Betje Wolff wordt door verschillende mensen neergezet als feministe. Anderen vinden dit overdreven. Hoe feministisch was Betje Wolff nou echt?
Historische context
In de achttiende eeuw stond de vrouw in dienst van de man. De plek van de vrouw was thuis. Zij hoorde zich niet bezig te houden met leren en studeren, aangezien het huishouden daaronder zou kunnen lijden. ‘Zwijg en wees mooi’, dat zal menige vrouw te horen hebben gekregen. Veel vrouwelijke schrijvers waren er niet: het literaire bedrijf werd, zoals de meeste dingen, gedomineerd door mannen. Als een vrouw schreef, was dit mogelijk doordat zij getrouwd was met een goed verdienende man. Dit had te maken met het moeizame bestaan als brooddichter in de achttiende eeuw. Vrouwen schreven over het algemeen niet voor de maatschappij, maar voor hun eigen kring. Het was niet de plaats van de vrouw om zich te bemoeien met politiek.
In de achttiende eeuw kwam echter onder vrouwen een schrijfcultuur op gang waarbij niet alleen ‘typisch vrouwelijke genres’ werden beoefend. Betje Wolff hoorde daar ook bij.
Vrouwen in een aantal werken van Betje Wolff
In het hekeldicht Aan mijnen geest (1774) betoogt Betje dat de schrijvende vrouw te weinig erkenning krijgt. ‘’t zijn al geen Grieken, die niets vergen van de vrouwen dan dat ze aanminnig zijn, en weten huis te houden’ (bladzijde 25). En: ‘Een dame is wijs genoeg, zo zij niet zot kan heeten. Er is maar ene kunst, die men van haar begeert, waar in men gaarne heeft dat zij is uitgeleerd: ’t is l’Art de plaire, die het stugste hart kan strelen’ (bladzijde 21). Mensen zijn nooit louter positief over een intelligente, schrijvende vrouw. Zo’n vrouw wordt namelijk gezien als femme savante, een vrouw die het huishouden laat verpieteren omdat zij alleen maar met haar neus in de boeken zit. ‘Zo dra eens iemand zegt: die vrouw heeft veel Verstand […] dan schuwt men ons’ (bladzijde 22). Dit stereotype probeert Wolff te ontkrachten. Ze wil intellectueel engagement van vrouwen normaliseren.
In de Proeve over de opvoeding (1779) geeft Wolff haar ideaalbeeld van de opvoeding weer. Hierbij heeft de moeder de voornaamste rol. Het belangrijkste verschil met bestaande opvattingen over de opvoeding is dat Wolff moeders aanspoort om hun kinderen zelf te onderwijzen. ‘Onze gebreken zelf, zyn als op onze Sexe geënt’. Vrouwen zijn daarom beter geschikt om thuis te blijven, mannen om te werken en geld te verdienen. Vrouwen zijn echter niet ongeschikt om te leren. Immers:
Onze ziel is van geen ander stof, laat ik liever zeggen soort dan die der mannen – De Sex heeft, in het geen waartoe ik U aanmaan’, geen stem – Wy zyn beiden geestelyke volmaakbare wezens […] wat vorder ik van U? – Niets dan het geen waartoe God en de Natuur U in staat gesteld hebben. (bladzijde 64)
Betje benadrukt het verschil tussen jongen en meisje, man en vrouw, maar laat wel duidelijk zien dat de vrouw, hoewel anders van aard, niet minder in waarde is dan de man. Ze verantwoordt de door haar voorgestelde rolverdeling in het huwelijk door middel van de natuurlijke eigenschappen van de geslachten.
Opvallend aan de Proeve is dat hierin moeders worden aangesproken. Er is dus sprake van literatuur door en voor vrouwen. Ook toen er negatieve reacties van mannen kwamen op de Proeve, bleef Betje zich in haar reactie daarop op vrouwen richten.
Sara Burgerhart (1782) is bedoeld als spiegel voor jonge meisjes. Vrouwen krijgen in de roman de rol van opvoeders, met de weduwe Buigzaam als perfect voorbeeld. Zij leiden meisjes met zachte hand richting hun eindbestemming: het huwelijk. Ervaring is hierbij een belangrijke leerschool, geheel volgens het Verlichte denken van deze tijd.
In Sara Burgerhart wordt weinig gezegd over de rol van een vader: wat Saartje nodig heeft is een moeder. Die persoon vindt ze in de weduwe Buigzaam. Het vaderfiguur, de heer Blankaart, is letterlijk en figuurlijk ver weg: hij zit in Parijs en laat de opvoeding van Saartje, hoewel hij zich betrokken toont, aan anderen over.
Saartje zelf klaagt over de ‘kinderachtige’ opvoeding van meisjes. Ze krijgen geen intellectuele kennis mee, alleen sociale. Later verandert ze echter, door ervaring en de sturende hand van de vrouwen om haar heen, in een perfecte huisvrouw en echtgenote.
In Geschrift eener bejaarde vrouw (1802) komen dezelfde denkbeelden naar voren. De ouders van de hoofdpersoon, Mietje, zijn modelouders volgens de ideeën van Wolff. De conventionele opvoeding van meisjes voldoet niet, daar zijn Mietjes ouders het over eens. ‘wat leert men haar? Wat naaijen, wat breijen, wat leezen en schrijven. Zulke moeders geeven lessen in de zuinigheid en huishoudkunde, maar die vallen zo in het kleine, dat de geest daar door wordt ingetrokken’ (bladzijde 225). En: ‘[a]lles, waarin de mannen boven de vrouwen uitmunten, is het gevolg der opvoeding […] zie hier de oorsprong van dat zwakke loome, onbestendige, ’t welk men de vrouwen verwijt, maar dat niet in haar natuur ligt’ (bladzijde 227). Opvallend is, dat hier een man aan het woord is: Mietjes vader. Zijn vrouw reageert op realistische toon dat de vooroordelen over vrouwen het onmogelijk maken om iedereen zo te laten denken.
Heel expliciet komt in Geschrift eener bejaarde vrouw niet naar voren dat de vrouw de belangrijkste rol heeft in de opvoeding, maar impliciet blijkt dit wel. Er wordt bijvoorbeeld gezegd: ‘Laaten wij nu eens zien, wat ik al speelend, van mijn geduldige moeder, na mijn vijfde jaar geleerd had’ (bladzij 43). Uit deze zin, evenals de verdere tekst, blijkt als vanzelfsprekend dat de dingen die Mietje leert van haar moeder komen.
Conclusie
Betje Wolff verkondigt nieuwe ideeën over de plaats van de vrouw in de maatschappij en in huis. Ze is een voorvechtster van een intellectuele opvoeding en levenswijze voor vrouwen. Vrouwen moeten de kans krijgen om hun eigen mening te uiten over zaken als de politiek, zonder te worden weggezet als femme savante.
Aan de ene kant stelt Betje Wolff de vrouw dus gelijk aan de man op het gebied van rede en intellect, aan de andere kant betoogt ze op basis van de natuurlijke verschillen tussen man en vrouw dat de man het meest geschikt is als hoofd van het gezin en de vrouw als opvoedster en huishoudster. Aan de man-vrouwverhouding in het huwelijk veranderen haar ideeën weinig.
Betje Wolff is in zekere zin feministisch, aangezien ze opkomt voor de positie van de vrouw en betoogt dat de vrouw van nature gelijkwaardig is aan de man. Modern of radicaal is Betjes feminisme niet, maar in de achttiende eeuw had ze daar waarschijnlijk ook niets mee bereikt.
Volgens moderne begrippen is Betje Wolff niet revolutionair, maar voor haar eigen tijd waren haar ideeën wel degelijk vooruitstrevend. Daarbovenop schrijft ze speciaal voor vrouwen en moedigt ze vrouwen aan om voor zichzelf op te komen. Zo draagt ze bij aan het creëren van een vrouwenwereld die van dezelfde waarde is als de mannenwereld, maar toch net even anders.
Jet Sterkman studeert Nederlandse Taal en Cultuur in Groningen
C.W. Schoneveld zegt
Hoe past haar vertaling van Pope’s Essay on Man (in proza) hierin?