In 1664 schreef Maartje Jaspers een brief aan haar zeevarende echtgenoot Gerrit Ariaanse van den Broek waarin ze hem vertelde hoe ze hem miste. “Ick seer verlangh,” schreef ze, “om van ul eens schrijvens te hebbe, want ick suent den drieden mei geen schrivens van ul gesien en hebt (…) o doet toch sooveel en schrift eens metten eerste soo dree als ghi kent hoe het daer al met ul is en hoe het daer al gaen of of ie den toback al verkoopt.”
Wat gaan we nu krijgen! Waarom schreef Maartje eerst een paar keer ul aan haar man – een vorm die waarschijnlijk een afkorting was van uw liefde – en dan aan het eind ineens ie (je)? Liet ze aan het eind van die brief ineens alle beleefdheid varen en gaf zich over aan de hartstocht? Maar is dat niet een beetje vreemd, om dat uitgerekend te doen op het moment dat het over de handel gaat.
Lagere klassen
Gijsbert Rutten en Marijke van der Wal schrijven erover in hun onlangs verschenen boek Letters as loot, waarin ze de geschiedenis van het Nederlands in de zeventiende- en achttiende-eeuw beschrijven aan de hand van een interessante verzameling gegevens: de brieven die in die tijd van en naar Nederlandse zeelieden geschreven zijn. Die brieven werden door ‘gewone’ mensen geschreven en handelden over alledaagsheden – zij bieden dus juist bij uitstek zicht op de alledaagse taal uit lang vervlogen tijden.
Zoals over de intrigerende geschiedenis van de aanspreekvorm. Op dat vlak is altijd van alles in beweging geweest. Het du dat we ooit met het Duits deelden, was in veel regio’s al verschoven naar jij, en die jij– of je-vorm vinden Rutten en Van der Wal nu vooral in brieven die geschreven zijn door mensen uit de lagere klassen.
Beleefde bijklank
Ook met de beleefde vorm rommelde het. In de vijftiende en de zestiende eeuw gebruikten mensen daar in brieven nog het genoemde ul voor, maar vanaf de zeventiende eeuw begon dit te verschuiven naar ue, wat mogelijk stond voor uwe edele of uwe edelheid.
Rutten en Van der Wal laten zien dat dit mogelijk kwam doordat de betekenis van ul gaandeweg begon te verbleken – het was niet meer zo beleefd, het was een gewone formule. Daardoor ontstond er behoefte aan een nieuwe, écht beleefde vorm. En dat werd dus ue, dat in eerste instantie vooral door heren uit de betere klasse werd gebruikt, maar zich gaandeweg verbreidde onder alle lagen van de betekenis, en zo gaandeweg ook weer zijn zeer beleefde bijklank verloor.
Inkijkje
Maartje Jaspers moet haar brief hebben geschreven in de tijd van de omslag. Ze schreef nog wel ul, maar dat was eigenlijk alleen nog een formule – het betekende niets meer, zodat ze aan het eind – misschien kreeg ze haast, misschien vergat ze zichzelf en sprak ze Gerrit niet aan zoals ze in een brief hoorde te doen maar zoals ze tegen hem praatte – toch nog even je om te hoek kwam kijken. Waarmee ze ons, eeuwen later, een inkijkje gaf in haar veranderende taal.
Laat een reactie achter