moeiteloos te leren zijn, maar voor volwassenen lastiger. En in contactsituaties krijg je soms ineens veel volwassenen die de taal leren. De foutjes die zij maken kunnen vervolgens het systeem lastiger te leren maken voor kinderen. En zo verandert dat systeem.
Ouders
Talen veranderen waarschijnlijk ook in isolatie. Dit is wat lastiger te bestuderen, omdat er weinig talen zijn die volledig geïsoleerd bestaan (over het algemeen spreekt men wel een andere taal) en omdat zulke talen per definitie niet gemakkelijk door buitenstaanders kunnen worden onderzocht. Maar ook in isolatie blijven talen veranderen. Bijvoorbeeld lijkt het erop dat in dat geval de efficiëntie van informatieoverdracht de overhand krijgt: omdat de taal dan alleen door kinderen wordt geleerd, die geen problemen hebben met naamvallen of woordgeslacht, kunnen dat soort zaken zich ontwikkelen zodat mensen op een compacte manier informatie kunnen overdragen.
Bij die olievlek spelen soms kinderen een rol. Zij leren de taal van hun ouders, maar merken op school dat andere kinderen het anders doen. Zij zijn dan soms geneigd om zo’n verandering over te nemen en soms zelfs nog wat te versterken: een klank nog wat verder naar voren in de mond uit te spreken, nog wat minder naamvallen te zeggen, een woord dat niet tot de woordenschat van de ouders behoort vaker te gebruiken.
Breuk
We zijn hier beland bij de sociale factoren van taalverandering. Taal is niet alleen een communicatiesysteem waarmee we informatie overdragen, maar ook een middel waarmee mensen zich in groepen indelen en laten zien bij wie ze horen, bij wie ze willen horen. Omdat iedere menselijke samenleving voortdurend verandert – al is het maar doordat er mensen doodgaan en er tegelijkertijd anderen tot de samenleving toetreden – is ook de taal die zo belangrijk is in het sociale verkeer voortdurend aan verandering onderworpen.
Op de vraag waarom taal verandert, is het antwoord dus: omdat taal nooit perfect is, en elke poging tot perfectionering leidt tot nieuwe problemen, en omdat taal wordt beïnvloed door de mensen die de taal leren en gebruiken, en deze populatie zelf voortdurend verandert. Bovendien gebruiken we die schil van variatie om identiteit uit te drukken. Hoe taal verandert, wordt ook door deze factoren bepaald; daarbij moeten we ook zeggen dat sommige talen misschien langzamer veranderen dan andere (al is dat alleen maar een indruk, want dat tempo valt niet echt te meten), maar dat er geen voorbeelden zijn waarbij een taal zo snel verandert dat er een breuk ontstaat tussen de generaties.
Relevante lemma’s in de Taalcanon: Is het erg dat taal verandert? van Olga Fischer
Een nieuwe factor is AI. Er zijn zo veel automatische vertalingen (gesproken en geschreven) dat deze de taal ook beginnen te beïnvloeden (vertaald Amerikaans idioom). Er zijn foutjes die vertaalmodellen vaak maken, die door taalgebruikers overgenomen worden (te veel ‘het’ en ‘ze’ [mv] als persoonlijke voornaamwoorden als de antecedenten te ver weg liggen). Ook is de woordkeuze soms afwijkend van die van natuurlijke taalgebruikers, maar uiteindelijk gaat die meewegen in hoe we onze woorden gaan kiezen. Kan AI ook klassieke massaal gemaakte fouten terugdraaien (‘meer dan’ i.p.v. ‘als’)? Mogelijk wel, want meestal zijn vertaalmodellen wel grammaticaal correct.
Vreemd is wel dat onder druk van genderneutraal in het Nederlands men nu alles mannelijk lijkt te willen/ moeten maken…. Waarom moet de man nu de norm zijn? Dat is toch niet genderneutraal! We leven toch niet meer in de 19de eeuw en zoals het Engels is het Nederlands zeker ook niet. Mensen neem dan maar beter een voorbeeld aan onze zustertaal het Duits.
Leuk artikel. De taalontwikkeling wordt misschien iets te veel als een autonoom gebeuren geschetst.
Het lijkt me dat opgelegde veranderingen vanwege politieke beweegredenen in ieder geval tegenwoordig ook een rol spelen en dat is mogelijk al zo sinds de overheid of organisaties als de Taalunie een bewuste rol zijn gaan spelen.