Er zijn voor mij drie redenen om deze zomer een groot deel van het werk van Manon Uphoff te lezen of herlezen. De eerste is dat ik er zin in heb, ik beschouw Uphoff als een van de interessantste Nederlandse schrijvers van dit moment. Er staat bij haar altijd iets op het spel, ik geloof niet dat ik ooit een pagina van haar heb gelezen waarop niks gebeurde. De tweede reden is dat de schrijfster in december van dit jaar haar zestigste verjaardag viert, en schrijvesrjubilea dienen gevierd te worden met aandacht van de lezers.
De derde reden is het voorwoord dat Uphoff schreef bij een recente herdruk van haar debuut, de verhalenbundel Begeerte. “Wist ik toen dat (…) het zou leiden, op een dag, tot die diepste afdaling in de vulkaan waaruit Begeerte de eerste eruptie was?” schrijft Uphoff daar over dat debuut. En:
Kon ik toen vermoeden dat dit op een dag, bijna vijfentwintig jaar later, zou leiden tot ‘Vallen is als vliegen’, de ultieme uitbarsting van de vulkaan?
Dat klinkt als de afsluiting van een schrijverschap – wat moet er nog komen na een ultieme uitbarsting? In het Marathoninterview zei Uphoff vorig jaar weliswaar dat er nog meer komt, maar dit heeft ze toch maar mooi ook geschreven. Op deze manier plaatst de schrijfster bovendien haar hele oeuvre helemaal in het licht van die ultieme uitbarsting – van de vulkaan waarvan de lava bestaat uit de vreselijke persoonlijke ervaringen die ze in Vallen is als vliegen heeft beschreven.
Dat is natuurlijk het goed recht van de schrijver – en wat voor recht heeft een lezer om haar tegen te spreken? Maar het maakt me ongemakkelijk, want het lijkt me niet terecht om het hele oeuvre alleen te zien als een voorbereiding op de finale uitbarsting. Er heeft op de vulkaan nog veel meer gegroeid.
Dat geldt zeker ook voor Begeerte. “Ik wilde ruimte”, schrijft Uphoff ook in de inleiding, “voor mensen zonder stem, voor de sprakelozen, de stotteraars, en voor de makers en de koele vormgevers van gereduceerde werelden waarin deze sprakelozen, stemlozen, niet-gehoorden werden en worden vastgezet”. De meervoudigheid in die formulering weerspreekt in zekere zin al het idee dat het nu wel klaar is. Of dat er maar één eruptie is.
Dat wil niet zeggen dat je, achteraf, Begeerte niet ook kunt lezen met kennis van de lava. Het verhaal Vlees bevat, vrijwel aan het begin de achteraf dubbelzinnige zin “In ons gezin draaide alles om het vlees”. Het is een verhaal over een slagersgezin – een kleiner gezin dan elders in Uphoffs werk want behalve de vader en de moeder zijn er slechts twee dochters – maar het gaat over een slagersgezin met een vader die geobsedeerd is door zijn werk, en twee dochters die op zeker moment weigeren dat werk nog in hun mond te nemen.
Het huiveringwekkendst is misschien wel deze passage, uit het verhaal Dwerg. (Aan het woord is de dwerg, die spreekt tegen de jonge vrouw die de verteller is.)
‘Zij was zeven’, mompelt hij, ‘maar ze hield van mij als een volwassen vrouw. Ik deed haar vaak in bad. Zij had een poederblank huidje.’
Mijn vader had mij ook vaak in bad gedaan. Soms kwam hij erbij zitten en waste zich de schubben van de huid.
Hoewel de woorden van de dwerg duidelijk verwijzen naar pedofilie, zal de gemiddelde lezer in 1995 de onmiddelijk daarop volgende herinnering aan de vader niet als extra alarmerend hebben gezien. Het lijkt er eerder op alsof de vertelster de woorden van de dwerg te naïef interpreteert – ze pikt alleen het bad eruit en heeft daar haar eigen herinneringen bij. Maar in 2022 is dat niet meer zo te lezen – en het is vrijwel ondenkbaar dat de schrijfster zelf (of haar vader, als die Begeerte indertijd gelezen heeft) diezelfde onschuld in het hoofd had.
Niet de vertelster was naïef, de lezer was het.
En toch, toch zitten er nog steeds meer dimensies aan dit fragment. Hoezo had de vader schubben op zijn huid? Het is een van de vele verwijzingen in deze verhalenbundel naar vissen. In Palingen en preken slaat een geestelijk beperkte, godsdienstwaanzinnige jongen palingen dood. In Brand giet de geliefde van een zus van de vertelster hete olie in een vissenkom uit wraak voor het feit dat hij zich beledigd voelt. In Honingeiland laat een keizerin de hoofden van iedereen in haar land afslaan en werpt ze in een vloeistof, alsof ze vissen zijn. Vissen zijn, kortom, de ultieme “sprakelozen, stemlozen, niet-gehoorden”, willoze slachtoffers van andermans waanzin en wreedheid.
Ze staan bovendien tegenover het vlees. Als ik een andere titel voor Begeerte had mogen verzinnen – ik zou niet weten waarom iemand me daarom zou vragen, maar ik vraag het mezelf – zou dat Vlees zijn. Misschien juist omdat het vaak gaat over mensen zonder stem wordt de lichamelijke ervaring heel invoelbaar beschreven. Hoe het is om een pubermeisje (of een dwerg, een geestelijk beperkte jongen, een keizerin) te zijn is vooral een kwestie van hoe het is om een lichaam van een pubermeisje (dwerg,…) te hebben, of nog beter hoe het is om zo’n lichaam te zijn. Dat geldt niet alleen voor de twee meest klassieke verhalen in de bundel – Begeerte, over een vreugdeloze ontmaagding, of Poep, over de consumptie van uitwerpselen – maar voor werkelijk ieder verhaal. Blikman en Sartorius, bijvoorbeeld, over de aantrekkingskracht tot een wat muizige museummedewerker die dieren opzet, en een in ieder geval in eerste instantie extreem mannelijke man met ‘zware billen’. Of De operazangeres waarin met een bezoeker van een concert (wat kan er efemeerder zijn dan dat) extreem invoelbaar wordt gemaakt wat het betekent om een vieze man te zijn ‘De oude, oude handen, die vieze valse tanden. Het slèèècht bemeten kunstgebit – de haren dun en slap.”
Het begrip embodied cognition, belichaamd denken, was nog niet doorgedrongen tot de omgangstaal in 1995, maar het idee dat eraan ten grondslag ligt – dat we niet alleen denken met ons brein, maar met ons hele lichaam, dat onze hele existentie door dat lichaam bepaald wordt, is zelden zo invoelbaar beschreven. “In ons gezin draaide alles om vlees.”
Kortom, ik verheug me erop de komende zomer zoveel mogelijk werk van Uphoff te lezen. Ik hoop dat jullie dat ook doen, met je bewalde ogen, met je vlezige handen. Ik zal hier verslag uitbrengen van mijn ervaringen. Ik zal het niet speciaal chronologisch doen, ik weet ook niet of ik aan alles kan komen wat ik nog niet heb. Maar ik zie ernaar uit.
Laat een reactie achter