• Door naar de hoofd inhoud
  • Skip to secondary menu
  • Spring naar de eerste sidebar
  • Spring naar de voettekst
Neerlandistiek. Online tijdschrift voor taal- en letterkunde

Neerlandistiek

Online tijdschrift voor taal- en letterkundig onderzoek

  • Over Neerlandistiek
  • Contact
  • Homepage
  • Categorie
    • Neerlandistiek voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal

De nu-wij-taalwetenschap

5 juli 2002 door Marc van Oostendorp Reageer

Wat is de taalwetenschap toch een prachtig vak! De taal is zo belangrijk voor de mens en zijn maatschappij, de taal is zo veelzijdig en rijk, dat je haar op allerlei manieren kunt bestuderen en dat is zeker de afgelopen decennia ook met vrucht gedaan. De taalkunde is het mooiste vak dat er is, als je haar niet nodeloos beperkt. Wie eerstejaarsstudenten taalkunde slechts een heel beperkt beeld voorzet, wie doet alsof de taalkunde slechts bestaat uit zijn of haar persoonlijke belangstelling (dat alles dan natuurlijk met beroep op de ‘beperkte ruimte’ die er in het programma is), die doet zijn vak en de studenten onrecht.

Dat laatste is helaas het geval met het recent verschenen boek Taal in gebruik, onder redactie van Theo Janssen (VU). De ondertitel van het boek is Een inleiding in de taalwetenschap, maar dat bepaalde lidwoord bij taalwetenschap staat daar onterecht. Het boek leidt hooguit in tot een beperkte, dogmatische versie van moderne cognitieve taalkunde. Er staan aan het eind van het boek een aantal heel goede hoofdstukken over taal en maatschappij, over communicatie in een meertalige samenleving, over taalverandering en over taalnormen. Maar de kern van Taal in gebruik doet me nog het meest denken aan mijn leraar Nederlands op de middelbare school, meneer Wassenberg, die verklaarde dat hij al dat ontleden óók maar niks vond, en dat hij veel meer interesse had voor het zogenoemde tekstverklaren (waarbij je als leerling een ‘zakelijke tekst’ kreeg voorgelegd met vragen zoals ‘naar wie verwijst het woord hij in regel 3?’). Ik vond zinsontleden fascinerend en tekstverklaren suf, en meneer Wassenberg en zijn vak heb ik daarna nooit meer serieus genomen. En dan deed hij tenminste nog wat aan dat ontleden.

Je kunt de taal op velerlei wijze bestuderen, en één ervan – volgens mij een heel legitieme – is je te concentreren op de vorm. Er is geen groter plezier dan zinnen ontleden, om zodanig door te dringen in één enkele zin, dat je het gevoel hebt dat je er steeds meer van begrijpt. En wie succesvol de werking van taal in de hersenen of in de maatschappij wil begrijpen, zal dat volgens mij ook moeten kunnen. Wie Taal in gebruik heeft gelezen, kan geen zin ontleden en is in het algemeen niet op de hoogte dat taal ook een vorm heeft, die je kunt bestuderen. Alternatieve visies worden stelselmatig genegeerd.

Geen fonologie

Heel verbazingwekkend vind ik het bijvoorbeeld dat het woord ‘fonologie’ in het hele boek voor zover ik heb kunnen nagaan slechts één keer voorkomt: terloops in het (uitstekende) hoofdstuk van Renée van Bezooijen over ‘Taal en maatschappij’. Het hangt daar een beetje in de lucht omdat er geen hoofdstuk is waarin dieper op die materie wordt ingegaan. Dat lijkt me op zijn minst de ontkenning van de geschiedenis van de taalwetenschap – vrijwel alle belangrijke Nederlandse taalkundigen uit de twintigste eeuw hebben zich op enig moment beziggehouden met een fonologisch onderwerp. Maar het is erger. Methodologisch is de fonologie de voorbode geweest van veel vormen van taalonderzoek. Veel psycholinguïstische, sociolinguïstische, historisch taalkundige, dialectologische, taaltypologische en andere literatuur concentreert zich op fonologische onderwerpen en valt zonder elementaire kennis van de fonologie niet te begrijpen.

Nu zou je kunnen zeggen dat je in ‘een inleiding in de taalwetenschap’ nu eenmaal niet alles kunt behandelen. Dat is natuurlijk waar. Aan de andere kant is een van de mooiste eigenschappen van de wetenschap cumulativiteit: je bouwt voort op het werk van je voorgangers. Dat betekent onder andere dat studenten een hoeveelheid basiskennis moeten leren, er is een basisapparaat aan kennis en kunde die iedereen die pretendeert iets van de taalkunde weet nu eenmaal moet hebben. Negeren dat bijvoorbeeld een elementaire kennis van de klinkerdriehoek en van het verschijnsel assimilatie daartoe behoren, vind ik bizar.

Taal in gebruik gaat verder, want aan de studie van de vórm van taal – hoe je het ook bekijkt een oeroude traditie – wordt in dit boek in het geheel geen aandacht besteed. De nadruk ligt op het gebruik van taal en dan in het bijzonder op het communicatieve gebruik. Er zijn heel veel taalkundigen die een dergelijke visie veel te beperkt vinden. In zijn Spinoza-lezing (1997) stelde de beroemde Leidse taalkundige Frits Kortlandt zich bijvoorbeeld tegen deze opvatting teweer:

Onze taal dient ook om uitdrukking te geven aan gedachten en gevoelens. Wij willen anderen graag op de hoogte stellen van wat er in ons omgaat. Daarvoor heb je trouwens helemaal geen luisteraar nodig, want wij willen dat ook graag aan onszelf duidelijk maken. Taal is er niet alleen voor de sociale interactie, maar ook voor de individuele expressie. (…) Maar ook dat is nog maar een deel van het verhaal. Het is namelijk de vraag of onze taal alleen een instrument is dat wij kunnen gebruiken voor onze sociale interactie en individuele expressie. Het is immers een bekend verschijnsel dat mensen zich soms laten meeslepen door hun eigen woorden en zich kunnen laten verleiden tot uitspraken die zij helemaal niet willen doen. Het lijkt alsof er dan een autonoom proces op gang komt, waarbij de mensen zichzelf niet meer in de hand hebben. Hoe dat komt, weten we niet, maar het is duidelijk dat de opvatting van taal als communicatiemiddel hier te kort schiet.

In zijn lezing noemt Kortlandt nog meer mogelijke functies van taal, maar deze worden allemaal in dit boek net zo goed genegeerd als de studie van taal als pure vorm.

Een inleiding die geen aandacht besteedt aan andere functies, is schraal en onvolledig. Misschien is Taal in gebruik bruikbaar als aanvulling op bestaande inleidingen; ik vind het onverantwoord om een dergelijk dogmatisch boek aan te bieden aan eerstejaars als hun eerste en mogelijk enige kennismaking met dit vak.

Een therapeutisch boek

Een collega van me noemde Taal in gebruik ’therapeutisch’. Er zijn taalkundigen die zich lange tijd genegeerd en belachelijk gemaakt hebben gevoeld door de formele taalkundigen. Vooral die generativisten die deden alsof zij de waarheid in pacht hadden, alsof hun visie op taal de enige wetenschappelijke was, hebben kennelijk veel kwaad bloed gezet. Nu wij! lijken de auteurs te zeggen. Als jullie niet naar ons willen luisteren, luisteren wij ook niet naar jullie! Als jullie zeggen dat je alleen de vorm mag bestuderen, gaan wij de studenten helemaal niks over die vorm vertellen! In de bibliografie van deze inleiding van de taalwetenschap ontbreekt dan ook de naam van Noam Chomsky, die toch vrij onomstreden de invloedrijkste taalkundige van de twintigste eeuw mag worden genoemd.

Maar wetenschap is geen therapie. Je kunt niemand negeren, zelfs niet de mensen die jou misschien ten onrechte negeren. Je kunt geen studenten opleiden die geen weet hebben van de gedachten van belangrijke taalkundige stromingen. Je kunt niet op eigen houtje besluiten dat de taalwetenschap geen aandacht besteedt aan onderwerpen waaraan heel veel van je collega’s werken. De inleiding in de taalwetenschap René Appel en zijn collega’s van de UvA onlangs uitgaven is wat dit betreft, en zeker vergeleken bij Taal in gebruik, een toonbeeld van evenwicht: daar staan de fonologie en de pragmatiek, het generatieve en het functionele paradigma nog broederlijk naast elkaar.

Ik weet niet zo goed wat ik met Taal in gebruik aan moet, ik word er een beetje sip van. Sip vanwege het gebrek aan openheid, het gebrek aan discussiebereidheid, het gebrek aan breedte in de visie op wat taal is en kan zijn. Het past kennelijk in een ontwikkeling, die ik ernstig betreur, en die neerkomt op een totaal overboord gooien van allerlei soorten van taalwetenschap die niet in deze of gene politieke agenda passen: de ‘nu-wij-taalwetenschap’. Ik geloof dat de fonologie in de meeste bachelors-programma’s van opleidingen neerlandistiek in het geheel wordt weggedrukt, er zijn over enkele jaren waarschijnlijk neerlandici die geen fricatief van een plosief kunnen onderscheiden, die geen klinkerdriehoek herkennen en denken dat het woord bangop twee medeklinkers eindigt. Studenten die alleen weten waarnaar het woord hij verwijst in regel 3.

Met dank aan Sjef Barbiers en Matthias Hüning voor discussie.

Verwijzingen

René Appel e.a. 2001. Taal en taalwetenschap, Blackwell.
Theo Jansen, red. 2002. Taal in gebruik. Een inleiding in de taalwetenschap. Sdu.
Frits Kortlandt. 1997. De buren van onze voorouders. Spinoza-lezing. http://www.kortlandt.nl/spinoza/art171.html

 

Delen:

  • Klik om af te drukken (Wordt in een nieuw venster geopend) Print
  • Klik om dit te e-mailen naar een vriend (Wordt in een nieuw venster geopend) E-mail
  • Klik om te delen op Facebook (Wordt in een nieuw venster geopend) Facebook
  • Klik om te delen op WhatsApp (Wordt in een nieuw venster geopend) WhatsApp
  • Klik om te delen op Telegram (Wordt in een nieuw venster geopend) Telegram
  • Klik om op LinkedIn te delen (Wordt in een nieuw venster geopend) LinkedIn

Vind ik leuk:

Vind-ik-leuk Aan het laden...

Gerelateerd

Categorie: Artikel Tags: recensies, taalwetenschap

Lees Interacties

Laat een reactie achterReactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

Primaire Sidebar

Gedicht van de dag

Paul Snoek • Een reus

Een reus kent zichzelf.
Hij zoekt een meisje zoet als een konijn
om weg te goochelen in en uit
de grote hoed van zijn hart.

➔ Lees meer

Bekijk alle gedichten

  • Facebook
  • YouTube

Chris van Geel

OEUVRE

Het oeuvre van de dood is wel onmetelijk,
maar elke bladzij, blad na blad, is vastgeplakt
en ieder deel staat vastgespijkerd op de plank
en elke plank: nog in de boom onuitgehakt.

Bron: Barbarber, december 1969

➔ Bekijk hier alle citaten

Agenda

1 juli – 15 september 2025: Over de grenzen van het boek

1 juli – 15 september 2025: Over de grenzen van het boek

11 juli 2025

➔ Lees meer
26 september 2025: Afscheid Peter-Arno Coppen

26 september 2025: Afscheid Peter-Arno Coppen

10 juli 2025

➔ Lees meer
Augustus: Eetvoorstelling ‘Muzikaal Feestmaal’ op Slot Zuylen en Muiderslot

Augustus: Eetvoorstelling ‘Muzikaal Feestmaal’ op Slot Zuylen en Muiderslot

8 juli 2025

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle agendapunten

Neerlandici vandaag

geboortedag
1914 Karel Meeuwesse
1936 Mieke Smits
1939 Seth Gaaikema
sterfdag
1978 Sonja Witstein
2021 Mark de Haan
➔ Neerlandicikalender

Media

De laatste keuze van Rogi Wieg

De laatste keuze van Rogi Wieg

9 juli 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
Van Lacarise den katijf die enen pape sach bruden zijn wijf

Van Lacarise den katijf die enen pape sach bruden zijn wijf

8 juli 2025 Door Vianne Cré Reageer

➔ Lees meer
‘Pipi, paradoxen en leermomenten’

‘Pipi, paradoxen en leermomenten’

5 juli 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle video’s en podcasts

Footer

Elektronisch tijdschrift voor de Nederlandse taal en cultuur sinds 1992.

ISSN 0929-6514
Bijdragen zijn welkom op
redactie@neerlandistiek.nl
  • Homepage
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Over Neerlandistiek
  • De archieven
  • Contact
  • Facebook
  • YouTube

Inschrijven voor de Dagpost

Controleer je inbox of spammap om je abonnement te bevestigen.

Copyright © 2025 · Magazine Pro on Genesis Framework · WordPress · Log in

  • Homepage
  • Categorie
    • Voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal Neerlandistiek
  • Over Neerlandistiek
  • Contact
%d