Wat een rake observatie, onlangs, op het onvolprezen Meldpunt Taal:
Tegenwoordig hoor ik sommige jongeren het hebben over “mijn gezin”, waar ze hun ouders + broers/zussen mee bedoelen. Ze hebben zelf nog geen kinderen. Ik moet wennen aan deze nieuwe betekenis omdat “mijn gezin” tot nu toe alleen door ouders gebruikt werd in de betekenis ‘mijn partner en onze kinderen’. Dit nieuwe gebruik van “mijn gezin” laat zien dat er misschien nog geen goed woord is voor het gezinsstandpunt van de kinderen. Je kunt wel “mijn familie” gebruiken al kan dat ook op het grotere geheel slaan. Ik vind het wel mooi dat de huidige betekenis op maar één gezin kan slaan. Iemand met kinderen die het heeft over “mijn gezin” zal in de huidige betekenis nooit zijn eigen ouders + broers/zussen bedoelen. Of zal de betekenis misschien verschuiven naar ‘de familieleden waar je nu mee samenleeft’?
Al had ik er eerder niet bij stil gestaan, het lijkt me juist: wie mijn gezin zegt, heeft het daarmee over zijn kinderen en niet over zijn ouders.
Als kind kun je alleen spreken over ons gezin, al is dat kennelijk in ieder geval in sommige kringen aan het veranderen. Op Google, in de DBNL, en op Delpher geldt ook: mensen die vechten, kiezen of werken voor hun gezin bedoelen daar nooit mee dat ze voortaan meer tijd met hun vader gaan doorbrengen. Het geldt trouwens ook voor de tweede persoon: jouw gezin zeg je alleen tegen de ouders, tegen de kinderen heb je het over jullie gezin. (Omdat uw zowel enkel- als meervoud kan zijn, kan het voor beide gebruikt worden.)
De asymmetrie geldt niet voor familie: mijn familie is iedereen met wie ik bloedverwantschap deel, of die nu uit een eerdere of een latere generatie komen, en er is dan ook geen echt betekenisverschil, hooguit een verschil in gevoelswaarde, tussen mijn en onze familie.
Hoe zit dat? Ik vermoed dat het gezin in ons hoofd nog een hiërarchische structuur heeft, waarbij één of twee personen aan het hoofd staan. (Ja, ik heb de indruk dat het in oudere teksten bij mijn gezin nog vaker om de man gaat dan om de vrouw.) Van een hoofd van het gezin is nog steeds gemakkelijker sprake dan van een hoofd van de familie.
Volgens het WNT betekent gezin dan ook onder andere ‘De gezamenlijke personen, die bij iemand inwonen en hem ondergeschikt zijn: zoowel vrouw, kinderen en verdere huisgenooten als dienstboden; nog altijd gedacht in tegenstelling met den heer des huizes’. Pas daarna wordt vermeld ‘naar de nieuwere opvatting, waarbij ook de man wordt medegerekend: De gezamenlijke huisgenooten’. Veelzeggend is ook dat verschillende bronnen van de etymologiebank gezin definiëren als ‘een echtpaar met hun kinderen’ en niet als ‘kinderen met hun ouders’.
Maar kennelijk is die hiërarchische structuur langzaam aan het verdwijnen – wat zich uit in het feit dat ook kinderen al her en der te beginnen spreken over mijn gezin.
Muji Anto zegt
burung ikut lomba… merawat kacer sakit
Drabkikker zegt
Ik helemaal die pagina vertalen in de verwachting dat het Indonesisch kennelijk een woord heeft voor 'gezin' vanuit het perspectief van de kinderen… Blijkt het over een vogel te gaan met een opgeblazen gevoel.
Henk zegt
'Mijn gezin' vanuit het gezichtspunt van de kinderen vind ik ook wat apart, maar ik heb minder moeite met 'mijn gezinsleden'. Voel jij dat ook zo?