Eind vorig jaar publiceerde journalist en taalhistoricus Ewoud Sanders het boek Met de paplepel. Daarin geeft hij aan de hand van Nederlandstalige jeugdverhalen van 1782 tot heden een overzicht van het beeld over joden dat kinderen vanaf de kleuterleeftijd ‘met de paplepel’ ingegoten hebben gekregen.
Dat beeld is door de bank genomen niet positief. Sanders laat met zijn inventarisatie zien dat het werk van de onderzochte jeugdboekenauteurs bol staat van schokkende stereotyperingen over joden. Zo zouden ze er vreemd uitzien, vies ruiken, veel kabaal maken, raar praten en vreselijk vloeken. Het negatieve beeld dat deze beschrijvingen oproepen, wordt nog eens versterkt door woorden en uitdrukkingen waar joden in voorkomen.
In zijn nieuwste boek Het n-woord. De geschiedenis van een beladen begrip beschrijft Sanders hoe het woord neger enkele decennia geleden door witte mannen nog gezien werd als een min of meer neutrale term voor mensen met een zwarte huidskleur, maar het woord tegenwoordig door vrijwel iedereen als negatief en discriminerend wordt ervaren. Verbazingwekkend is dat niet, want het woord was lange tijd nauw verbonden met de context van slavernij.
Selecteren
Het vergt de nodige lef om als witte man een boek samen te stellen over dit gevoelige onderwerp. Sanders heeft het aangedurfd omdat hij het heeft benaderd vanuit de woordgeschiedenis. Maar hoe doe je dat? Het n-woord is eeuwenlang in gebruik geweest en miljoenen keren uitgesproken en opgeschreven. Hoe maak je daaruit een behapbare selectie die bovendien representatief is voor het beeld dat het woord in de loop van de tijd heeft opgeroepen?
Met ruim dertig jaar ervaring als woordhistoricus is dat aan Sanders wel toevertrouwd. Om te laten zien hoezeer taal, racisme en discriminatie met elkaar verbonden zijn, onderzocht hij verschillende soorten bronnen. In de eerste plaats heeft hij gekeken naar (historische) woordenboeken en naslagwerken – voornamelijk encyclopedieën – van de zeventiende eeuw tot nu. Ook de verschillende drukken van de Dikke Van Dale als het bekendste en meest gebruikte woordenboek voor ons taalgebied heeft hij voor zijn onderzoek gebruikt. Daarnaast – zo schrijft hij in het eerste hoofdstuk – heeft hij veel oude kranten geraadpleegd.
Woordgeschiedenis
Uiteraard ga ik in deze bijdrage van Neerlandistiek voor de klas niet voor niets in op de bronnen die Sanders heeft gebruikt om materiaal te verzamelen voor zijn studie over het n-woord. De meeste ervan staan namelijk niet in fysieke boekenkasten, maar liggen in de digitale bibliotheek van het internet te wachten op nieuwsgierige bezoekers, onder wie leerlingen van het voortgezet onderwijs. Voor een profielwerkstuk zouden zij deze bronnen op vergelijkbare wijze als Sanders onder de loep kunnen nemen. Het zou bijvoorbeeld interessant kunnen zijn om na te gaan welk beeld er in de loop van de tijd heeft bestaan van groepen mensen (ik noem maar een paar voorbeelden: boeren, koninginnen, feministen, arbeidsmigranten, bewoners van bepaalde landen) of woorden als Dutch (zie Gaston Dorren, De Dutch Dictionary).
Om leerlingen een helpende hand te bieden bij het vinden van (historische en moderne) woordenboeken, encyclopedieën, kranten en andere bronnen, geef ik hier een lijstje van websites die bruikbaar zijn om materiaal te verzamelen voor onderzoek naar de geschiedenis van een bepaald woord.
- Delpher: historische Nederlandse kranten, boeken en tijdschriften
- DBNL: historische Nederlandse (woorden)boeken en tijdschriften over Nederlandse letterkunde, taalkunde en cultuurgeschiedenis
- Ensie Encyclopedie: Nederlandstalige woordenboeken en encyclopedische werken
- Google Boeken: “de meest uitgebreide index ter wereld van boeken met volledige tekst”
- GTB: online historische woordenboeken Nederlands en Fries
- Etymologiebank: belangrijke etymologische publicaties op één plaats
- eWND: elektronische Woordenbank van de Nederlandse Dialecten
- Woordenbank: Woordenbank van de Nederlandse Dialecten (in Vlaanderen)
Natuurlijk ben je er nog niet als je weet welke bronnen er beschikbaar zijn. Minstens zo belangrijk is het om in die online bronnen goed te kunnen zoeken, met wildcards, jokertekens, zoekcommando’s en reguliere expressies (zie ook hier en hier). En daarna volgt de lastige maar ook bevredigende taak om uit die grote hoeveelheid aan gegevens een coherent en leesbaar verhaal te destilleren. Maar dat ligt buiten het bestek van deze bijdrage.
Klaas Krab zegt
Niets verandert zo snel als het internet, maar misschien nuttig voor die leerlingen Sanders’ boekje uit 2012: “Slimmer zoeken op internet”?
Ronaldo zegt
Het scheldwoord dat ik zelf naar mijn hoofd geslingerd kreeg was niet “neger” maar “nikker”, maar dat terzijde. Als mensen een woord beledigend vinden wil ik best een ander woord gebruiken. Vertel me maar WELK eenduidig woord. “zwarte” heeft me teveel andere betekenissen.