‘Ik had eigenlijk eerder aan dit essay moeten beginnen, maar goed’. Elke student zal zo’n zin herkennen. Het begint als een soort schuldbekentenis, maar buigt daarna af naar ‘het is nou eenmaal zo’. Paulien Cornelisse dook voor haar boekenweekessay van dit jaar in allerlei van dit soort woordjes. Het gebruik van maar goed definieert ze als een ‘U-bocht’: iemand werpt een probleem op, maar met gebruik van maar goed wordt het probleem als onbelangrijk bestempeld.
Dat we niet uitgesproken raken over het Nederlandse maar zie je ook in dit artikel op Neerlandistiek van 29 april. Het artikel gaat over het gebruik maar, waar op het eerste gezicht helemaal geen tegenstelling lijkt te zijn. De tegenstelling ligt misschien wel verborgen in de inhoud of op een ander niveau dan in de letterlijke zin. De tegenstellingsbetekenis van maar is hier niet meteen voor iedereen duidelijk, en dat geldt voor maar goed misschien ook wel, maar… is misschien toch te vinden in de richting van het argument.
Voor mijn master Neerlandistiek aan de Universiteit Leiden onderzocht ik de sturende kracht van twee vormen van maar goed: achteraan de zin, zoals in de eerste zin van deze blog (en in het essay van Paulien Cornelisse) en vooraan de zin.
‘Ik denk daar anders over, maar goed.’
Deze vorm van maar goed zie je vaak terug in discussies. Je maakt je punt, maar sluit af met maar goed. Wat doe je dan eigenlijk met je argument? Dit soort woordjes komen veel voor in het Nederlands. Op een subtiele manier sturen ze de betekenis van de zin. De letterlijke betekenis van zo’n woord is moeilijk te vatten. De manier waarop je de zin stuurt, kunnen we dan ook niet direct afleiden uit de betekenissen van ‘maar’ of ‘goed’. Met maar goed aan het einde van de zin sluit je een gespreksonderwerp af, of zeg je in ieder geval iets van ‘ik wil het onderwerp laten rusten’. Je laat als het ware zien hoe jij je tot je eigen uitspraak verhoudt en wil dat je gesprekspartner dat ook begrijpt, de common ground. De U-bocht waar Cornelisse het over heeft wordt duidelijk. Als je de voorbeeldzin in een discussie gebruikt, stuurt het eerste deel aan op dat je jouw eigen mening kenbaar wil maken. Door de toevoeging van maar goed draait dat om: je wil juist niet jouw mening laten horen.
Misschien wil je niet te fel overkomen, of wil je geen verantwoordelijkheid nemen voor wat je zegt. Dit wordt ook wel conversational liability genoemd: we verzachten onze uitspraken om niet te hard afgerekend te worden op wat we zeggen. Al is maar goed daarvoor niet altijd even bruikbaar. Als je zegt: ‘Ik vind hem een enorme klootzak en ik wil hem nooit meer zien, maar goed’, dan kom je niet weg met ‘dat bedoelde ik niet!’ Maar tegelijkertijd heb je het wel mooi gezegd, dus daarmee geef je wel een (misschien strategisch?) signaal af.
Maar goed, we begonnen aan de reis.
Het vooropgeplaatste maar goed zie je vaak als je een uitstapje hebt gemaakt in een gesprek en je weer terug wil keren naar het oorspronkelijke verhaal. Dit noemen we een discourse structuring marker (DSM), een soort wegwijzer in een gesprek.
Mazeland & Huiskes zien het verloop van een gesprek als een reeks: O (het oorspronkelijke onderwerp), S (de zijsprong), R (de terugkeer naar het oorspronkelijke onderwerp via maar). Dus: O – S – R. Ik denk dat maar goed dezelfde werking heeft. Denk maar aan die vriend die midden in een verhaal over iets totaal anders begint en dan zegt: ‘Maar goed, waar was ik gebleven?’ Door het gebruik van maar goed pak je de oorspronkelijke draad weer op. (Ik ben die vriend.)
Met maar goed aan het einde van je zin laat je dus ook een tegenstelling zien, al zit dat niet in de letterlijke betekenis. Je stuurt een kant op met je argument en sluit af met maar goed, dat de andere kant op stuurt. Als je maar goed aan het begin van je zin plaatst, voel ik die tegenstelling minder duidelijk. Al zou je kunnen stellen dat de zin die volgt een tegenstelling uitdrukt met de zijsprong (S). Moet je je voorstellen dat je een van die tweedetaalleerders van het Nederlands bent, zoals in het essay van Paulien Cornelisse. Best ingewikkeld toch? Maar goed.
Dus achteraan in een zin betekent ‘maar goed’ zoiets als ‘het zij zo’? Daartegen hoor ik Vlamingen volgens mij ook wel ‘maar soit’ zeggen.
Dit soort woordjes komt veel voor.