
Zolang er op de wereld nog een Journal of Politeness Research bestaat, is de mensheid niet verloren. In het nieuwste nummer staat bijvoorbeeld een interessant artikel van de Franse onderzoeker Sandrine Sorlin, over een belangwekkende kwestie: het pronouns-debat.
Beleefdheidsonderzoek gaat over de vraagt wat geldt precies als beleefd in verschillende culturen. Het is bijvoorbeeld beleefd om zo min mogelijk inbreuk te maken op andermans vrijheid – iemand commanderen geldt als minder beleefd. Ook geldt vaak als beleefd om de ander zoveel mogelijk te waarderen – complimenten maken geldt bijvoorbeeld ook als beleefd (al kan er in een compliment ook iets dwingends zitten: díé broek staat je goed, moet je vaker aandoen.
Dat soort onderzoek heeft volgens Sorlin tot nu toe te weinig oog voor de rol die macht speelt: wie bepaalt er eigenlijk wat beleefd is. Als casus daarvoor neemt ze dus die pronouns.
Ongemakkelijk moment
Er is al enkele jaren een maatschappelijke discussie hierover aan de gang. Sommige mensen vinden het niet prettig dat ze met hij of zij worden aangesproken: zij willen liever een ander pronoun, zoals bijvoorbeeld die of hen. Hoe daar nu mee om te gaan in het sociale verkeer? Is het beleefd om bijvoorbeeld bij kennismaking altijd je pronouns te noemen. De kwestie heeft de laatste tijd weer een nieuwe draai gekregen doordat de Amerikaanse federale overheid ambtenaren heeft verboden om pronouns te noemen in bijvoorbeeld de footer van een e-mail.
Sorlin stuurde er een vragenlijst over naar een groep sprekers van het Engels (Sorlin is een expert op het gebied van Engelse voornaamwoorden, ze schreef eerder al een boek over you) over wat zij vonden. De meningen bleken sterk uiteen te lopen en in haar artikel analyseert Sorlin de verschillen.
Sommige mensen vinden het bijvoorbeeld een kwestie van beleefdheid om die pronouns te noemen. Het toont respect voor niet-binaire mensen en anderen die problemen hebben met de voornaamwoorden die hen anders worden toebedeeld. Die mensen kun je een ongemakkelijk gevoel besparen door zelf meteen je eigen pronouns te noemen, ook als je zelf cis gender bent. Dat valt inderdaad samen met een klassieke definitie van beleefdheid. Sommige van deze mensen noemen daarbij ook nog dat henzelf op deze manier een ongemakkelijk moment wordt bespaard als iemand die pronouns noemt, doordat ze weten wat ze geacht worden te zeggen.
Het vermijden van ongemakkelijkheid is inderdaad ook een belangrijke functie van beleefdheid.
Lastig
Maar hier staat tegenover dat andere mensen vinden dat hen op deze manier iets wordt opgedrongen, namelijk een bepaalde ideologie over gender waar ze niet achter staan. Die voelen zich dus juist ongemakkelijk als ze hun pronouns moeten noemen.
De discussie tussen deze groepen is een politieke discussie, schrijft Sorlin, want ze heeft iets te maken met macht. Wiens ongemak weegt het zwaarst? Dat soort conflicten doen zich, neem ik aan, vooral voor bij betrekkelijk nieuwe verschijnselen zoals deze, waarin er nog geen algemeen geaccepteerde strategie is. Maar het is dus ook lastig voor de onderzoeker, en Sorlin zegt dat ze daarom denkt dat het goed is als onderzoekers die hierover schrijven zich positioneren. (Gek genoeg doet ze dat zelf eigenlijk nauwelijks, ik vermoed bijvoorbeeld dat ze sympathie heeft voor de mensen die hun pronouns zeggen, maar uit haar artikel zijn haar eigen pronouns niet af te leiden.)
Laat ik dan hier verklaren dat ik wel bij de mensen hoor die zich ongemakkelijk voelen bij het noemen van pronouns. Ik ben er op zich voor dat iedereen die daar behoefte aan heeft alle pronouns noemt, en ik zal deze keuzes ook altijd respecteren, maar ik vind het lastig om iets over mijn eigen pronouns te zeggen, want het maakt mij eigenlijk niet uit.
Voorlopig niet
Ik vind het vooral heel raar dat we in het onderling verkeer het nodig vinden om dit aspect van iemands identiteit de hele tijd te benoemen: er zijn ook geen pronouns die verschil maken naar huidskleur of leeftijd, dus waarom wel naar gender? Niet alleen interesseert het mij niet welk gender men mij toekent, maar ook eigenlijk niet welk gender men aan anderen toekent. Het zou mij een lief ding zijn als we maar één genderneutraal pronoun hadden, zoals zij (dat nu ook al in het meervoud genderneutraal is) en daarmee naar iedereen zouden verwijzen. Ik heb echter geen idee om die wereld te bereiken en zolang we er niet zijn, vind ik het prima als men hij of zij of die of hen of een andere mogelijkheid gebruikt.
Alleen: dat naar voren brengen klinkt ook weer onbeleefd, je laat er in zekere zin mee zien dat je de hele discussie niet zo belangrijk vindt, en daarmee kwets je dus mogelijk mensen die dit wél belangrijk vinden. Je bent als het ware nog maar een stap verwijderd van de weerzinwekkende politiek van Trump.
Er is geen uitweg, in ieder geval voorlopig niet.
Ik deel je mening dat het lastig (en waarschijnlijk ook contraproductief) is om anderen pronouns op te leggen, want het gaat niet om voornaamwoorden waarmee je wordt aangesproken maar om voornaamwoorden die worden gebruikt wanneer er over je wordt gesproken zonder dat je erbij bent. Het is nogal aanmatigend om invloed te willen hebben op hoe er achter onze rug over ons wordt gesproken. Dat leidt alleen maar tot frustratie, vooral wanneer je anderen daar ook op wil controleren en aanspreken.
Bij mijn weten worden alleen personen als de koning, de koningin en de paus in de derde persoon aangesproken: “wil Zijne Majesteit graag melk in Zijn koffie?” Genderneutrale staatshoofden zouden er terecht op kunnen staan om de vraag te krijgen “wil Diens Majesteit graag melk in Hun koffie?”. Of in het geval van de paus “wil Hunne Heiligheid graag water in Diens miswijn?”
Voor het overige maken we in het Nederlands bij mijn weten geen onderscheid tussen mannelijke, vrouwelijke en genderneutrale aanspreekvormen. Maar we hebben – in tegenstelling tot het Engels dat met “you” karig bedeeld is – natuurlijk wel de keuze tussen “jij”, “u”, en “gij”. Mijn favoriet persoonlijk aanspreekvoornaamwoord is dan ook – niet alleen voor mezelf maar uit respect ook voor anderen – “U” (liefst ook hoorbaar met hoofdletter uitgesproken).
Naast het beleefdheidsaspect is er ook een juridisch aspect, in ieder geval voor organisaties: de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) staat registratie van sekse en gender in beginsel niet toe. Dat maakt rekening houden met pronounvoorkeuren onmogelijk.
Ik vermoed trouwens dat de AVG grote veranderingen in briefaanheffen aan het veroorzaken is. Dat zou in ieder geval wel moeten. De traditionele aanheffen ‘Geachte mevrouw Jansen’, ‘Geachte meneer Smit’ zijn immers onbruikbaar als je niet mag registreren of iemand zichzelf een mevrouw, een meneer of nog iets anders vindt. Is deze verandering inderdaad zichtbaar? En voor welke algemeen inzetbare aanheffen kiest men dan? Wel interessant voor een onderzoek.
*’Geachte HEER Smit’ natuurlijk.