Door Marc van Oostendorp
In sommige talen maak je verschil tussen een lijdend voorwerp dat leeft en een dat dood is. Het Nederlands kent dat – afgezien misschien van het verschijnsel dat ik gisteren beschreef – eigenlijk niet, maar het Afrikaans maakt dat verschil wel, althans in de meer alledaagse, minder aan regels gebonden vormen. De Afrikaanse taalkundige Theresa Biberauer besprak vorige week in een lezing in Utrecht zinnen zoals de volgende:
- Ek sien / sê / hoor vir jou. ‘Ik zie / zeg / hoor jou’.
- Ek sien / sê / hoor dit. ‘Ik zie / zeg / hoor dit’.
Als het lijdend voorwerp levend is, zoals jij, kun je er het voorzetsel vir aan toevoegen. Bij levenloze objecten, zoals dit, kan dat niet.
Althans, het zit nog iets ingewikkelder in elkaar. Je kunt in Afrikaanse sportverslagen wel degelijk zoiets horen als:
- Sy skop vir die bal (dat hy trek). ‘Ze schopt de bal (zodat hij weg schiet).’
In dit geval is de bal natuurlijk letterlijk gezien levenloos, maar om de beschrijving wat levendiger te maken, voegt men toch vir in. Volgens Biberauer laat je in zo’n geval als verslaggever iets weten over hoe belangrijk die bal voor je is. Ze denkt dat vir die bal gevallen ook niet een echte voorzetselgroep is, maar dat vir aan de zelfstandig naamwoordgroep wordt toegevoegd om de persoonlijke relatie van de spreker te laten blijken.
Het heeft er misschien iets mee te maken dat het gaat om informeel Afrikaans, een taal die gesproken wordt temidden van veel andere talen. In zulke talen bestaat er sowieso een voorkeur voor woordjes die een bijzondere relatie uitdrukken tussen het gezegde en de spreker en de hoorder (wij zijn opgewonden over die bal!), en andere taalelementen worden daar ook gemakkelijker voor gebruikt. In het Afrikaans heb je bijvoorbeeld ook een dubbele verkleinvorm (‘die mooie ou meisie-tjie-tjie’) die heel affectief is, en het heeft als enige Germaanse taal een negatieve vorm voor de gebiedende wijs (‘moenie die deur oopmaak nie’). Al die bijzonderheden hebben mogelijk te maken met het feit dat het Afrikaans geboren is in een situatie van veel taalcontact, waar grammaticale uitdrukking van dit soort contact belangrijk was.
Klaas zegt
Geachte heer Van Oostendorp,
‘…het heeft als enige Germaanse taal een negatieve vorm voor de gebiedende wijs’
Dat begrijp ik niet; is:
‘doe de deur niet op slot!’
er niet ook een? Of doelt het op ‘-nie’ in ‘moenie’? Vind je die dubbele ontkenning dan alleen in de gebiedende wijs? Graag enige verduidelijking!
Sergio Baauw zegt
Dit gebruik van ‘vir’ om het levende lijdend voorwerp te markeren, doet me erg denken aan het gebruik van “a” in het Spaans. Speelt in het Afrikaans de specificiteit van het lijdend voorwerp ook een rol in het gebruik van ‘vir’?
Marc van Oostendorp zegt
Ja, ‘ek sien vir die studente’ is beter dan ‘ek sien vir studente’. Volgens Biberauer is ‘vir’ (=voor) ook nog eens de gereduceerde vorm van de prepositie voor de datief (net als ‘a’ in het Spaans).
Jos Van Hecke zegt
Als er nu één taal is die worstelt met ’taal correctheid’ en vooral met ‘standaard taal’ dan is het wel het Afrikaans, zowel gesproken als geschreven. Dit is onder meer het geval met het gebruik van het voorzetsel ‘vir’ dat in de praktijk zo goed als aan geen ‘regels’ gebonden is. ‘Vir’ kan (naast de grondbetekenis = voor) andere voorzetsels (zoals bv. ‘aan’ of ‘na’ = naar) vrijelijk vervangen. Het kan ook vrijelijk ter versterking van indirecte complement vormen van persoonlijke voornaamwoorden worden ingezet en het kan tevens vrijelijk worden gebruikt bij alle soorten directe complement vormen, zij het vooral m.b.t. ‘personen’ of ‘verpersoonlijkte dingen’. Uitsluitend in die context is het ook min of meer vergelijkbaar met het gebruik van het Spaanse voorzetsel ‘a’ bij complement vormen die betrekking hebben op ‘personen’, met dit opmerkelijke verschil dat dit gebruik in de gesproken en geschreven Spaanse standaardtaal zeer wel afgebakend en strikt ‘genormeerd’ is en dus dus helemaal niet zo ‘vrijelijk’ – de ene keer niet en een andere keer wel – kan worden ingezet zoals dit wél het geval is in het Afrikaans.
Het Afrikaans is dan ook, zowel gesproken als geschreven, een extreem ‘rekkelijke’ taal. Of dit nu als een ‘voordeel’ dan wel als een ‘nadeel’ kan worden gezien en gevoeld, laat ik hier in het vrije midden, hoewel ik persoonlijk geneigd ben dit – in de context van een optimaal functionerende brede communicatie – méér als een ‘nadeel’ dan als een ‘voordeel’ te zien en te voelen, temeer omdat het Engels dat toch niet direct als een zeer ‘rekkelijke’ taal kan worden beschouwd nu juist de taal is waar het Afrikaans in Zuid-Afrika zo moet tegen opboksen om te proberen een plaatsje met enig respectvol aanzien en gewaardeerde functionaliteit onder de Zuid-Afrikaanse zon te bemachtigen.