Wat kun je eigenlijk worden met zo’n studie Nederlands, en hoe? Daar willen we graag zoveel mogelijk antwoorden op, voor alle huidige studenten, studiekiezers, en andere nieuwsgierige meelezers. In de toekomstrubriek van Jong Neerlandistiek gaan we de komende tijd interviews verzamelen met afgestudeerden die een leuke baan hebben gevonden.
Anneke Jansen studeerde in 2002 af aan de Universiteit Utrecht. Daarna is ze twintig jaar freelancer geweest, waardoor een scala aan banen en projecten de revue passeerde. Nu werkt ze sinds oktober 2021 als programmeur theater, dans, cabaret en beyond bij SPOT Groningen. Dat is de overkoepelende organisatie van de Stadsschouwburg en de Oosterpoort.
Kun je iets vertellen over je studie?
“Ik heb Nederlandse Taal en Cultuur gestudeerd in Utrecht. De reden dat ik voor Utrecht heb gekozen, is omdat je daar ook Theater-, Film- en Televisiewetenschap kon studeren. Dat heb ik naast Nederlands gedaan. Ik heb ook nog wel getwijfeld over Groningen, omdat journalistiek daar gekoppeld kon worden met Nederlands, maar theater heeft uiteindelijk gewonnen. Utrecht had destijds een heel leuke poule docenten. Een docent die me daar wel echt over de streep heeft getrokken, is Redbad Fokkema, die gespecialiseerd was in hedendaagse poëzie. Hij stond – en dat mocht natuurlijk echt niet – met een peuk in zijn mondhoek in zo’n monumentaal binnenstadspand te doceren. Toen dacht ik: dit vind ik leuk.
Toen ik in 1995 begon met studeren, had je nog een doctoraal traject. Na drie jaar kon je je dan specialiseren. Ik heb toen gekozen voor moderne Nederlandse letterkunde. Mijn scriptie ging over hoe toneeltekst als genre ongeveer vanaf Heijermans, begin twintigste eeuw, totaal niet meer gevolgd wordt in Nederland. Iedereen vindt Stefan Hertmans bijvoorbeeld geweldig als hij poëzie, essays en romans schrijft, maar zijn toneelteksten worden compleet genegeerd. Je merkt het ook in de hele beeldvorming: uitgeverijen geven geen toneelteksten uit en het wordt niet gerecenseerd.”
Wat voor een werk heb je gedaan in de tijd tussen je afstuderen en het moment dat je bij SPOT bent gaan werken?
“Ik heb heel lang in de boeken- en uitgeverswereld gewerkt, als redacteur en als copywriter. Ook heb ik een tijdje geïnterviewd, en recensies en journalistiekachtige essays geschreven. Ik heb ook lang als vrijwilliger bij Perdu gezeten, een poëzieplek in Amsterdam. Daar ben ik toen aan de slag gegaan als programmeur van literaire avonden. Ondertussen was ik naarstig op zoek naar werk. Ik was echt aan het banen en geld scharrelen. Toen kwam bij Het TheaterFestival een nieuwe directeur die een producent zocht, en toen ben ik gaan solliciteren. Hij zei toen: ‘Volgens mij ben je meer een programmeur dan een producent. Wil je niet met mij een fringe festival gaan opzetten?’ Ik zei: ja leuk, en ben naar huis geracet om te googelen was in vredesnaam een fringe festival was, ik had geen idee.
Bij een fringe festival wordt in een stad elke kroeg, en elk gat dat ook maar een gordijn heeft of waar publiek kan zitten, gebruikt voor voorstellingen. Het grootste fringe festival vindt plaats in Edinburgh, in de maand augustus. Je kunt de stad daar niet doorlopen of je komt iets tegen dan. Dat is echt heel leuk. Naar dat model zijn wij in 2006 toen het Amsterdam Fringe Festival gestart. Dat is eigenlijk een underground festival. Het is ontstaan vanuit het inzicht dat veel werk dat niet in een hokje past, niet aan bod komt in Nederland. Dat was heel leuk om te doen, omdat je helemaal vanaf het begin een festival kunt opbouwen. Je kon ook eigenlijk alles doen wat je wilde, omdat het underground was, dus tegen de mainstream in. We hadden ook een dichter als copywriter en toen werden onze nieuwsbrieven ook voor bijna de volle honderd procent gelezen omdat ze zo goed waren.”
Hoe ben je op de plek terechtgekomen waar je nu werkt?
“Eerst heb ik nog een tijdje gewerkt voor de AVROTROS, voor programma’s als ‘Wie is de mol’. Daarna ben ik vier en een half jaar algemeen directeur geweest van het Asko|Schönberg Ensemble. Daar werd de link met Groningen al gelegd, waar ik nu werk. Het ensemble werkte namelijk samen met het Noord Nederlands Toneel en het Groningse dansgezelschap Club Guy & Roni. Een vriendin met wie ik samen had gewerkt bij het Fringe Festival vertelde me dat de schouwburg in Groningen een programmeur zocht. Ik merkte toen bij Asko|Schönberg dat ik niet de ambitie had om hierna nog directeur te zijn. Uiteindelijk is dat niets voor mij. Ik vind Excel prima, maar niet altijd. Ik wil meer met de inhoud bezig zijn.
“Ik ben heel eclectisch”
In had inmiddels zeventien jaar in Amsterdam gewoond en wilde wel een keer wat anders. Ik wist ook dat de faculteit Neerlandistiek lekker bezig was in Groningen. Toen dacht ik: je hebt eigenlijk alles wel in Groningen, maar het is niet op die hyperschaal zoals in Amsterdam. En het werken bij een schouwburg, en dan in combinatie met de Oosterpoort, leek me heel tof. Ik ben zelf heel eclectisch. Dat pop, klassiek, theater en cabaret op eenzelfde lijn zaten, sprak me erg aan. Het gaat van Bert Visscher tot Kraantje Pappie.”
Hoe ziet je werk eruit?
“Ik had een heel rare start, midden in corona. Er was vrij snel een harde lockdown toen ik begon op 1 oktober. Mijn dagelijkse bezigheden waren in eerste instantie heel veel verzetten en afzeggen, niet op kantoor en in de schouwburg zijn, en geen mensen ontmoeten. Dat was vrij pittig. Maar nu begint het weer een beetje op gang te komen. Ik ben bezig met programmeren, dus heel veel mensen bellen, afspraken maken en plannen maken voor de toekomst. Mijn werk heeft eigenlijk met heel veel te maken, want het gaat over beleid, marketing, financiën en de inhoud. Dat maakt het heel leuk, maar soms ook intensief. Het is veel schakelen.
Ik heb één directe collega met dezelfde functie als ik, en dan heb ik nog twee collega’s op klassiek en twee collega’s op pop. Eerst waren deze genres heel erg gescheiden. Elke programmeur had zijn eigen winkeltje. Nu wordt dat allemaal een beetje opengebroken. De tijden veranderen en de vraag wordt gesteld wat een genre is. Dat vind ik heel erg leuk. Ik vind interessant hoe je dat dan in de programmering kunt zetten.”
Helpt je studie Nederlands in je huidige functie?
“Ja totaal. Bijvoorbeeld bij fondsen aanvragen. Storytelling is heel belangrijk daarbij. Hoe je een verhaal vertelt is heel belangrijk binnen de marketing. Bij Nederlands leer je heel goed luisteren, analyseren en interpreteren. Als ik een programmering heb, moet ik het naar heel veel verschillende mensen vertalen, bijvoorbeeld naar de marketeer, het publiek, de fondsen of naar directe collega’s. Iedereen gaat weer op heel andere dingen ‘aan’. Door de studie Nederlands word je heel goed in het vertalen van een verhaal. Ik geloof dat het ook steeds belangrijker wordt om te kunnen onderscheiden wat echt is en niet echt, bijvoorbeeld bij fake news. De studie Nederlands is een heel goede basis om daarmee om te gaan. Ik zeg het altijd zo: ‘je leert door de bullshitbingo heen te prikken’.”
Laat een reactie achter