Door Marc van Oostendorp
In de vroege middeleeuwen moet een grote groep mensen in het westen van ons taalgebied een (verbasterde) vorm van Latijn hebben gesproken. Dat beweert in ieder geval de Utrechtse hoogleraar Peter Schrijver in een nieuw boek. Pas toen daar in de loop van de tijd de stam van de Franken steeds machtiger werd, schakelden die mensen over op de taal van de machthebbers – en legden zo, omdat de westelijke dialecten heel belangrijk werden, de basis van het Nederlands. Met enige overdrijving kun je dus zeggen: het Nederlands is Germaans in Latijnse mond.
Schrijvers argumentatie is gebaseerd op een nauwkeurige vergelijking van de Nederlandse dialecten en hun Waalse tegenhangers net over de taalgrens. Die lijken volgens Schrijver meer op elkaar dan toevallig kan zijn. De talen moeten elkaar over en weer beïnvloed hebben – en dat diepgaander dan dat men aan weerszijden van de taalgrens eens wat van elkaar heeft overgenomen. De aanwijzingen zijn dat mensen hier vanuit hun Romaanse moedertaal dingen hebben meegenomen naar het Nederlands dialecten.
Een belangrijke stap in de argumentatie spelen woorden als step, zeug en vul.
Die woorden hadden in de oorspronkelijke Germaanse taal een andere klinker stappaz, fullaz, suguz (de u stond voor een oe-achtige klank). Wanneer je een a meer naar voren in de mond uitspreekt krijg je een e; en eu en u zijn vormen voor in de mond van de oe in respectievelijk een lange en een korte lettergreep.
Overgeslagen
Dat naar voren bewegen is iets dat kenmerkend is voor dialecten in het westen van ons taalgebied. De oostelijke vorm van die woorden is stap, vol en zoog. Nu is het opvallende dat ditzelfde ook in het aangrezende gebied gebeurd is: in de noordelijke dialecten van het Frans (die uiteindelijk ook weer de standaardtaal hebben beïnvloed): het Latijnse flores werd fleur en nullum werd nul. Dat laatste is sowieso misschien de duidelijkste overeenkomst: de letter <u>, die in de meeste talen (het Duits bijvoorbeeld, of het Italiaans) staat voor de oe-klank en daar in onze streken ook voor moet hebben gestaan, is zowel in het Frans als in het Nederlands gaan staan voor een weer voorin de mond uitgesproken uu-klank.
De standaardtalen komen – in ieder geval voor deze specifieke woorden – steeds uit het westen. Schrijvers laat zien dat het vooraan in de mond uitspreken, van het Romaans op het Germaans is overgeslagen. In het oosten van Nederland en Vlaanderen gebeurde dit allemaal niet – net zo min als in de aanpallende Franstalige gebieden.
Voortleven
Hij beargumenteert dat dit alleen maar kan gebeurd zijn toen de Romaanstaligen Germaans probeerden te spreken. Zij werden daar geconfronteerd met een regel die ook wel iets te maken had met voorin de mond spreken: umlaut, de regel die van man in verkleinvorm menneke maakt, en van moes (muis) in het meervoud muzen. Umlaut gebeurt alleen in bepaalde gevallen, zoals dus de verkleinvorm of het meervoud, en kennelijk vonden die sprekers van het Romaans dat te ingewikkeld. Ze interpreteerden dat liever op de manier die ze al kenden, en spraken zo goed als iedere a uit als een e en oe als een uu.
Gaandeweg stapte zo de hele bevolking langzaam maar zeker over op het Germaans, dat zich aanpaste aan de nieuwe sprekers. Vergeten werden de Romaanse dialecten die wij ooit gesproken hebben – alleen in wat details in de uitspraak zijn ze blijven voortleven.
Gaston Dorren zegt
Maar als die overgang van oe naar uu en dergelijke niet plaatsvond in aanpalende gebieden waar eveneens 'verbasterd' Latijn gesproken werd, dan zou het eerder een regionaal verschijnsel zijn dan iets wat uit dat Latijn voortkwam. Ik heb het idee dat er een stapje ontbreekt in (jouw weergave van) Schrijvers redenering.
taaldacht.nl zegt
Belangwekkend, maar het kan me allemaal nog niet overtuigen.
Wat zijn Schrijvers redenen om het tegenovergestelde uit te sluiten? Waarom zou de naar voren geschoven uitspraak in de Noord-Franse streektalen (en vandaar het Frans) niet juist het gevolg van een Germaans substraat zijn? We weten immers dat er grote groepen Germanen in België en Gallië zijn neergestreken, zich grotendeels hebben gevestigd als invloedrijke bovenlaag, en uiteindelijk op de Romaanse tong zijn overgegaan.
Romeinse geschiedschrijvers maken daarnaast melding van grote ontvolking van de gebieden ten zuiden van en aan de monding van de Rijn in de Lage Landen alvorens deze door Germanen werden gevuld. Voor zover deze ontvolking lang genoeg heeft geduurd meen ik me te herinneren dat ze door bodemvorsing is gestaafd.
Verder, het uitspreken van iedere klank als ware deze door i-umlaut gebeurd kan net zo goed het gevolg zijn van een plaatselijke, eigen, Germaanse poging om kaas te maken van uiteengelopen uitspraak (binnen paradigmata en over het algemeen).
Hoe dan ook past die naar voren geschoven uitspraak juist binnen een wijdverbreide, Noordzeegermaanse ontwikkeling die ook eigen is aan het Oudengels en het Oudfries. Vergelijk daarnaast de overgang van /u:/ naar /y:/ in het Noors. Al met al lijkt de invloed in dit geval eerder zuidwaarts dan noordwaarts.
Ten slotte zou ik veel meer Latijnse leenwoorden voor alledaagse zaken verwachten in het Nederlands als er een Latijntalige substraatgemeenschap aan ten grondslag lag. Het Latijn hield immers zijn aanzien.
Olivier van Renswoude
Marc van Oostendorp zegt
Het bovenstaande is natuurlijk slechts een heel korte samenvatting. Lees Schrijvers boek voor een veel uitgebredere, en preciezere argumentatie.
Marc van Oostendorp zegt
Het punt is: hoe ontstaat zo'n "regionaal verschijnsel"? Het betekent dat iemand iets van de buren heeft overgenomen. Het is onwaarschijnlijk dat je zoiets als het naar voren verplaatsen van klinkers zomaar uit een vreemde taal overneemt; het is waarschijnlijker dat je het behoudt uit je eigen taal wanneer je een andere taal gaat spreken.
taaldacht.nl zegt
Allicht! Bedankt voor de samenvatting. Ik ben benieuwd naar het boek.
Gaston Dorren zegt
Juist.Het lag dus niet aan het Latijn, het lag aan de Latijnse streektaal, als ik dat zo mag noemen, in het genoemde gebied. Helder.
jagruys zegt
Er zijn meer verschijnselen die het Frans en het Nederlands delen, zoals het wegvallen van de d tussen klinkers (oude/ouwe, laudare/louer). Dat dit allemaal uit het laatlatijn of oudfrans zou stammen in twee geheel verschillende talen gesproken een gebied waar overal ooit Frankisch (=oudnederlands) werd gesproken (en lang niet overal Latijn of Oudfrans) lijkt inderdaad op zijn minst dubieus.