Vijftig canonteksten in de klas (26)

Nescio (uit het Latijn: ‘ik weet het niet’) is het pseudoniem van Jan Hendrik Frederik Grönloh (1882-1961), die vooral bekend is geworden als de auteur van drie verhalen, Dichtertje, De uitvreter en Titaantjes, die tot de klassieken van onze literatuur gerekend worden. Die verhalen verschenen in 1918 en ze werden tijdens zijn leven enkele keren herdrukt. Nescio wilde aanvankelijk zijn identiteit verbergen, maar hij maakte zijn echte naam later bekend, toen zijn werk aan anderen werd toegeschreven. Frits Grönloh werd in 1882 in Amsterdam geboren, waar hij eerst kantoorbediende werd en later ook carrière maakte als directeur in het zakenleven. Zijn werk was geïnspireerd door zijn contact met socialistische en anarchistische kringen rond 1900, toen hij als volgeling van Frederik van Eeden idealistisch ijverde voor een betere maatschappij. Zijn vrijmoedige verhaalinhouden en zijn originele stijl, die meer de spreektaal weergaf dan de literaire taal van die dagen, zorgden ervoor dat zijn lezerspubliek beperkt bleef. In 1961 verscheen Boven het dal en andere verhalen, een keuze uit zijn onuitgegeven manuscripten. Intussen werd zijn werk breder gewaardeerd en werd hij, met onder meer Willem Elsschot, gerekend tot de erfgenamen van Multatuli (wiens Latijns pseudoniem hem wellicht had geïnspireerd). In 1996 verscheen zijn Verzameld werk, bezorgd door Lieneke Frerichs.
In de editie van het Verzameld werk wordt nog steeds de spelling van De Vries en Te Winkel gehanteerd, samen met de spreektaaleigenaardigheden die Nescio zelf had bedacht, zoals ‘voelde-n-i’, ging-i’, ‘werti’, ‘hatti’, ‘hattem’ enz. In het nawoord van het Verzameld werk zegt de tekstbezorger daarover: ‘Herspelling was uiteraard niet aan de orde. De vaste eigen spelling is gehandhaafd.’ (Amsterdam: Van Oorschot, zevende herziene druk, 2019, p. 689.) Op die manier is echter geen rekening gehouden met het onderwijs, waarin de officiële spelling verplicht is. Dat vind ik jammer. De buigingsuitgangen (bv. ‘den uitvreter’, ‘dien zomer’, ‘hoogen hoed’), de sch als schrijfwijze voor een s-klank (bv. ‘Leidschestraat’, ‘mensch’, ‘tusschen’) en de dubbele ee’s en oo’s hadden volgens mij gemakkelijk aangepast kunnen worden, zonder dat de originele stijl daarbij verloren was gegaan. Overigens was Nescio zelf niet consequent in zijn spelling van de zogenaamde enclitische vormen. Hij spelde bv. ‘dat hij’ nu eens als ‘dat i’ en dan weer als ‘dat-i’ of ‘datti’. (Zie M. Verhoeff, 2011, p. 100-121.)
De belangrijkste doelstellingen zijn: 1. De leerlingen zijn gemotiveerd om Dichtertje zelfstandig te gaan lezen. 2. De leerlingen zijn bereid om tijdens het lezen de lectuurbegeleiding van dit leermiddel te gebruiken. Om de eerste doelstelling te kunnen bereiken zal er natuurlijk een leraar aan te pas moeten komen. Die kan door middel van een inleidend klassengesprek en het voorlezen van de eerste bladzijden van het verhaal de leerlingen overtuigen van het leesplezier, dat hen te wachten staat. Het spreekt vanzelf dat het geen zin heeft om het verhaal helemaal in de klas voor te lezen. Dat zou alleen maar contraproductief werken, d.w.z. de zelfstandige leesbereidheid wegnemen. Dit expressief voorlezen stelt overigens hoge eisen aan de leraar, die zich daarop goed zal moeten voorbereiden. Tijdens het inleidend klassengesprek kan de leraar al wijzen op de vreemde spellingeigenaardigheden van de tekst. Hun afkeer daarvan zullen de leerlingen moeten overwinnen, vooraleer ze met hun lectuur kunnen beginnen.
De lectuurbegeleiding geeft woordverklaringen, hulp bij de interpretatie en afwisselend tekstervarende en tekstbestuderende vragen en opdrachten.
Met behulp van een evaluatieformulier, dat duidelijke criteria bevat, is het mogelijk om de leerlingen op een genuanceerde wijze het verhaal te laten beoordelen. Hun vage preferenties (spannend, mooi, saai, enz.) kunnen op die manier omgebogen worden tot een gefundeerde beoordeling op grond van argumenten. Het spreekt vanzelf dat het invullen van dat formulier niet kan volstaan. Het is slechts een aanleiding om met andere leerlingen over de waarde van het werk voor de lezer van gedachten te wisselen.
Door aandacht te vragen voor de feministische kritiek op het werk proberen we te stimuleren dat de leerlingen gaan nadenken over een aantal vrouwonvriendelijke uitspraken in de tekst en tegelijk ook de inhoud van het verhaal tegen het licht houden van het hedendaagse feminisme.
Als de leerlingen na hun lectuur belangstelling hebben gekregen voor de maker achter het werk en andere verhalen van zijn pen, dan kunnen ze via het internet op zoek gaan naar gegevens over het leven van de schrijver en via de bibliotheek kennismaken met De uitvreter en Titaantjes.
Dit zijn de overige doelstellingen van het leermiddel:
- De leerlingen kunnen het verhaal analyseren en interpreteren.
- De leerlingen kunnen het verhaal beoordelen met gebruikmaking van duidelijke criteria.
- De leerlingen zijn bereid om van gedachten te wisselen over de feministische kritiek op het verhaal.
- De leerlingen kunnen enkele overeenkomsten aanwijzen tussen de inhoud van het verhaal en de biografie van de schrijver.
- De leerlingen zijn bereid om ook De uitvreter en/of Titaantjes zelfstandig te gaan lezen.

Referenties
Nescio, De uitvreter, Titaantjes, Dichtertje, Mene tekel. ’s-Gravenhage: Nijgh & Van Ditmar, 1983 (46ste druk in 2021).
Nescio, Verzameld proza en nagelaten werk. Ed. Lieneke Frerichs. Amsterdam: Van Oorschot, 7de druk, 2019.
Verhoeff, M., Verlangen zonder te weten waarnaar: over Nescio. Amsterdam: Bas Lubberhuizen, 2011.
Het digitale leermiddel is gepubliceerd op de portaalsite van het Vlaamse Ministerie van Onderwijs KlasCement. Het kan hier gratis gedownload worden.
Over die oude spelling – is het niet juist leerzaam om af en toe eens een oudere tekst in de oorspronkelijke spelling te lezen? Dan zie je hoe het anders kan, en je ervaart dat je na een paar bladzijden geheel gewend kunt raken aan een andere spelling. De oude spelling hoeft niet als afstotelijk te worden ervaren. Ik hoorde eens een puber vol bewondering spreken over De kleine Johannes die hij gelezen had in een vooroorlogse editie. De oude spelling had mede veroorzaakt dat het verhaal hem geraakt had.
Dat is mogelijk, maar het lijkt me toch veeleer uitzondering dan regel te zijn. Ik ben toevallig bezig met het ontwikkelen van een leermiddel over De kleine Johannes. Mijn hoofddoelstelling is de leerlingen te motiveren om het verhaal zelfstandig te gaan lezen. Een van de middelen om die doelstelling te bereiken is de ‘actualisering’: laten zien dat het verhaal nog altijd voldoende actueel is en een bruikbare boodschap bevat voor hedendaagse lezers. Herspelling en zelfs hertaling lijkt me een conditio sine qua non om die doelstelling te bereiken. Zelfs in de hedendaagse spelling komt de tekst vaak nog erg verouderd over. Om te beginnen zijn er de archaïsche gij-vormen, die gemakkelijk door jij-vormen vervangen kunnen worden, zonder de stijl en de inhoud van de tekst te wijzigen. Daarnaast zijn er ook een aantal archaïsche woorden, woordvormen en uitdrukkingen, zoals ‘altoos’, ‘hunner’, ‘zeide hij’, ‘weder’, ‘neem mij mede’ ‘recht hebben’ (in de betekenis van ‘gelijk hebben’), ‘vragen doen’ (i.p.v. ‘vragen stellen’) enz. Ook die kunnen gemakkelijk aangepast worden, zonder het origineel aan te tasten. Daarom ben ik van plan om een herspeld én hertaald fragment in het leermiddel op te nemen.