Eva, de laatste roman van Carry van Bruggen (Smilde, 1881-1932) wordt gezien als een hoogtepunt uit het literaire modernisme. De in 1927 uitgegeven roman gaat over de volwassenwording van Eva. In het eerste hoofdstuk is zij achttien jaar en staat zij samen met haar tweelingbroer David aan de vooravond van de nieuwe eeuw, zwanger van beloften en verwachtingen. In de daarop volgende hoofdstukken is Eva steeds enkele jaren ouder en in een andere levensfase. We zien haar tot het einde van het boek respectievelijk als juf, moeder en veertigjarige. Nauwkeuriger gezegd zien we haar gedachten. In dit modernistische werk zitten we bijna constant in Eva’s hoofd via de voor het genre kenmerkende stream-of-consciousness-techniek: zonder inkadering of situatieschets voor de lezer worden zintuigelijke waarnemingen en herinneringen van het hoofdpersonage als een ketting aaneengeregen. De focus op het onderbewuste, op subjectieve waarnemingen en de rol van taal zijn andere kenmerken van het modernisme die zijn terug te vinden in Eva. In dit essay zal ik eveneens proberen kenmerken van het modernisme te koppelen aan de roman Eva, echter niet, zoals tot heden veel gebeurd is, aan de hand van de sujet of van motieven, maar aan de hand van een bijpersonage: Theo de fictieve dichter. In hoeverre kenmerkt dit personage, of Eva’s reflectie daarop, een modernistische inval?
Theo, een man uit woorden
Theo Vermeer verschijnt, en verdwijnt, in het eerste hoofdstuk ‘De nieuwe eeuw’, wanneer Eva en David een wandeling maken: ‘Theo heeft me weer een gedicht gegeven dat ik je voorlezen moest,’ zegt David tegen Eva (p. 20). Eva heeft er al op gerekend; ze zag het grijze schrift in Davids zak. Theo is een door de tweeling bedachte figuur die gedichten schrijft en aan David vraagt deze voor te lezen aan Eva. Dat het eigenlijk Davids gedichten zijn, die hij vanwege hun persoonlijke inhoud niet rechtstreeks durft op te zeggen, weet Eva maar al te goed. Toch speelt zij het spel mee en praat ze over Theo alsof hij werkelijk bestaat. In hoeverre het überhaupt een spel is, vraagt ze zich af (p. 20):
[Z]e hebben hem samen geschapen, zodat hij nu voor beiden bestaat… voor haar bestaat hij uit Davids woorden en uit haar eigen mijmering… een beeld, tegelijk duidelijk en vaag en zo diep bij haar ingesneden dat ze het niet goed meer wegdenken kan. […] ‘Theo’ moet blijven, die toch enkel uit Davids woorden en haar eigen mijmering bestaat… Maar die uitdrukking-, dat iets ‘ergens uit bestaat’… Lucht bestaat uit zuurstof en stikstof… Theo bestaat uit woorden en dromen… Is het… hetzelfde? Of niet…?
Wat de personale verteller ons in het stuk voor de (door mij aangebrachte) ellips vertelt, dat Theo enkel uit woorden en mijmering voor Eva daadwerkelijk bestáát, is een typisch voorbeeld van de linguistic turn. Zoals emeritus professor Engels Michael Bell in zijn artikel ‘The metaphysics of Modernism’ (1999) aangeeft, waren modernisten geïnteresseerd in de constructie van betekenis en waren ze zich ervan bewust dat woorden niet alleen de werkelijkheid weergeven, maar ook de werkelijkheid scheppen. De schepping van Theo in Eva, een personage dat ook in de verhaalwereld zelf enkel uit woorden bestaat, is naar mijn mening een schoolvoorbeeld hiervan.
Theo, een realiteit
Het gedeelte na de ellips, waarin we Eva aan de hand van de vrije indirecte rede zien nadenken over de vraag of woorden en dromen hetzelfde zijn als zuurstof en stikstof raakt dan weer aan het realiteitsvraagstuk van de modernisten. Zoals Bell in het eerder genoemde artikel verklaart, had de wetenschap zo rond de wisseling naar de twintigste eeuw zijn geprivilegieerde status verloren. Onder andere de relativiteitstheorie van Einstein toonde aan dat er meer is in dit universum dan de mens kan vermoeden of waarnemen. ‘[S]cience as a construction of the human mind’, noemt Bell het (p. 11). Waar modernisten zich sterk bewust van waren, is dat dé realiteit helemaal niet bestaat, alleen een menselijke realiteit. Wetenschap wordt noodzakelijkerwijs uitgevoerd door mensen en is dus intrinsiek beperkt in zijn vermogen tot weten. Eva’s vraag of de woorden en dromen waar Theo uit bestaat, even reëel zijn als de hard-wetenschappelijke elementen, raakt hier sterk aan. Bestaat ‘harde’ wetenschap eigenlijk wel, kan men zich afvragen. De modernist denkt van niet, en dan zijn woorden en dromen net zo reëel als zuurstof en stikstof.
Das Ding an sich
In ‘David’, het zevende hoofdstuk, waarin het nieuws naar buiten komt dat David is gestorven, komt Eva in een gesprek met een vriendin van haar tweelingbroer terug op Theo (p. 150-151):
‘Ik heb nu nog wel moeite om te geloven dat Theo Vermeer nooit heeft bestaan. Misschien dachten we ons hem helemaal verschillend, David en ik….’ Stromen in mij, stromen in hem, waaruit Theo Vermeer werd gevormd…. Een oude hersenschim…. Das Ding an Sich!
De aanwezigheid van het gedachtegoed van het modernisme in deze drie regels is verbluffend. Het besef dat Eva en haar tweelingbroer mogelijkerwijs een volledig ander beeld hadden van een man die uit dezelfde woorden bestond, is een voorbeeld van taalscepticisme. Dat Theo gevormd is uit interne ‘stromen’ van Eva en Theo is een bijna letterlijke vertaling van stream of consciousness. ‘Das Ding an sich’ is een term van filosoof Immanuel Kant waarmee hij het verschil aanduidt tussen de voor mensen zintuiglijk waarneembare werkelijkheid en het werkelijke op zichzelf. Voor Eva is Theo het werkelijke (‘Das Ding an Sich!’), maar kunnen zij en haar tweelingbroer hem alleen waarnemen aan de hand van hun subjectieve menselijke blik, waardoor Eva nooit kan weten óf en in welke vorm Theo bestaat.
Een vehikel voor modernistische thema’s
Zo zijn de laatste woorden die Eva aan het fictieve personage Theo wijdt, in en in modernistisch. De vraag in hoeverre Theo kenmerken heeft die een modernistische inval verraden, kent een voor het modernisme dan ook atypisch absoluut antwoord: Theo de fictieve dichter is zowel qua vorm (woorden en mijmeringen), doel (het uiten van diepe gevoelens) en uitwerking (zet de realiteitsbeleving op zijn kop) een vehikel om modernistische thema’s te berde te kunnen brengen. Het versterkt de algemene opvatting dat Eva van Carry van Bruggen een modernistische roman is.
Martijn van Bruggen studeert Nederlandse Taal en Cultuur aan de Universiteit Utrecht.
Verder lezen?
Bell, Michael, 1999, ‘The metaphysics of Modernism’, in: Michael Levenson (ed.), The Cambridge Companion to Modernism, Cambridge University Press, p. 9-32.
Duijn, Heleen van, 2007, ‘De Sprachskepsis voorbij. Onderzoek naar de functies van taal in Eva en To the Lighthouse’, Voortgang, jaarboek voor de neerlandistiek 25, p. 89-121.
Fenoulhet, Jane, 2019, ‘Becoming Eva: on translating as a woman’, Eva, A Novel, UCL Press, p. 1-22.
IsGeschiedenis, (z.d.), ‘Immanuel Kant en zijn visie op de werkelijkheid’, https://isgeschiedenis.nl/nieuws/immanuel-kant-en-zijn-visie-op-de-werkelijkheid
Laat een reactie achter