Onverwachte taalvragen in de Nationale Wetenschapsagenda (1)
Door Marc van Oostendorp
In deze zomerserie ga ik in op voor taalkundigen onverwachte vragen die ‘het publiek’ gesteld heeft aan de Nationale Wetenschapsagenda. Een van de ideeën achter die agenda is dat de wetenschap onverwachte vragen uit het publiek krijgt aangereikt. Vervolgens zijn wetenschappers zelf ook en masse vragen gaan indienen omdat ze het idee hadden dat minstens een deel van de onderzoeksgelden weleens naar de vragen van de wetenschapsagenda zijn gegaan. Ik vermoed dat die vragen uiteindelijk ook de meeste kans hebben, maar ik wil me nu richten op de onverwachtere vragen.
Waarom zal de taalwetenschap bijvoorbeeld vermoedelijk niets doen met de volgende vraag? Hij snijdt een maatschappelijk probleem aan dat te maken heeft met taal, dat mogelijk alleen kan worden opgelost door iets te doen met de taal en dat daarom niet door enige andere wetenschapper zal worden aangepakt:
- Hoe kan de Nederlandse taal aangepast worden aan de hedendaagse gender-realiteit?
Op het gebied van persoonlijke voornaamwoorden is de Nederlandse taal ouderwets en discriminatoir. Zij is gebaseerd op een systeem van slechts twee gender-rollen, iets wat niet strookt met de werkelijkheid. Nederlanders hebben slechts de keuze uit ‘hij’ en ‘zij’ om te verwijzen naar een persoon. Dit cisnormatieve systeem zorgt dagelijks voor problemen voor androgyne, bigender, trigender, pangender, agender, genderqueer, transseksuele en andere niet-cisgendere Nederlanders naar wie niet verwezen wordt met het voornaamwoord van hun voorkeur. Het is aan Nederlandse taalkundigen om te onderzoeken hoe deze vorm van discriminatie jegens mensen die buiten deze gender-tweedeling vallen, verbannen kan worden uit de Nederlandse taal, bijvoorbeeld door de introductie van extra voornaamwoorden of een generatief systeem van complexe voornaamwoorden waarmee de volledige breedte van gender-identiteiten kan worden uitgedrukt. De nadruk moet hierbij liggen op de praktische aspecten van de invoer hiervan.
Experiment
Er is een goede reden waarom taalkundigen niet aan deze kwestie zullen gaan werken: omdat ze het vermoeden hebben dat ze er geen invloed hebben; dat het aan de taalgemeenschap is om dit soort veranderingen aan te brengen. Taalveranderingen vallen sowieso vrijwel niet van bovenaf op te leggen, en systemen van voornaamwoorden zitten kennelijk zo diep in het systeem dat het ook daar helemaal niet lijkt te lukken.
Althans, zo kijkt men er in het Nederlandse taalgebied tegenaan. Bij sommige collega’s in Zweden heerst er kennelijk meer optimisme, want daar is onlangs een ‘geslachtsneutraal’ voornaamwoord ingevoerd, een woord dat geen zij is en geen hij, maar wel naar een persoon verwijst en dus geen het is. (Enkele jaren geleden stelde ik voor dit voornaamwoord in het Nederlands te vertalen als vij.) Dat is een interessant experiment, en we zullen zien hoe het uitpakt, en op hoeveel succes het voornaamwoord daar kan rekenen.
Ethische overtuigingen
De volgende vraag is natuurlijk hoe zo’n ideaal systeem eruit zou moeten zien. Het Zweedse systeem lijkt mij – als de nadruk toch moet liggen op de ‘praktische aspecten’ – een geslachtsneutraal voornaamwoord, waarbij je je niet druk hoeft te maken over de precieze gender van de persoon in kwestie, dat je dan voor iedereen (dus ook voor cisgendere personen) zou kunnen gebruiken. De vragensteller lijkt daar echter niet op uit, die wil juist méér persoonlijk voornaamwoorden die alle nuances kunnen uitdrukken.
Wanneer je dat wilt, zou een taalkundige inderdaad een systeem kunnen ontwerpen, al moet dat dan waarschijnlijk wel in samenspraak gebeuren met een genderdeskundige, die zicht heeft op alle verschillende mogelijkheden.
Zo komen we dan op een tweede aarzeling die de gemiddelde taalkundige zal hebben: wie heeft er nu gelijk? Degene die vindt dat er maar één genderloos voornaamwoord moet zijn, of degene die vindt dat er minstens tien moeten zijn om alle nuances uit te drukken? Dat valt waarschijnlijk niet wetenschappelijk uit te zoeken omdat het een politieke kwestie is die samenhangt met je mensbeeld en allerlei ethische overtuigingen die je er verder op nahoudt.
Oplosbaar
Het laatste probleem dat er dan ontstaat is dat er vast allerlei mensen zijn die het mensbeeld van de vragensteller niet delen, en dat van mij al helemaal niet, maar die bijvoorbeeld willen blijven vasthouden aan hij en zij, of die vinden dat er ook geen verschil tussen mensen en andere objecten moet worden gemaakt en alleen het willen vasthouden. Vermoedelijk zijn er in de Lage Landen niet veel mensen die zullen willen dat iedereen verplicht wordt om op de enig ‘correcte’ wijze naar medeburgers te verwijzen.
We hebben hier dus een probleem te pakken dat ongetwijfeld reëel is, maar volgens de meeste – ik denk eigenlijk: alle – taalkundigen ook niet oplosbaar, en al helemaal niet door de wetenschap. Het antwoord op de oorspronkelijke vraag ‘Hoe kan de Nederlandse taal aangepast worden…’ is volgens de huidige stand van de wetenschap: dat kan niet.
Lucas Seuren zegt
Waarom de keuze voor "vij"? Veroorzaakt dat niet snel verwarring met "wij" of "gij"?
Ik denk dat genderloos inderdaad beter zou zijn dan alle nuances, want er zijn altijd meer nuances te verzinnen dan voornaamwoorden. Die gaat niemand dan ooit gebruiken. Maar voor je een maatschappij zo ver hebt ben je wel een paar decennia verder.
Marc van Oostendorp zegt
In discussie over 'vij' is indertijd gevoerd onder mijn blogpost over dat onderwerp. Ik neem aan dat 'vij' inderdaad niet de ideale oplossing is, de jury wacht graag alternatieven in. Ik ben tamelijk sceptisch over de slagingskansen van het Zweedse plan, maar het is natuurlijk prettig dat men het daar doet, dan kunnen wij zien hoe goed het lukt.
Peter-Arno Coppen zegt
Ik denk dat er bij de premissen ook wel wat vraagtekens te plaatsen zijn: het "ouderwetse" systeem was volgens mij gebaseerd op drie geslachten (niet twee), en we zitten zo langzamerhand in een moderner systeem dat wel op twee geslachten gebaseerd lijkt, maar dan neutraal en niet-neutraal (onzijdig en zijdig). Dus hoe ouderwets is dat eigenlijk? In het meervoud valt het onderscheid al helemaal weg, dus hoe discriminatoir is het eigenlijk? De vragensteller staart zich blind op de verwijzing naar mannen en vrouwen en alles daartussenin, maar laat de hele rest liggen.
Ik vond het wel mooi dat in de tweede zin naar de Nederlandse taal wordt verwezen met 'zij.'
Marc van Oostendorp zegt
Het gaat de vragensteller niet over woordgeslach, zoals jij nu aanneemt, maar over de voornaamwoorden die we gebruiken om naar personen te verwijzen. Dat laatste systeem is altijd gebaseerd geweest op biologische gender; er is ook nu in dat systeem natuurlijk geen sprake van zijdig en onzijdig.
Peter-Arno Coppen zegt
Ja precies. De vraag spitst zich toe op voornaamwoordelijke verwijzing naar personen, maar dat is natuurlijk een deel van het totale systeem van voornaamwoordelijke verwijzing, die op drie geslachten gebaseerd is (onzijdige verwijzing bij personen -kinderen- komt ook nog voor), en behalve bij verwijzing naar volwassen mensen in de richting van zijdig en onzijdig gaat, en misschien concreet/abstract (zoals koeien waarnaar rustig met 'hij' verwezen wordt, en 'het bestuur' dat 'zij' wordt). Het verschil tussen mannelijke en vrouwelijke volwassenen is nog het enige restje waarin het biologische verschil zich handhaaft.
Misschien dat de term 'persoonlijk voornaamwoord' hier wat al te letterlijk wordt opgevat.
Wim zegt
De pro-droptalen hebben hier een streepje voor: daarin kun je een derde persoon enkelvoud geheel zónder voornaamwoord hebben.
Marcel Plaatsman zegt
Tenzij dat weer talen zijn waarbij de werkwoordsvervoeging ook nog van het geslacht afhankelijk is, zoals dat onder meer in het Arabisch voorkomt (katab "hij schreef", katabat "zij schreef"). Het Turks is dan weer juist wel genderneutraal, "hij" of "zij" is gewoon "o", en ook in de vervoeging speelt geslacht verder geen rol.
De Tegenwoordige Staat van Erik zegt
Grappig genoeg was het in sommige dialekten (o.a. in Drente) vroeger vrij gewoon om hij/hem ook voor vrouwen en vrouwelijke dieren te gebruiken. Het is mij als kind zelfs aktief afgeleerd om dat te doen.
Ik heb de indruk dat dat geslachtsneutrale gebruik van hij/hem juist onder invloed van de standaardtaal steeds meer is verdwenen. Als die indruk klopt zou dat betekenen dat het wel mogelijk is om hier verandering in aan te brengen (maar ik vermoed dat er dan wel een aantal factoren van belang zijn om dat te laten slagen).
In elk geval zegt het Woordenboek van de Drentse dialekten er het volgende over:
hij – …ook ter aanduiding van vrouw of vrouwelijk dier (niet in Veenkoloniën en Kop van Drenthe; in sommige plaatsen als lomp ervaren)…
hem – …ook gebruikt voor vrouwen en vrouwelijke dieren, maar dan soms als ruw of verouderd ervaren…
Bij 'zijn' wordt 'haar' als aparte betekenis gegeven zonder verdere opmerkingen.
Bij alledrie staan voorbeeldzinnetjes, bijvoorbeeld (met zowel 'hij' als 'hem'):
"Ik daachde dat dat wichtie ok kommen zul, mor ik zeei hum niet, hie kan wel zeeik wezen" (wicht = meisje)
Olivier van Renswoude zegt
Ik deel het mensbeeld van de vraagsteller niet, maar gebruik al jaren met voorspoed een woord voor mensen waarvan ik het geslacht niet weet: die.
“Waarom zal de taalwetenschap bijvoorbeeld vermoedelijk niets doen met de volgende vraag? Hij snijdt (…).”
Het spijt me, maar ik kan het niet laten: vraag is een vrouwelijk woord.
Christine zegt
Vandaag had ik een discussie op een forum waarin iemand iets schrijft als "…. de programmeur. Hij …". Sorry hoor, als we al niet eens kunnen bedenken dat programmeurs, timmerlieden, automonteurs en 90% van alle beroepen niet een "hij" hoeft te zijn maar ook een "zij" kan zijn en vaak is, waarom maken we ons dan druk om die 0.001% van de bevolking die liever "het" genoemd wil worden?