Geschiedenis van het Nederlands in 100 literaire werken (21) – Die gheen pluymen en can strijcken
Anthonis de Roovere (1430-1482) laat zich in zijn werk van allerlei zijden zien: als religieus man én als cynicus, als lyricus én als denker. Dat alles heel vaardig en ambachtelijk gegoten in de dichtvormen die in het Frans waren en ontstaan en die de rederijkers in de Nederlandse literatuur introduceerden. Het rondeel (preciezer gezegd: het triolet) was zo’n vorm: acht regels, waarvan de eerste, de vierde en de zevende hetzelfde waren, net als de tweede en de achtste. Vormen zoals deze werden in alle (West-)Europese talen populair en bleven dat vaak nog eeuwen.
In het Nederlands worden ze nog steeds af en toe gebruikt, zij het vooral voor zogeheten light verse. De Roovere liet zien dat je juist in die herhaling ook bitterheid kon laten klinken, al was hij ook een man vol humor: een satiricus die beide toonsoorten wist te verbinden.
Tekst
Die gheen pluymen en can strijcken,
Die en dooch ter wereldt niet.
Is hy aerm, hy en sal niet rijcken,
Die gheen pluymen weet te strijcken.
Alomme soe heeft hy t’achterkycken.
Hy wordt verschoven, waer men hem siet:
Die gheen pluymen en can strijcken,
Die en dooch ter wereldt niet.
Hertaling
Wie niet kan pluimstrijken
Deugt niet voor de wereld
Als hij arm is, wordt hij niet rijk.
Wie niet kan pluimstrijken
Heeft overal het nakijken
Hij wordt opzij geschoven waar je hem ziet:
Wie niet kan pluimstrijken
Deugt niet voor de wereld.
Over de taal
Rederijkers zoals De Roovere worden meestal tot de middelnederlandse letterkunde gerekend, maar ze stonden wat vorm en taal betreft op de drempel van de moderne tijd. Trioletten werden in het Frans weliswaar al enkele eeuwen eerder geschreven, en waren zelfs in het Nederlands al zijn aangetroffen – maar ze moeten nieuw aangevoeld hebben. Wat de taal betreft zie je nog de ‘middeleeuwse’ dubbele ontkenning (‘wie geen pluimen en kan strijken’), maar naast regels waarin alleen nog maar één ontkenning staat (‘wie geen pluimen weet te strijken’ in plaats van ‘wie geen pluimen en weet te strijken’).
Nog zo’n voorbeeld: de verschuiving van d- naar w-woorden. Mensen ergeren zich nu over taalgebruikers die ‘het boek wat’ zeggen in plaats van ‘het boek dat’, maar dat is slechts de zoveelste stap in een lange, lange ontwikkeling. De Roovere schreef nog ‘die geen pluimen kan strijken’ terwijl in het moderne Nederlands daar alleen wie correct zou zijn. Maar hij schreef in een vergelijkbare constructie al wel ‘Hy wordt verschoven waer men hem siet’.
Interessant is dat de uitdrukking die inmiddels één woord is – pluimstrijken – voor de Roovere nog uit twee woorden bestond. De spelling is daarvoor geen betrouwbare aanwijzing – spaties stonden ook op plaatsen die we nu als binnen in een woord zouden beschouwen, maar wel uit het feit dat er tussen pluimen en strijken andere woorden konden staan, maar vooral: dat de ontkenning gebeurde met geen. Dat woord ontkent een zelfstandig naamwoord (pluimen). In het moderne Nederlands ontken je het werkwoord pluimstrijken, en dat doe je met niet.
De uitdrukking is nu natuurlijk nog steeds te begrijpen, want de figuurlijke betekenis (vleien) maar wie weet klonk in De Rooveres tijd de oorspronkelijke betekenis nog mee: je streek pluimen bij iemand als je pluisjes van diens kleding wegstreek en die persoon dus eventueel zelfs ongevraagd kleine diensten bewees. (Ik kan me trouwens lastig voorstellen dat iemand nu nog bij een baas op die manier in het gevlei zou kunnen komen.)
Heel jammer is dan weer dat rijken in de betekenis ‘rijk worden’ verdwenen is – onbegrijpelijk, gegeven het feit dat zo’n woord nog altijd nodig is. Misschien drukte de gelijkluidendheid met reiken het weg – Homonymenflucht heet dat in de taalkunde, de angst voor gelijkluidende woorden, homonymen. Maar dat verklaart dan weer niet waarom reik en rijk allebei wel zijn blijven bestaan (en de laatste dan nog met uiteenlopende betekenissen als ‘in het bezit van veel geld’ en ‘bestuursgebied’).
Met dank aan Frank Willaert
Ad Foolen zegt
Homonymenflucht: Ok, maar we hebben ook een goed Nederlands begrip: Homonymievrees, zie bv. de definitie in https://www.dialectloket.be/tekst/begrippenlijst/