Door Leonie Cornips
Ik hoorde voor het eerst ‘hun hebben dat gedaan’ toen ik begin jaren tachtig naar Amsterdam verhuisde. In ‘hun hebben’ is ‘hun’ onderwerp dat volgens de norm ‘zij’ zou moeten zijn zoals in ‘zij hebben dat gedaan’. De toenmalige minister Plasterk, als voorzitter van de Nederlandse Taalunie verfoeide sterk dit gebruik van hun in zijn column in NRC.Next van 2010. Hij gaf taalkundigen ervan langs. Hij schreef: ‘Elke paar jaar zijn er weer goedbedoelende taalkundigen die via “vereenvoudigingen” de taal logischer willen maken’. Als taalkundige begreep ik die uitspraak toen en nu nog steeds niet want taalkundigen hebben tegenwoordig echt de macht niet om taal logischer te maken.
Hoe taalgebruikers bepaalde taalvarianten waarderen, heeft alles te maken met maatschappelijke verhoudingen. Komt de verandering ‘van boven’ dus van de elite of ‘van onder’ dus van het ‘volk’? Nieuwe varianten ‘van boven’ vallen snel op zoals gevleugelde uitspraken van Marten Toonder met Minkukel en Als je begrijpt wat ik bedoel. En Van Kooten en De Bie met doemdenken, regelneef en jemig de pemig. Deze vormen ervaren we als een verrijking van het Nederlands.
Nieuwe vormen die zich van ‘onder naar boven’ toe verspreiden, blijven lange tijd onzichtbaar. Zo lijkt het alsof ‘hun hebben’ een variant van de laatste dertig jaar is. Maar niets is minder waar. De oudst bekende vermelding dateert al van 1911. Ook Anne Frank schreef tweemaal ‘hun hebben’ in haar dagboek. Dus als minister en voorzitter van de Nederlandse Taalunie zou ik nieuwsgieriger zijn geweest en de vraag stellen: hoe komt het dat ‘hun hebben’ zich door de spreektaal verspreidt hoewel taalgebruikers die vorm fout en lelijk vinden? Volgens taalkundige van Hout komt ‘hun’ als onderwerp uit een paar dialecten in het westen die een onderwerp derde persoon meervoud met een ‘h’ kenden zoals hullieen hulle en heeft het zich naar het oosten verspreid. Overigens vinden we in de Nederlandse dialectgegevens uit de periode 1930-1982 ongelooflijk veel regionale variatie in het persoonlijke voornaamwoord als onderwerpsvorm in de derde persoon meervoud: ju/ja, zur, zullie, zulder, zijlui, zijlie, zijder, hul, hulje, hallie, hunnie, (h)ulder, (h)urlie, hur, zezij, zezieder, zezulder, zammekaar, (de) die.
In de jaren negentig gebruikten jongeren in de IJsselmeerpolders en in Nijmegen zo’n dertig procent hun als onderwerp en de oudste generaties slechts drie tot negen procent. Hun dringt ook diep in het zuiden door maar niet in Vlaanderen (waarom niet?). In Heerlen is het gebruik van hun in het Nederlands in dezelfde tijd met ruim twintig procent toegenomen. Wat is zo aantrekkelijk aan hun? De correcte vorm zij komt tweemaal voor in het Nederlands: als enkelvoud ‘zij laatde hond uit’ en als meervoud ‘zij latende hond uit’. Een verklaring is dat een vorm die twee verschillende functies heeft – enkelvoud en meervoud – constant onder druk staat. Hun als onderwerp is altijd meervoudig en levert dus geen verwarring op zoals de vorm ‘zij’ dat wel doet. Maar hunis daarmee niet eenvoudiger dan ‘zij’ want het heeft een extra betekenis. Hun verwijst altijd naar iets levends terwijl ‘zij’ dat niet hoeft te doen. ‘Hunhangen aan de boom’ verwijst naar personen die aan de boom hangen en niet naar de blaadjes. Bovendien wordt ‘hun hebben’ ingezet als contrast: ‘niet de meisjes maar hun hebben dat gedaan’!
Jan Stroop schrijft in zijn boek Die taal, die weet wat (2014) dat ‘hun hebben’ van nu te vergelijken is met het negentiende eeuwse ‘U heeft’. Toen was ‘u heeft’ net zo onbemind als ‘hun hebben’ nu. De correcte vorm was immers ‘gij heeft’. Het beleefde U zoals we dat nu kennen, komt van ‘Uwe Edelheid’ dat in brieven afgekort werd tot UEd. Het ‘volk’ sprak die afkorting uit als ‘uwee’ en later als ‘u’. Dit ‘u’ veranderde in een onderwerpsvorm net als ‘hun’ nu. Nu beschouwen we ‘u heeft’ als beleefd, maar Multatuli vond het een ‘lelijk woord’ en volgens de beroemde taalkundige Winkler in 1874 ‘is het [u] zoo ploerterig mogelijk’. Wat een taalfout is, verschilt dus door de tijd heen.
Hans zegt
'Gij hebt', niet 'gij heeft' toch?
Anoniem zegt
Ja inderdaad!
Arnoud van den Eerenbeemt zegt
Het Zweeds en Noors kennen hetzelfde verschijnsel: respectievelijk 'dom säger' en 'dem sier' voor 'zij zeggen'. 'Dom' en 'dem' zijn de objectsvorm van 'de' = 'zij' meervoud.
Anoniem zegt
Dank! blijkbaar staat in het Zweeds en Noors hetzelfde systeem onder spanning, daarin is NL niet uniek.